Het is in Tbilisi (Georgië) een hoop gehannes om de fietsen het vliegtuig in te krijgen. Zeker omdat we goedkope tickets hebben aangeschaft die toestaan om per persoon 30 kilo bagage in te checken en 10 kilo handbagage mee te nemen in de standaardmaat handbagage-tas. We denken dat onze totale bagage inclusief fietsen net onder de 80 kilogram is, maar om het in deze verdeling (30+30+10+10) op te delen vergt een hoop gepuzzel en vooral heel veel op de weegschaal staan met dozen, tassen en spullen. Met wat kunst- en vliegwerk (pedalen, bagagerekken en gereedschap bijvoorbeeld in handbagage) is het uiteindelijk gelukt.
Via een nachtje in Sharjah, één van de Verenigde Emiraten, komen we in Kathmandu aan. We zijn nog even bang dat de handbagage-tas met de pedalen niet door de beveiligingscontrole komt: de beveiligingsambtenaar wil al die ijzeren voorwerpen niet accepteren. Hij is zich er echter ook van bewust dat we de spullen nodig hebben om te fietsen en dat de Georgische beveiligers de tas hebben doorgelaten en wil dus naar een oplossing zoeken. Na enig overleg ontfermt het cabine personeel zich over de tas en neemt deze mee.
In Kathmandu zoeken we in de buurt van de bagageband naar een luik of zoiets voor afwijkende bagagestukken. Spannend of onze fietsen ook een goede nacht hebben gehad in Sharjah en natuurlijk of ze de dubbele reis goed hebben doorstaan. We zien de grote fietsdozen als eerste gewoon op de bagageband voorbij draaien. Buiten voor het vliegveld staat een minibusje klaar om ons naar het hotel te vervoeren. De fietsdozen worden boven op het dak vastgebonden en even later maken we kennis met de Nepalese manier van autorijden: inhalen, toeteren, veel lichtsignalen, bumperkleven en verder ogen dicht en hopen dat het goed gaat…
Het belangrijkste dat we de volgende dag doen is een visumaanvraag voor India voorbereiden. Bij het invullen van het online formulier stuiten we weliswaar op een paar moeilijke punten. Met behulp van internet en de Indiase visumhelpdesk hebben we naar ons inzien alles goed ingevuld. De dag daarna brengen we met vertrouwen een bezoek aan de ambassade. De openingstijden van het loket bij de ambassade is van half 10 tot 12 uur. Na twee uur wachten zijn we eindelijk aan de beurt en worden we uiterst vriendelijk op enkele verkeerde antwoorden gewezen. Onze “verdediging” dat juist deze antwoorden door de helpdesk zijn aangedragen worden resoluut terzijde geschoven: de aanvraag wordt afgewezen. Nogmaals een nieuw online formulier invullen en terug in de rij gaan staan heeft geen zin meer. Tot 12 uur kan een aanvraag worden ingediend, maar er zijn nog vele wachtenden na ons, of eigenlijk nu weer voor ons. Wederom uiterst vriendelijk wordt gezegd maandag terug te komen. Dat doen we niet. We lopen eerst de Annapurna Circuit (zie onze voorgaande blog).
Op een donderdag keren we laat in de middag terug in Kathmandu en vullen we ’s avonds opnieuw het online visumformulier in met hopelijk de juiste antwoorden. De volgende ochtend staan we een uur voor openingstijd op de stoep van de ambassade. Toch zijn we niet de eerste: dat is een jonge knul van 24 jaar uit Israël, die door India wil reizen op een te huren motorfiets. We kletsen een eind weg met deze leuke vent en achter ons vormt zich al snel een flinke rij. De Israëliër hoeft alleen maar zijn paspoort in te leveren en we kunnen direct na openingstijd de formulieren inleveren. We zijn heel blij als we horen dat we op donderdag terug kunnen komen om de paspoorten in te leveren. Dat zou betekenen dat we de dag erop de paspoorten op kunnen halen en op de rustige zaterdagochtend eindelijk weer kunnen gaan fietsen: nog 8 nachtjes slapen!
Als we op donderdag de paspoorten inleveren, wordt het duidelijk dat we de dag erop niet het visum kunnen ophalen: vrijdag 23 november 2018 is een nationale feestdag in India en de ambassade is gesloten. We moeten dus nog meer geduld hebben en kunnen pas op dinsdag fietsen.
We hebben ons best flink verveeld vanwege het wachten maar ook genoten van de Kathmandu vibe in het backpackers wijk van de stad: Thamel. De mix van Nepalese cultuur, backpackende jeugd, bergwandelaars van alle leeftijden en (ja, ze bestaan nog steeds) hippies aangevuld met een hoop getoeter, stof, chaos en talrijke superkleine winkeltjes.
Op precies dag 150 van onze wereldreis en na een volle maand niet te hebben gefietst, vertrekken we vroeg in de ochtend om het chaotische verkeer wat voor te blijven. We genieten eerst nog van een laatste ontbijt op het dak van Hotel Family Home. We zetten voor het allereerst een mondkapje op om te ademen in de smog en het stof. Het is al dagen heiig en de sneeuw-bedekte bergen zijn, sinds we terug zijn in Kathmandu, niet meer te zien. Niet alleen het mondkapje is nieuw, ook gaan we voor het eerst links fietsen. Het duurt 20 kilometer voordat we de miljoenen-stad uit zijn en het wordt het steeds drukker en drukker. In die 20 kilometer zien we overigens maar 2 keer een stoplicht. Vaak wordt op drukke kruispunten gekozen voor een meer dynamisch verkeersmanagementsysteem: verkeerspolitie.
We fietsen via de snelweg H03 naar het oosten. De weg is vrij vlak en breed. In stadje Dulikhel slaan we af naar de H06 (in Nepal beter bekend als de B.P. highway) die ons naar de Nepalese vallei brengt. De B.P. highway is een keurig aangelegde en nog vrij nieuwe weg. Hoewel we naar een hoogte van 1.700 meter klimmen is het niet zwaar. Kathmandu ligt namelijk op ca 1.300 meter. Daarna kunnen we heerlijk 1.000 meter dalen naar een gehucht in het dal van de rivier Kosi, waar we overnachten.
De volgende dag vervolgen we onze route over de B.P. highway, die echter nu niet meer zo vlak is. Het wordt uiteindelijk zelfs best een pittige klimetappe. De weg lijkt op papier de rivier te volgen, maar de weg zoekt het regelmatig hogerop met als gevolg dat er meerdere malen stevig geklommen moet worden.
We weten dat dan nog de echte uitdaging nog moet komen. Vanuit het dal op ca 450 meter draait de weg naar een bergpas op 1.450 meter. Daar zijn we wel even mee bezig. We spelen even met het idee om de etappe in te korten. Maar het is nog vroeg als we eraan beginnen. Het is jammer dat het (alweer) zo heiig is. Pas bovenop de pas lijkt de lucht wat helderder te worden en krijgen we de toppen te zien van een paar Himalaya reuzen achter ons.
Na de top is het fijn en gigantisch hard afdalen. In no time zijn we terug op 450 meter hoogte en stoppen om te overnachten in Sindhuli. Het hotel is naar Nepalese maatstaven boven gemiddeld; er is warm water om te douchen, één handdoek en zelfs wc-papier! De prijs blijft echter ruim onder €10.
De dag erop resteert nog 40 kilometer B.P highway door de uitlopers van de bergen: dal in dal uit oftewel op en af. We fietsen door een tropische regenwoud en langs de kant van de weg groeien bananen en mandarijnen. We passeren ontelbare floodways (altijd weer even klimmen), de meeste staan nu droog, soms moeten we nog door een laagje water. Na 37 km komt er in de stad Bardibas een einde aan de BP highway en aan de laatste heuvels en draaien we links de H01 op, richting oosten. De H01 loopt door de Terai, het lage en vlakke uiterste zuiden van Nepal.
We merken best wel een aantal veranderingen: het is overal druk. Nu het vlak is, zien we ook heel veel fietsers, waarvan vele met een laadbak achter het zadel en op 3 wielen. Daarop worden de meest uiteenlopende en vaak ongelofelijke dingen vervoerd: (natuurlijk) zakken met rijst, jute, suikerriet, (brand)hout, dubbelgevouwen betonijzers van een meter of 6, bamboe palen die voor en achter een meter of 4 uitsteken en hoog opgestapelde dozen. Respect voor mens en fiets die dit vervoeren! De mensen hebben een meer donkere huidskleur dan we tot nu toe in Nepal hebben gezien. De kleding van mannen is soms minimalistisch en (“gebroken”) wit: hemdje en een hele korte en/of doorschijnende omslagrok. De kleding van de dames is Indisch: kort topje en een lange sari in vaak de prachtigste tinten rood en oranje die ook om het hoofd wordt geslagen. Wat ook opvalt is de warmte, en nog erger: muggen! Helaas blijft het stof aanwezig.
Onderweg blijft er van alles te zien: kleurrijke huizen, koeien en waterbuffels, enorme hoge of juist brede bomen, heel veel motoren, nog veel meer volgeladen busjes en bussen en prachtig geverfde vrachtwagens. Regelmatig komt een motorrijder naast ons om een aantal vragen te stellen: “waar komen jullie vandaan?” “waar blijven jullie vannacht slapen” en “waar gaan jullie naar toe?”, zijn altijd drie van de vragen. De Indische motorrijder Hemanth Jadhav uit Bengaluru geeft ons zijn visitekaartje. We zijn altijd welkom!
We krijgen heel veel duimen, gezwaai en begroetingen onderweg. Straathonden zijn er ook en er zijn er veel. In tegenstelling tot alle voorgaande landen, besteden de honden hier geen enkele aandacht aan (ons) fietsers. De honden weten dat de straat uiterst gevaarlijk is, over het algemeen steken ze uiterst omzichtig over. Helaas zien we ook veel honden met een (niet behandelde) verminking; nog erger is dat we een aanrijding hebben moeten mee maken; vreselijk…
In het stadje Mirchaiya hangen overal luidsprekerboxen en daaruit komt nogal wat kabaal. Maar we besteden er geen aandacht aan: dit is de hoofdweg. We knijpen even verder onze remmen in en draaien een zijweg op naar een beoogd hotel met goede beoordelingen op internet. De luidsprekerboxen hangen helaas ook in de straat van het hotel en gedurende de avond en de hele nacht door schalt er keihard vreselijke muziek door de straat. Eén van die boxen hangt voor ons hotel en voor ons raam… We worden er uiteindelijk meerdere keren wakker van. De muziek is voor ons als westerlingen niet om aan te horen: schreeuwerig, ontzettend vals en eentonig. Hoe dan ook onbegrijpelijk dat men “collectief” de nachtrust om zeep helpt. De volgende ochtend (de muziek is nog steeds alom aanwezig) vragen we meer verbaasd dan ontzet wat er aan de hand is en of dit hier normaal is. Dat blijkt niet zo te zijn. Er is een meerdaags festival gaande en dat zou alleen in de avond wat muziek geven… Tja, dit roept alleen maar meer vragen op, laten we maar gewoon snel verder gaan!
Niet alleen snel verder maar ook een stuk verder. We fietsen uiteindelijk de langste etappe tot nog toe: 119 km naar Inaruwa. Dat was niet de bedoeling: ons dagdoel was beoogd rond een brug op 93 km waar volgend Google Maps meerdere hotels waren te vinden. De naam hotel wordt in Nepal overigens erg gemakkelijk toegepast. Rond die brug hebben we 30 “hotels” kunnen zien maar geen één verhuurde daadwerkelijk een kamer. Vermoedelijk bieden ze maaltijden aan chauffeurs die dan voor het “hotel” in de cabine van de truck kunnen overnachten. We komen trouwens ook zo ver omdat het waarschijnlijk de etappe met het minste verschil in hoogte was en het minste verschil in snelheid (de fietscomputer laat als gemiddelde snelheid 19,5 km/h zien en als maximum 27,1 km/h - het lijkt Nederland wel).
Het is bijna donker als we Inaruwa bereiken en stoppen voor het hotel Royal. Daar worden we begroet door jong personeel, een geweldig schattig pluizig puppy en een wegschietende rat of flinke muis. De airco werkt niet en de ventilator maakt een geweldig kabaal en er is geen warm water. Tja we doen het er mee. We hebben geen energie meer om verder te zoeken.
De volgende dag maken we een kortere etappe van 63 kilometer naar de stad Damak. Onderweg passeren we een begrafenis stoet en kort daarop een hindoe tempel aan de rivier. We blijven net over de brug staan om het ritueel te bekijken. In Kathmandu is de ceremonieel crematie een toeristische attractie waar we ons niet toe geroepen voelden, maar nu we het tegenkomen zijn we toch wat nieuwsgierig. Vanaf gepaste afstand zien we de stoet naar de waterkant komen om afscheid te nemen waarna het lichaam op de houtstapel wordt gelegd en van de lijkwade en bloemen wordt ontdaan. Nieuwsgieriger zijn we niet en we fietsen verder.
Onderweg worden we (toch nog) af en toe verrast door de hectiek en drukte in de “steden”. De weg wordt dan breder en de kwaliteit ervan gaat drastisch achteruit. Het centrum van de drukte wordt gemarkeerd door veel stof, nog meer getoeter en een rotonde. Daarna neemt de drukte af en gaat de kwaliteit van de weg er weer op vooruit. Langs de zijkanten van de weg is voldoende ruimte voor vrachtwagens, bussen, tuktuks en riksja’s om te “parkeren” en elkaar in de weg te staan. Weer invoegen gebeurt consequent zonder te kijken; toeter maar als jíj vind dat je voorrang hebt. Ondanks dat er af en toe een verkeersbord staat dat het verbiedt of vriendelijk vraagt het niet te doen, wordt er volop geclaxonneerd om elkaar duidelijk te maken dat men bestaat en iemand anders in de weg staat. Aan de gevels van de panden schreeuwen reclameborden om aandacht maar de veelheid aan panelen is te groot om te verwerken.
Ons hotelletje is door wat misverstand wat duurder dan we verwacht hadden. We hadden gehoopt dat we met onze Nepalese roepies mooi zouden uitkomen tot aan de grens met India; nu komen we iets van 1000 roepies te kort. Voordat we vertrekken aan onze laatste deel door Nepal moeten we nog op zoek naar een ATM. In alle vroegte zoeken we in het centrum van Damak de duizenden reclamepanelen af naar ATM’s. We vinden er verschillende die echter allemaal de transactie, aan het begin of helemaal op het einde, afbreken. Vermoedelijk is hetzelfde aan de hand als in Jomsom: buitenlandse bankkaarten werken hier niet. Terug in het hotel accepteren ze gelukkig ook US dollars. Daar hebben we er 10 van en dat komt overeen met 1100 roepies. We rekenen af en fietsen de laatste 50 kilometer door Nepal naar India.
Bij de grens heerst wederom een hectische drukte. Blijkbaar mogen de bussen en vrachtwagens de grens (een lange smalle brug) niet over. Vrachtwagens staan geparkeerd om waarschijnlijk op een later tijdstip naar de overkant te rijden. Een deel van de vracht wordt overgeladen en opgestapeld op fietsen.
De buspassagiers stappen over op riksja’s en tuktuks, die zich vervolgens tussen de wandelaars, fietsers, motoren en auto’s voegen de smalle brug op. Op de brug vragen we ons af hoe lang we wel niet moeten wachten om de grenscontrole door te komen met al deze drukte. Het antwoord is: niet lang. Nepalezen en Indiërs kunnen vrij heen en weer reizen. Als we een stempel halen om Nepal uit te gaan zijn we de enigen bij de Immigration Office. Geen rij en heel even, maar dus echt maar heel even, geen drukte.
En dan gaan we India in, vol verwachting, vol nieuwsgierigheid…