Recent is een lijst gepubliceerd van de meest leefbare steden in de wereld. Op 1 staat Wenen, op plek 2 en 3 staan Melbourne en Sydney. In deze blog beschrijven we de tocht van nummer twee naar nummer drie en dat is de laatste etappe van ons down under avontuur.
Vanuit Melbourne fietsen we eerst naar het zuiden, dan naar het oosten - vaak over oude spoorwegtrajecten - door de regio Gippsland. Daarna fietsen we New South Wales binnen en volgen we de kustlijn naar het noorden met iedere dag flink wat hoogtemeters zonder ooit echt op hoogte te komen: een boel “op en af” dus. Op het eind wacht ons Sydney; we hebben dan in totaal 3 maanden en 7.000 kilometer door Australië gefietst en tijd om op zoek te gaan naar het 28e land op onze worldbybike tour.
In tegenstelling tot de outback in Australië is de keuze reuze wat betreft het kiezen van een route uit Melbourne en dat leidt direct tot keuzestress als we ’s ochtends de deur van het Airbnb-appartement in hartje centrum achter ons dichttrekken. Pakken we deze of de andere brug over Yarra River, wel of niet over het F1 parcours van Albert Park, fietsen we door het leuke wijkje St. Kilda of gaan we langs de St. Kilda kust? Bovendien is er in beperkte mate enige tijdsstress: 85 kilometer verderop willen we de ferry naar Philip Island nemen. De ferry gaat twee keer per dag en al vanmiddag om 14.35 uur voor de tweede en dus laatste keer. Dat is te doen ware het niet dat we waarschijnlijk 85 kilometer lang tegenwind zullen hebben. Maar we zijn vroeg vertrokken en genieten al snel van het voortreffelijke fietspad (Bay Trail) langs de kust van Port Philip.
Uit Melbourne fietsen via de Bay Trail
Ter hoogte van Frankston steken we het schiereiland over en volgen allemaal verschillende fietspaden zoals de Long Beach Trail, Peninsula Link Trail en de Western Port Bay Trail. Het is een heerlijk dagje fietsen en ruim op tijd arriveren we bij de winderige pier voor de veerboot. Er is gelukkig een koffietentje en we drinken er een cappuccino. De dame achter de toonbank maakt ons nog even bang door ons mee te delen dat het veer niet vaart bij slecht weer, met name bij te harde wind. We checken internet en het klopt: bij teveel wind wordt niet gevaren. We kijken naar buiten en checken de zee en zien de schuimende koppen van de door wind voortgestuwde drieste golven. Oeps…
Op een gegeven moment zien we een handvol mensen de pier oplopen. We fietsen er achteraan en zijn heel blij als we inderdaad een kleine catamaran over die schuimende hoge golven aan zien komen varen. Het wordt inderdaad best een onstuimig tochtje en het krijgt een onaangenaam karakter als bij de eerste halte, French Island - waar alle (naar schatting 10 ‘locals’) medepassagiers uitstappen - er een leger muggen naar binnen vliegt. De rest van de overtocht wordt gedomineerd door een waar gevecht tussen tientallen bloeddorstige, geniepige en kleding doorborende muggen versus het moordzuchtige hearttobeat duo: laten we zeggen dat we uiteindelijk heel blij zijn als we van boord kunnen.
In het havendorp van Philip Island heerst een gezellig sfeer. Het zonnetje schijnt en er zijn relatief veel mensen op straat. Philip Island blijkt een toeristische trekpleister, volgens internet mede dankzij de ‘Pinguïn Parade’: ’s avonds komen aan de oostkant van het eiland pinguïns aan land. Om het te aanschouwen kunnen mensen een kaartje kopen en samen met een duizendtal andere toeristen op een tribune plaatsnemen om een glimp op te vangen van een pinguïn in het donker. Dat spektakel, of eigenlijk gebrek aan spektakel, laten wij aan ons voorbij gaan. Wij fietsen een eindje over het eiland en zien met groot genoegen weer een koala in de boom zitten. Leuk, hartstikke leuk! Nog geen 100 meter verderop fietsen we langs een ingang met een groot bord: ‘Koala Reserve’. Aha die ene woont hier dus in een soort verzorgingshuis. We fietsen de brug over en het eiland af tot het dorpje San Remo op het vasteland. Dit, absoluut niet-Italiaans maar overigens best aardig dorpje, ligt dus net niet meer op Philip Island en biedt flink goedkopere overnachtingsmogelijkheden (grappig hoe een 300 meter lange brug de tarieven met zeker 30% laat zakken). De kilometerteller is inmiddels over de 100 gegaan, het wordt kouder en de wind blijft ons geselen en na enig overleg kiezen voor de makkelijke weg: we overnachten hier in een motel met een afhaalpizza als avondeten.
Bass Coast Rail Trail
Een paar kilometer buiten San Remo begint wederom een fietspad. De Bass Coast Rail Trail van 23 kilometer door de heuvels naar de kust. Hartstikke mooi fietsen: golvende weilanden met opvallend veel (Friese) melkkoeien, schaapjes en kangoeroes, een boel konijntjes en een (waarschijnlijk verwende) vos op het pad en boven ons het gekras van magpies (eksters), kaketoes, parkieten en papegaaien in felle kleuren. Na het fietspad moeten we helaas iets van 45 kilometer over de normale weg tegen de wind in stampen om aan te sluiten op een volgend fietspad: de Great Southern Rail Trail.. Dit pad fietst zo lekker weg en is zo afwisselend, dat we alle bedachte stopplekken negeren en na 50 km op dit voormalige spoorweggetje in dorpje Toora de tent opzetten. Het enige nadeel van dit lange doorfietsen is, dat er de volgende dag nog maar 10 kilometer resteert op deze mooie Great Southern Rail Trail. We vinden nog een kort spoorpaadje van minder dan 10 km op de weg naar het dorp Yarram, waar we koffiedrinken en de verleiding niet kunnen weerstaan om een scone te proberen. Het blijkt een wat smaakloos compact wit broodje en er wordt een cupje vijgenjam en slagroom bij geserveerd, wat het geheel niet heel veel beter maakt. Dit komt niet op ons delicatesse lijstje te staan.
Great Southern Rail Trail
Na Yarram fietsen we over een rustige weg die grotendeel door state parks leidt. Borden langs de weg waarschuwen herhaaldelijk voor de wilde dieren die kunnen oversteken. We zien er velen die de overkant niet hebben gehaald. Heel veel kangoeroes in vaak vergaande staat van ontbinding en met een walgelijke wolk van geur erom heen en enkele van het gas opgeblazen wombats, die zonder enige uitzondering op hun rug liggen. Het enige levende beestje is de echidna (grote egel) die zich, nadat hij ons hoort naderen, probeert in te graven langs de kant van de weg. In de hoop dat we dat schattige neusje nog even kunnen zien, blijven we even staan kijken en worden direct gevonden door die oh zo ellendige muggen. Gauw verder, gauw naar Sale, een stadje dat ondanks de naam niet te koop is en ook geen grootse uitverkoop houdt. Het is zondag en de winkels zijn allemaal dicht. Op de supermarkt na dan gelukkig. In de supermarkt krijgen we het, zoals al zo vaak hier in Victoria na het fietsen, echt erg koud: de combinatie van open koelvitrines en totaal vermoeide fietsers is ook dit keer geen gelukkige. Als we rillend weer naar buiten komen, zien we ook nog eens donkere wolken naderen. We besluiten naar een motel te fietsen om te informeren of er een kamer is. Die is er maar voor ons te kostbaar. De lieve dame ziet onze teleurstelling en ze gooit de prijs twee keer flink verder omlaag en upgrade ook nog eens de kamer. Het resultaat: een geweldig appartement/studio met superkeuken en…. Netflix! Het is nog steeds iets boven ons dagbudget maar we zakken door onze trillende knieën, zwichten en ploffen even later op onze bank en kijken een filmpje met het bord op schoot voordat vrij vroeg figuurlijk het licht uitgaat. Weer een dag ver gefietst, weer een dag met kou en tegenwind, weer een dag heerlijk genoten!
Na Sale willen we een wat kortere etappe doen en genieten in de ochtend extra lang van de heerlijke studio en checken pas om 11 uur uit. We hopen - de weersvoorspellingen beloven ons dat al een paar dagen - op een zuchtje wind in de rug. Helaas blijkt die hoop ijdel, is de voorspelling wederom niet betrouwbaar en blaast de wind ons weer van voortegen de oren. De kortste route blijkt een drukke en best gevaarlijke snelweg, met de mooie naam de Princess Highway, te zijn en daar houden we niet zo van. We grappen dat deze Princess haar ‘sholders’ (engels voor vluchtstrookje) wat beter moet ontdoen van roos: het ligt vol met losse kiezel, glas, takken en andere rotzooi. Het dwingt ons vaak om op de rijbaan te fietsen en dat is niet echt veilig. Bovendien horen wij het verkeer door de harde wind van achteren niet aankomen, wat soms tot schrikreacties leidt als weer een haastige onbenul ons passeert met één of twee decimeter tussenruimte. We zien op de kaart dat we na 15 kilometer kunnen afslaan naar een C weg. Dat maakt de route van vandaag wel weer 12 kilometer langer, maar alles beter dan dit deel van de snelweg vanaf Sale. We eindigen de dag in Bairnsdale, een stadje van relatief best redelijke omvang en het eerste wat we tegenkomen is een Visitors Center. We hebben in onze routeapp een fietspad staan dat in Bairnsdale begint, maar kunnen er verder weinig informatie over vinden. Bestaat het fietspad? Jazeker en er is zelfs een brochure voor gemaakt: de East Gippsland Rail Trail en die is maar liefst bijna 100 kilometer lang. Het ziet er top uit en we verheugen ons alweer op de volgende etappe.
Job
Op de camping worden we aangesproken door Job. Job was 17 toen hij in 1956 uit Noordwijk moest vertrekken om zich met zijn moeder, broers en zussen bij zijn vader te voegen die al maanden eerder de boot had genomen. Na de boottocht van zes weken zette hij voet aan wal en begon hij, dankzij het ‘voorwerk’ van zijn vader, meteen de volgende dag met werken. De eerste twee jaar lang woonde hij samen met 18 mensen, zijn familie en de familie van zijn oom en tante, in een klein huisje bij Melbourne. Maar ja, beter dan de opvangkampen waar de meeste Nederlands emigranten terecht kwamen. Job durfde nooit terug naar Nederland, omdat hij altijd heimwee heeft gehad naar zijn vaderland en bang was dat hij nooit meer wilde terugreizen naar Australië, waar hij inmiddels met hard werken in de bloementeelt een goed bestaan had opgebouwd. Toen zijn vrouw ongeneeslijk ziek werd zijn ze toch gegaan maar helaas vervroegd moeten terugkeren vanwege de gezondheidstoestand van zijn vrouw. “We hebben er nog wel samen in Nederland gefietst”, voegt Job toe. Zeven weken na terugkomst is ze gestorven. We praten nog verder met Job en maken kennis met Nel, zijn tweede (Nederlandse) vrouw die in die tijd ook haar man was verloren. Job is inmiddels 81 jaar en weet nog steeds niet of hij blij moet zijn met de emigratie naar Australië, zijn herinneringen als 17-jarige aan het Noordwijker strand zijn nog steeds intens, “en aan de mooie meisjes daar” schimpscheut hij, wat hem een prachtige verwijtende blik en een por van Nel oplevert.
Het levensverhaal dat we Job horen is uniek, maar staat ook niet alleen. Onderweg ontmoeten we opvallend vaak Nederlandse emigranten die in de jaren 50 het moederland achter hebben gelaten. In Melbourne hebben we op een brug vol met immigranten-statistieken gezien dat er in de staat Victoria 267.000 Nederlanders wonen, veel nog van geboorte. Het verhaal van Job, van anderen en van onze eigen tante Ria / aunt Mary uit Perth, doet ons elke weer realiseren hoe zwaar het was voor deze Nederlanders om alles achter te laten en op een oude boot zes weken te varen en hier in Australië terecht te komen (vaak dus eerst in een opvangkamp), te aarden, te werken, een bestaan op te bouwen. Veel families zijn in die moeilijke tijd na de Tweede Wereldoorlog uit elkaar gerukt door ‘(achter)blijvers’, ‘vertrekkers/emigranten’, ‘terugkeerders/remigranten’ en ‘navolgers’. In Australië werden ze als buitenlanders gezien, gediscrimineerd en - als nieuwe, goedkope arbeidskrachten - gewantrouwd door de al aanwezige ‘Engelse’ bevolking. Maar de meeste Nederlanders wisten snel en goed te assimileren: “het was aanpassen of opkrassen”.
De East Gippsland Rail Trail is een 98 km lang fietspad en we vieren vandaag dat we op dit avontuur de grens passeren van 25.000 kilometer. Onder het mom van “heb plezier met wc papier” leggen we de papieren (of zilveren?) cijfers op de grond en strooien er snel grind over heen voordat ze wegwaaien. Gelukkig hebben we het fietspad voor onszelf en hebben we alle tijd om een selfie met zelfontspanner te maken. Midden op het fietspad stenen stapelen, tripod erop, instellen en (terug)rennen: na een half uur ‘geklooi’ met papier en op-en-neer gesprint, hebben we een bevredigend resultaat.
East Gippsland Rail Trail
We maken ook veel foto’s en filmpjes van de oude houten spoorbruggen. Ze zijn door de jaren heen flink verweerd en verouderd en al lang zeker niet meer betrouwbaar, maar de skeletten zien er nog steeds indrukwekkend uit. De laatste brug is bij een ‘bush fire’ in 2011 helaas in vlammen opgegaan en ter plekke is een foto te zien van de brandende brug. We worden door het info-bord aangespoord om op zoek te gaan naar nog resterende klinknagels en dergelijke, maar we zijn te moe om aan deze souvenirjacht/opruimactie gehoor te geven.
We slapen gelukkig opnieuw weer in de tent in Orbost. De camping heeft een soort van overdekte bbq ruimte en daar kunnen we redelijk beschut koken, op ons eigen stoofje weliswaar. We hebben al een paar keer gezien dat er asperges zijn. Weliswaar zijn het de groene, maar die zijn ook lekker. We koken pasta en maken een saus van room, parmaham, parmezaanse kaas en groene asperges. We hebben voor ons tweeën veel te veel gekookt, maar als hongerige fietsers eten we natuurlijk alles op (en hebben eigenlijk nog behoefte naar meer calorieën).
Roelie blijft ’s ochtends oneindig lang in de wc. Harry gaat uiteindelijk verontrust op zoek en dan komt ze net naar buiten samen met een dame met opnieuw Nederlandse roots. Niets aan de hand, gewoon weer een kletspraatje. De dame is 67 jaar geleden naar Melbourne gekomen en werkte bij een slager. Op vrijdag bracht ze vleespakketten rond en de afnemers? Ja ja, natuurlijk alleen Nederlandse immigranten. De ronde deed ze op de fiets en was zo’n 75 kilometer lang. Ze weet wat het is om te fietsen met bagage en ze wenst ons een geweldige voortzetting van onze reis.
De volgende moeten we opnieuw de Princess Highway op. De keuze is namelijk nu niet meer zo reuze. Het is of het binnenland in richting de hoofdstad Canberra of de kust (maar helaas niet de kustlijn) blijven volgen en deze snelweg op. We doen dat laatste en zijn blij verrast dat er nu eigenlijk weinig verkeer op de snelweg is en dat de weg gewoonweg mooi is: veel hoogtemeters, veel bochten, veel bos en helaas weinig pauzeplekken. De enige pauzeplek is het hotel Bellbird, dat duidelijk zijn beste tijd heeft gehad en nu in de verkoop staat. De bar dame en tevens eigenaresse is ook van vergevorderde leeftijd en wij hopen voor haar dat ze nog een leuk pensioentje kan trekken uit de verkoop. Toevallig of niet: zo’n beetje vanaf hotel Bellbird horen overal om ons heen en de hele dag lang een bijzondere en voor onze nieuwe, vrij eentonige “ringing-bell-like-call” van een vogel: inderdaad de Bellbird. Terwijl ze haar kruiswoordpuzzel boekje er weer bij pakt, doet de bar dame alsof ze verstand van heeft van het weer. Er is regen voorspeld, maar ze is er vrij zeker van dat het vandaag droog blijft, “ja ja zeker tot Cann River”. Vol goede hoop gaan we naar buiten waar de eerste druppen naar beneden vallen. The art of telling exactly what people want to hear, of zoiets.
Terwijl het bij druppen blijft zien we al wel dat slechter weer op komst is. Als we het gehucht Cann River bereiken zien we achter en boven ons dat we geluk hebben gehad en dat een motel opnieuw een goed idee is. Er is wel een kampeerterrein, gratis bovendien, maar die is zonder douche, warm water, drinkwater en zonder kampkeuken waar we kunnen schuilen voor het voorspelde en naderende ongein van boven. We checken dus alweer in bij een motel met in ons achterhoofd dat we misschien wel twee nachten moeten blijven want de weersverwachting voor morgen ziet er echt belabberd uit: storm, onweer, hagelbuien en kou. We boeken dus een extra nachtje bij als ’s ochtends deze snert-verwachting nog steeds wordt afgegeven. Zo geschiedt en zo wordt het ook: wat een snert-dag en wat lekker om dan een dak boven je hoofd te hebben waar je een kop koffie of thee kan zetten en de kamer kunt verwarmen. We mogen niet koken in de kamer en misschien is dat niet zo erg als we het zeer beperkte maar loei-dure assortiment van de plaatselijke general store bekijken. Het motel biedt ‘voor weinig’ maaltijden aan en we bestellen ‘homemade’ lasagne, die op z’n Australisch wordt geserveerd alsof het een lapje vlees is en daarom worden er frietjes, groente en salade bij geserveerd. Een temperamentvolle Italiaan zou er misschien van uit z’n plaat gaan, maar wij fietsers zijn niet zo kritisch, hebben altijd honger en smullen ervan.
Op een snert-dag volgt een perfecte prille lentedag: volop zon, nog wel een beetje fris en windstil, althans zo begint de dag, zo rond het middaguur gaat er - tegen de voorspellingen in - een stevige wind waaien uit de compleet verkeerde hoek: tegenwind. We zijn dan net de grens over van Victoria naar New South Wales. Het maakt de etappe van 110 kilometer en 1300 hoogtemeters er niet makkelijker op, maar het blijft een mooie dag. Zo’n 40 kilometer voor het doel van de dag, het kuststadje Eden, parkeert er een auto met vouwwagen in de berm en worden we opgewacht door twee mensen. Het zijn de buren op de camping van Toora van enkele dagen terug. Hij, Simon, 69 lentes jong, is van Nederlandse komaf, spreekt zeer Beschaafd Algemeen Engels, maar was ook pas twee toen hij naar Australië kwam. Zij is Liz en samen met hun brave hond wonen ze nu in Melbourne. We kletsen wat, nemen afscheid en voorspellen dat we elkaar later vandaag opnieuw zullen treffen op een camping in Eden. Eden heeft er drie, maar natuurlijk treffen we elkaar die avond op hetzelfde caravanpark.
Simon en Liz
Eden is bekend om het walvis spotten, de beste maanden daarvoor zijn september tot en met november. Dat wisten we niet, maar op de regendag in Cann River hadden we tijd om wat te lezen en nu weten we het wel. Bij het Visitors Center vragen we waar, wanneer en hoe we walvissen kunnen zien. Rondom Eden zijn meerdere lookouts van waar ze te zien zijn en dat kan gedurende de hele dag. De weg naar de belangrijkste lookout is steil omhoog, waarschuwt de dame achter de toonbank ons. Tja we krijgen het alweer koud en het vooruitzicht van een mogelijke lange zit op een winderige hoek verliest het van het verlangen naar een warme douche. We besluiten dat we best een extra dagje kunnen uittrekken voor walvis-spotten en we besluiten twee nachten te blijven. Dat worden er drie want die walvis-spot-dag is een heerlijke dag. We wandelen langs een meer vol zwarte zwanen en andere vogels, we wandelen langs het strand en door het dorp en ploffen neer op meerdere uitzichtpunten en zien inderdaad verschillende walvissen al zijn ze dan wel wat ver weg voor onze iPhone camera’s, met het blote oog zijn ze goed te zien én imponerend. Zo’n dag willen we nog een keer meemaken en we hebben de tijd: we fietsen liever 100 km per dag dan halve etappe van 50 km; dus nog vijf etappes tot aan Sydney, rekenen we uit. Voordat we op die extra dag opnieuw gaan walvis spotten gaan we eerst de onderlinge competitie aan op de tafeltennistafel en het tennisveld. De oneindig galante Harry zorgt ervoor dat zijn vrouw zich onoverwinnelijk voelt door met 3-0 het tafeltennis festijn af te sluiten en met 3-2 van de tennisbaan te stappen. Hij liet haar winnen natuurlijk en/of/anders is het gat in zijn schoen schuld. Anyway, een heerlijke dag!
Boven Eden liggen twee best aardige dorpen: Pembula en Merimbula en die zijn verbonden met een fietspad. Dat is fijn want dat betekent dat we even minder hoeven op te letten voor het langsrazende verkeer op de Princess Highway. Later op de dag fietsen we op een rustige weg door het Mimosa Rocks National Park. Af en toe staat er een wallaby in de berm die verschrikt wegspringt als we geruisloos aan komen fietsen. Zo’n 10 kilometer voor Bergamui, het doel van vandaag, verlaten we het bos en krijgen we weer zicht op de kust. Direct valt ons oog op de flapperende staarten van een walvis met jong. Bij de ‘Blue Pool’ in Bergamui zien we nog meer walvissen en ze zwemmen nu best dicht bij de kust. De Blue Pool zelf is een betonnen bak die zich vult met zeewater zoals die overigens op vele plekken langs de kust van New South Wales te vinden zijn.
Wallaga Lake
Bijzondere brievenbussen tref je overal aan in Australia
De geplande etappes van 100 kilometer richting Sydney, vallen ons toch zwaarder dan gedacht. Zeker ook doordat het ook soms een beetje saai is. We gaan heuvel op en af en op en af en overal staan dezelfde bomen. We fietsen lange stukken over de Princess Highway omdat alternatieven niet bestaan. De vluchtstrook wordt niet geveegd en ligt ook hier vol met takken, steentjes en opmerkelijk veel glas. We zien ook weer veel stukken autoband met geniepig ijzerdraad zoals we die kennen uit de USA en waar we daarom menig keer een band hebben moeten plakken; we proberen ze zoveel mogelijk te omzeilen. Soms ontbreekt de vluchtstrook geheel en ook al is het hier niet heel erg druk met verkeer, het blijft constant opletten en in de spiegel kijken: het gemotoriseerde verkeer mag ons met 100 km/u inhalen en heeft meestal geen zin om in te houden als de ruimte door ons in combinatie met een tegenligger eventjes wordt beperkt. We zijn daarom weer heel blij met het fietspad van Narooma naar Dalmeny en stoppen regelmatig om foto’s te maken van de mooie kust. Voordat we terug de Princess Highway opdraaien schiet er een flinke leguaan van zeker anderhalve meter over het fietspad die wordt aangevallen door een magpie. De leguaan rent een boom op en de magpie wordt nog feller, waarschijnlijk zit zijn nest in dezelfde boom. Het is een schouwspel dat ons zeker een half uur staande houdt en wat maar niet spannender wordt dan dat er een leguaan aan de boom hangt en een magpie die veel krijst, met takjes gooit en geregeld een aanval doet. Die aanvallen kennen we inmiddels zelf ook goed en we gunnen het de leguaan om het nest van de magpie te roven. Oh dat is echt niet lief! Nou, de magpies zijn ook niet lief hoor, althans de mannetjes, althans minder dan de helft van de mannetjes, althans tijdens de lente...
Roelie fietst als een oude krant want haar kuiten protesteren nog van het wandelen en tennissen in Eden. Op een gegeven moment geeft ze (zoals het ‘heurt’) het materiaal de schuld. Er is iets met het achterwiel en ze heeft geen idee wat. Desalniettemin dient ze een klacht in over het achterwiel bij de directie van Heart to Beat, zijnde Harry. Schreeuwend (ze ligt flink achter) roept ze dat er iets mis is. Harry bekijkt de achterband en trekt er meteen twee stukjes ijzerdraad uit. ‘Je hebt een lekke band’. Dat is lang geleden! Blijkbaar is het gevoel van een langzaam leeglopende band te lang geleden voor herkenning. Het vervangen van een binnenbandje zijn we gelukkig nog niet vergeten, dat gaat soepel en kunnen we weer snel verder.
Met nog zo’n 20 kilometer te gaan naar de beoogde kampeerplek komen we aan in het stadje Moruya. Zoekend naar het visitors center om nog wat meer info te krijgen over mogelijke fietspaden, spreekt een dame ons aan. Er is geen visitors center, maar er is inderdaad wel een fietspad even verderop bij het vliegveld “en dan naar links”. Maar het is al best laat, half vijf, we moeten nog boodschappen doen en we zijn moe. We besluiten in Moruya op het caravanpark te overnachten en het fietspad van vermoedelijk in totaal 35 km naar Batemans Bay voor morgen te bewaren.
De volgende dag zien we bij het vliegveld geen fietspad op links. Even na het vliegveld slaan we een weg in naar rechts in de veronderstelling dat de dame misschien links en rechts door elkaar heeft gehaald. Dat kan de beste overkomen, weten we uit ervaring, want Roelie haalt ze ook vaak door elkaar. Harry’s aanwijzing dat links is waar de duim rechts zit, helpt haar niet zo goed. We komen op een mooi pad uit maar na vijf kilometer is het helaas voorbij. In het dorpje Broullee ligt er nog wel een fiets-/wandelpad langs de weg maar als ook dat stopt, begint er een kleine teleurstelling op te komen. Tot aan Batemans Bay is er geen fietspad meer en loopt de route over een brede weg, weliswaar geen highway, maar ook hier mag het andere verkeer 100 km/u rijden. Het is nogal een deceptie omdat we de rest van de dag ook weer over die (#*@!)) Princess Highway moeten… We zien echter nog een mogelijkheid op kaart staan: de oude highway. De route is iets langer met iets meer hoogtemeters, maar als we een beetje ‘rondsneupen’ op internet lijkt het wel alsof er geen fietser is die zich erop waagt. Hmmm, de vraag is dan of wij gaan pionieren. We vragen het na bij de bezinepomp die ongeveer bij de afsplitsing ligt en de mensen weten ons te vertellen dat het een onverharde weg is, die veel langer is en die we echt niet moeten proberen. Ok dan, dan maar op de Princess Highway verder op naar Ulladulla, ons dagdoel.
Leuk (maar helaas ook kort) begin van onze tocht na het vliegveld van Moruya
Rustig wachtende pelikanen achter de keuken het visrestaurant in Batemans Bay
Op de camping van Ulladulla kijken we verbaasd omhoog als we apengeluiden horen. Ze hebben toch geen apen in Australië? We vinden de herkomst van de herrie en spotten drie dikke fluffy kookaburra’s in de boom. Die hebben we pas één keer eerder gezien op grote afstand in South Australia. Eerder vandaag zien we de eerste possum, het (in onze ogen) schattige wasbeerachtige beestje dat veel Australiërs beschouwen als ongedierte, als een soort rat. Die possum was alleen niet meer in leven en slachtoffer na een verkeersongeval.
De volgende dag staat er ons opnieuw een lange zware tocht voor de boeg en we beginnen een half uurtje eerder. We willen Kiama halen en daar hebben we afgesproken met de Amerikaanse Scott. We hebben hem in Noord-Thailand ontmoet en toen fietsten we in tegengestelde richting. Sindsdien hebben we contact gehouden en afgesproken om op dezelfde plek te stoppen zodat we wat langer kunnen kletsen. Die plek is Kiama en dat is met 113 km en meer dan 1090 hoogtemeters veruit de zwaarste etappe van de 5 dagen naar Sydney. Scott is er al als we aankomen en het is al na tienen als we ’s avonds welterusten zeggen.
'Hang Loose' met Scott, waarmee we een klein maar belachelijk duur (AUS$ 66) plekje deelden
We delen een (belachelijk duur) kampeerplekje met Scott en als we de volgende ochtend de tent afbreken, komt hij ook al snel naar buiten en kletsen we weer rustig verder waar we gebleven waren. We zitten daardoor iets later dan normaal op het zadel en Scott zwaait ons uit en registreert onze eerste klim (net als onze aankomst) met zijn camera. Het eerste deel van onze dagetappe is een fietsroute naar Wollongong. De Warmshowers host waar Scott de vorige dag heeft overnacht heeft die voor hem samengesteld. Het enige wat wij hoeven te doen is die om te draaien, maar daar heeft onze route-app wat moeite mee: oké dan lezen we de route wel in omgekeerde richting. Maar blijkbaar volgen we die omgekeerde route met iets teveel enthousiasme en belanden we bijna tot de voordeur van de voor ons volkomen onbekende host. We herstellen ons en fietsen over de “fietspaden” terug naar de kust. Het zijn geen echte fietspaden maar trottoirs die continu onderbroken worden door zijwegen, op- en uitritten en andere ongein; nergens hebben we voorrang. Best irritant fietsen en Harry heeft er flink de pest in. We proberen onszelf weer te motiveren bij een koffietentje aan de boulevard van Wollongong. Dat is ook een uitgelezen moment om ons verder te oriënteren op de rest van de route van vandaag. Doel van de dag is Bundeena maar dat is nog erg ver en heel veel hoogtemeters. We komen er vervolgens achter dat de camping van Bundeena dicht is in het huidige laagseizoen en dat is reden genoeg om Bundeena als einddoel te verwerpen. Iets dichterbij, in het national park ligt een kampeerterrein maar daar is geen water en het is niet duidelijk of we daar op de fiets bij kunnen komen. Het lijkt bestemd voor hikers en ook deze optie wordt verworpen. Nog iets dichterbij in Stanwell Park woont een warmshowers host. We bellen hem op en krijgen te horen dat hij vrienden op bezoek heeft en ons helaas niet kan hosten. Hij adviseert ons naar de camping in Coledale te gaan en dat komt ons eigenlijk wel goed uit want dat is nog maar 20 kilometer verderop en dus wordt het een relatief makkelijk dagje vandaag (oftewel nog een pittig dagje morgen).
Ontbijt met een view op de camping in Coledale
Langzaamaan is het weer omgeslagen. De kou hebben we ver achter ons gelaten in Victoria en inmiddels is de temperatuur dermate gestegen dat de vliegen terug van weggeweest zijn. Ook hier aan de oostkust blijken het enorm irritante rotbeesten. Ze vliegen enige tijd voor je hoofd en zoeken naar de beste plek om aan te vallen. Wat zal het worden, ogen, mond, neus of oren? De temperatuur is niet alleen hoog, maar het is ook een stuk vochtiger, de wind trekt aan en de bewolking neemt toe. Af en toe valt er een drup regen. Maar we laten ons niet ontmoedigen want na Coledale krijgen we een hoop moois voor de kiezen: de Sea Cliff Bridge is een weg die om de rots heen is gebouwd. Het is jammer dat we aan de linkerkant, de rotskant moeten fietsen, wat het zicht iets beperkt maar nog steeds zeer mooi is.
Niet veel later mogen we de Bald Hill op fietsen, een best lange en steile (tussen de 10 en 14 %) klim met een waanzinnig mooi uitzicht op de kust en de Sea Cliff Bridge die dan alweer ver achter en beneden ons ligt. Al snel hebben we door dat de weg populair is bij fietsers (en motorrijders). We komen heel veel racefietsers tegen en we worden door een paar ingehaald.
Sea Cliff Bridge
Terugblik op de Sea Cliff Bridge vanaf Bald Hill
Lekkere afdaling door het woud van het Royal National Park
Na de top van de Bald Hill kronkelt de weg door een prachtig oud Royal National Park met een kronkelende goede asfaltweg door een dicht regenwoud. Tegen 11 uur bereiken we Bundeena, het dorpje waar we eigenlijk gisteren hadden willen aankomen. Harry krijgt een telefoontje binnen van een onbekend nummer en neemt op. De man aan de lijn stelt zich voor als Nolan en goede vriend van Bruce & Cathy; hij wil ons graag ontmoeten in Bundeena. Bruce & Cathy, woonachtig in Sydney, hebben wij 4 keer ontmoet in de outback en hebben ons keer op keer verrast met gastvrijheid, goede adviezen, hulp en onderlinge… ja hoe kunnen we dit duiden: fietsers-liefde? Bruce heeft dankzij onze tracker gezien dat we vlakbij Bundeena zijn en snel (vanuit Albany en zuiden van Perth) zijn vriend Nolan gebeld dat wij onderweg zijn naar zijn dorp. Een paar minuten later zitten we met hem aan de koffie. Hij nodigt ons uit om hem te blijven overnachten en dat aanbod komt als een zegen. We wilden proberen om door te fietsen naar Henry in noord Sydney maar wisten eigenlijk al dat niet zouden halen en het alternatieve doel van een caravanpark in het zuiden van de metropool was niet echt aantrekkelijk (duur en geen goede reviews).
Nolan is een praatgrage, interessante, wereldburger met roots in Whales. Hij heeft als expat over de hele wereld gewerkt en gewoond, ook even in Rotterdam. Bij deze enthousiaste man, met het hart op de juiste plaats en gezegend met een goed stel hersens, voelen wij ons meteen thuis. Hij is een gestopte IT project- en interimmanager en woont in een groot huis dat hij via airbnb aanbiedt. In dat grote huis ontmoeten wij zijn zoon Morgan en de Maleisische Daniel, die tijdelijk bij hem woont. We kletsen met Nolan alsof we elkaar al jaren kennen en met de muzikale begeleiding van Bruce Hornsby's 'The way it is' nemen afscheid in de hoop elkaar ergens ooit opnieuw te ontmoeten.
Nolan
Vanaf Bundeena vertrekt een veerbootje naar de wijk Cronulla in het zuiden van Sydney. Van daaruit fietsen we naar de City over fietspaden, over rustige wegen en soms over het trottoir als de weg drukker is. Het is een geweldig mooie dag met zo’n 25 graden, bijna geen wind en volop zon. We komen in de schaduw en de koelte van de wolkenkrabbers van het CBD terecht en fietsen terug de zon in aan de voet van het iconische Sydney Opera House. Klaarblijkelijk vinden meer mensen het een prachtige dag want het is ongelooflijk druk op het plein. We zoeken een plekje met zicht op de Harbour Bridge en de Opera House en halen een biertje bij de Opera Bar om te vieren dat we in Sydney zijn aangekomen.
Naast het zicht op de opera en de brug kijken we naar alle poserende toeristen. De Aziatische zijn het leukst. Die hebben de beste poses, bizarste outfits, dikste make-up en één meisje speelt een kort deuntje af en gaat daarop fanatiek dansen, terwijl haar vriendin haar filmt. Wat daar nou zo leuk aan is? Nou ja vaak wordt direct daarna het resultaat bekeken en valt de foto (of het filmpje) tegen en dan doen ze het nog een keer, en soms nog een keer. Het is erg vermakelijk en we blijven een dik uur plakken totdat we erop worden aangesproken dat het niet toegestaan is om daar met onze fiets te zitten. We pakken de veerboot naar de wijk Manly en bellen aan bij Bas, de broer van Roelie’s vriendin Adrianne. Hij en zijn vriendin Karin wonen nu 14 jaar in Manly en hebben inmiddels drie kinderen Izzy, Kiki en Fin. Ze zijn toevallig thuis en we overvallen hun gigantisch met een bezoek maar dat lijkt geen enkel probleem. De ‘no worries’-cultuur ten top. Daarna is het nog een klein stukje fietsen naar de wijk Wheeler Heights waar Henry woont.
Fast ferry naar Manly
Karin, Bas, Kiki en een vriendinnetje van Kiki
Twee maanden geleden hebben we Henry ontmoet bij Kunanurra en ook al fietsten we over het algemeen niet samen als groepje, we stopten altijd op dezelfde plekken voor een pauze en om te overnachten. In die tien dagen tijd is toen een warme vriendschap ontstaan en het weerzien is geweldig. Eindelijk ontmoeten we zijn vrouw Heide, zoon Oliver en dochter Jennifer waar we al veel over gehoord hebben. We blijven een paar dagen bij Henry logeren voordat we naar Auckland, New Zeeland vliegen. We worden enorm in de watten gelegd en genieten enorm van deze fijne mensen en hun geweldige huis, dat 's morgens en 's avonds bezocht wordt door allerlei prachtige dieren. Zo hebben we dankzij het grote balkon van Henry en Heide, op de valreep toch nog een boel possum's en een paar bush turkey's gezien.
Australië wordt toegevoegd aan het rijtje favoriete landen op deze wereldfietsreis vanwege de mooie mensen die we hebben ontmoet en de mogelijkheid om met ze te communiceren. Dat hebben we in veel andere landen wel gemist en herinnert ons eraan dat we meer tijd moeten stoppen in onze Spaanse Duolingo lessen ter voorbereiding op zuid Amerika. Australië betekent daarnaast indrukwekkende natuur met veel bijzondere wilde dieren waarbij de vogels ons waarschijnlijk het meest zullen bijblijven, gewoonweg omdat ze ons de hele tocht hebben vergezeld: de stille machtige roofvogels, de krijsende kaketoes, de ongelooflijk kleurrijke papegaaien en parkieten en natuurlijk de aanvallende magpies. Die andere gevleugelden, die vliegen, willen we zo snel mogelijk vergeten.
Opnieuw krijgen we er onnoemlijk veel waardevolle herinneringen bij om te koesteren en op te slaan in de grijze cellen. Gelukkig houden we een blog bij...