West-Bengalen

Gepubliceerd op 14 december 2018 om 10:00

Na Nepal loopt onze route door het noordoosten van India. We blijven oostwaarts fietsen richting Myanmar en doorkruisen de Indische staten West-Bengalen, Assam, Nagaland en Manipur. Althans dat is het plan, je weet met ons nooit of er nog ergens een omweggetje wordt gemaakt. Noordoost India is door een nauwe corridor met de rest van India verbonden en is daardoor relatief geïsoleerd en staat volgens Wikipedia “relatief ver van het Indiase bewustzijn”. We zijn heel nieuwsgierig wat dit “in het echt” voor ons betekent.

 

Als we India binnenfietsen over een smalle lange brug worden we teruggestuurd naar Nepal omdat de stempel van de Nepalese autoriteiten ontbreekt waaruit blijkt dat we het land officieel hebben verlaten. Noem het een soort uitchecken. Bij de tweede poging mét stempel in ons paspoort worden we doorgelaten en in een richting gewezen waarbij we ons moeten melden bij het Indische immigratiebureau voor registratie en de “incheck”-stempel. Tussen een complete chaos van tuktuks, vrachtwagens, riksja’s en onnoemelijk veel marktkraampjes, vinden we uiteindelijk het immigratiebureau. Het blijkt een oase van rust en we zijn de enigen die zich hier moeten melden, dus geen nummertje trekken en in de rij staan. Wel moet opnieuw het nodige papierwerk ingevuld worden, worden onze paspoorten gescand en worden er foto’s van ons genomen. Een ambtenaar wisselt - of the record - onze paar overgebleven Nepalese roepies in voor Indische roepies en hanteert daarbij, achteraf gezien, een redelijke wisselkoers. 

 

Na deze formaliteiten moeten we toch echt het wijde India in. De chaos van de grens duurt nog enkele kilometers voort. De marktkraampjes en fietswinkels worden na een tijdje afgelost door eettenten van golfplaten (met bijna op allen de vermelding “hotel”) en kilometerslange geparkeerde vrachtwagens. We vermoeden dat de brug die de grensovergang vormt pas in de avonduren opengaat voor het vrachtwagenverkeer, om te voorkomen dat die overdag dichtslibt.

 

We fietsen in de staat West-Bengalen die blijkbaar flink geld uitgeeft aan infrastructuur. De wegen, met alles erop en eraan, zien er gewoon goed uit. Er is aanmerkelijk minder stof, met name door het goede asfalt dat zich niet alleen tot de hoofdweg beperkt. We fietsen over een brede vluchtstrook van een dikke meter breed. Verder worden er nieuwe bruggen en viaducten gebouwd en zien we de aanzet tot tolhuisjes. Eenmaal verder het land in worden we door een zestal verkeersborden geattendeerd op een olifanten oversteekplaats maar zien er helaas op dat moment geen olifanten oversteken. We betwijfelen of de oversteekplaats überhaupt wordt gebruikt. 

 

De eerste dorpen bieden wat we hadden verwacht: drukte en (voor onze begrippen) chaos. Al met al is onze eerste indruk dat India (of in ieder geval West-Bengalen) een stukje verder ontwikkeld is dan Nepal en makkelijker om door te fietsen. In tegenstelling tot Nepal zien we ook al de eerste voorbeelden van schrijnende armoede, die wellicht extra opvalt omdat je ook Indiërs ziet die het blijkbaar best goed hebben en in een dikke auto rondrijden.

 

Vanaf de grens is het nog 35 kilometer naar Siliguri, onze beoogde overnachtingsplaats. Harry heeft sinds een paar dagen last van zijn achillespezen en die op links is ontstoken geraakt. De ontsteking heeft er vandaag voor gezorgd dat zijn enkel pijnlijk opgezwollen is. Op zijn tandvlees bereiken we Siliguri, een stad met (naar schatting, want het is niet precies bekend) bijna 1 miljoen inwoners. De overbevolking is in deze stad tastbaar met al onze zintuigen. We banen ons moedig een weg door het chaotische en volop naar elkaar toeterende en aftroevende verkeer.

 

Om Harry’s olifantenpoot rust te geven boeken we een extra nacht in OYO 3078, onderdeel van de keten van Indiase OYO-budgethotels. Als de zwelling nog aanhoudt worden er nog meer nachten bijgeboekt. Uiteindelijk kijken we in onze kamer op het kleine tvtje met filmzenders bijna alle Harry Potter films, verspreid over een dag of vier. Handig dat Engels de algemene taal is hier in India en dat daarom de films voor ons verstaanbaar zijn. Zeker niet iedereen spreekt trouwens Engels, integendeel, er zijn circa 200 talen in India. 

 

In Siliguri kopen we een simkaartje zodat we onderweg internet kunnen raadplegen. Volgens de verkopers biedt AirTel het beste netwerk in noordoost India en binnen de kortste keren is de kaart geactiveerd. Het kaartje met 1,4 GB per dag, is 28 dagen geldig en kost maar €7,50. Daar kunnen we wel mee vooruit! Met ons Nederlandse Vodafone abonnement kost het minimaal € 5 per dag om internet te gebruiken en dan heb je een lousy 0,5 GB. Om dat te omzeilen hebben we een mobiele hotspot waar dan het lokaal simkaartje in kan. Voor onze telefoons wilden we prepaidkaartjes van Vodafone met nummerbehoud. Dat is helaas niet gelukt. Bij elk contact met de helpdesk ontvingen we andere adviezen. Uiteindelijk bleek dat de kaartjes in het buitenland niet zijn te activeren en dat nummerbehoud ook vanaf Nederlandse bodem moet worden aangevraagd en geactiveerd. Het vertrouwen, dat het goed komt, zijn we ergens in de vele contactmomenten met Vodafone verloren. Vanaf 22 december worden daarom de Nederlandse abonnementen beëindigd. Dat betekent dat we in ieder land weer opnieuw een simkaartje moeten aanschaffen met een ander telefoonnummer. Beetje onhandig, maar het is nou eenmaal zo. Het is wel fijn om onderweg internet te hebben. Onze actuele telefoonnummers staan vermeld op onze website (zie contact).

 

Na die vier gedwongen rustdagen kunnen we niet meer stilzitten en fietsen we naar het noorden. De pees is nog niet helemaal in orde, maar de zwelling is verdwenen. Als het niet goed gaat met de enkel zouden we na 30 kilometer kunnen stoppen. Als het goed gaat kunnen we doorfietsen en 65 kilometer doen. Eenmaal buiten de stad fietsen we kilometers lang langs militaire terreinen en kazernes. In de jaren '80 en '90 is het nog erg onrustig geweest in noordoost India door allerlei afscheidingsbewegingen en de Indiase regering heeft waarschijnlijk besloten om een flinke militaire macht op te stellen in de relatief rustige staat West Bengalen. 

 

Na een kilometer of 20 komen we een overweg tegen met gesloten spoorbomen. Om voor ons onbekende redenen is de spoorwegovergang afgesloten ruimschoots voordat de trein in aantocht is. Er staat een aardige rij auto’s voor de spoorbomen en wij fietsen de rij voorbij om vooraan te gaan staan. We worden aangesproken door een man uit Bhutan. Hij spreekt prima Engels. Zijn vrouw komt ook bij ons staan en deelt een schaaltje verse ananas. We maken een praatje en zeggen dat we best graag naar Bhutan hadden willen fietsen maar dat aan een visum een bestedingsvereiste gekoppeld is, die ons dagelijks budget te boven gaat, De man beaamt dat en vertelt ons dat er voor een visum aangetoond moet worden dat de bezoeker minimaal $250 per dag besteedt. Zijn vrouw vult aan dat een bezoek mogelijk is door een all-inn pakket te boeken: transfers, accommodatie, gids, etc. Voor lange-afstand fietsers is een visum dus vrijwel onmogelijk. We keuvelen nog wat verder, maken selfies en wisselen emailadressen uit. Na een kwartier (!?) komt de lange trein aan tuffen en gelukkig gaan de spoorbomen daarna direct omhoog.

 

Er is geen brug over de brede riviervallei en om aan de overkant te komen moeten we even naar de uitlopers van het gebergte ten noorden fietsen. Dankzij de spoorovergang is het extra druk met verkeer. De grens met Bhutan is nog maar enkele tientallen kilometers verwijderd. De rivier wordt “gevangen” in een diep dal. Na een korte klim zien we de hoge Coronation Bridge liggen. Rondom de brug wemelt het van de apen. We blijven er even naar kijken. Ze lijken speels, maar we zijn toch wel een beetje op onze hoede. Als een mannetjes aap zich aan een vrouwtje vergrijpt, stormt er een andere mannetje op af en springen we aan de kant om uit de lijn van de achtervolging te blijven. Eenmaal terug op de fiets springt één aap blazend en met ontblote tanden naar ons toe, maar hij houdt zich ook weer snel in. We weten inmiddels aardig hoe met honden om te gaan, maar wat doe je als een aap je aanvalt?

 

Het gaat best goed met de enkel en we besluiten door te fietsen. We gaan weer richting oosten. Op links liggen de bergen van Bhutan en aan beide zijden langs de weg liggen, tot hoever je kan kijken, theetuinen. We zijn in de buurt van de stad Darjeeling en het is - als we ook de volgende dagen nog door deze gigantische theetuinen blijven fietsen - niet moeilijk om voor te stellen dat de hele wereld thee drink uit deze streek: zoveel thee, zo ontzettend veel thee. En af en toe bananen.

 

Dicht bij het Gorumara National Park liggen langs de Murti River een hele serie resorts. Ondanks een groot verwijzingsbord kunnen we het budgetresort OYO niet vinden. Even verderop ligt Resort Wagtail. De eigenaar spreekt helaas geen Engels maar via een hulplijn begrijpen we dat hij ons geen kamer kan aanbieden vanwege iets met politie. Hij belt en boekt voor ons resort Dooars maar als we daar aankomen blijkt na enig overleg dat ook zij ons geen kamer aanbieden. Ze verwijzen ons naar de buren van het wat chiquere Murti River Lodge. Bij de receptie wordt ons gezegd dat vanwege restauratiewerk er geen kamer wordt aangeboden. Ja zeg..!! Via internet zien we dat resort Trimurti te boeken is en we fietsen er naar toe. We worden warm onthaald in een gloednieuw resort en krijgen voor heel weinig een prachtige kamer met bedlinnen en een waterkoker (Yes! eindelijk weer eens Nescafe koffie!). Enige nadeel is dat de kamer erg in trek is bij een kolonie mini miertjes maar die doen niet veel meer dan massaal ‘harakiri’ plegen in de badkamer. 

 

De volgende dag fietsen we door het Chapramari Wildlife Forest en (net als onze lieve vriendin Annet) schiet ons het lied ‘The lions sleeps tonight’ te binnen en zetten we luidkeels een A-weema-weh in. De score qua wilde dieren: een aantal apen en een hert. Daarna fietsen we naar het Jaldapara National Park en checken we in bij de Jaldapara Wild Hut. Het blijkt helaas niet mogelijk om door dit National Park te fietsen. Alleen op de rug van een olifant of met jeeptour is het gebied te bezoeken. Er zijn einde middag en vroege ochtend tours te boeken. Op internet lezen we dat zeer sporadisch wilde olifanten te zien zijn en dat neushoorns door mensen op werkolifanten naar uitkijktorens worden gedreven zodat bezoekers een foto kunnen nemen. We kiezen ervoor om een dergelijk bezoek aan ons voor bij te laten gaan. De volgende dag fietsen we door Buxa Wildlife Sanctuary. Hier mag dan weer wel verkeer door. De teller voor het aantal apen loopt nog steeds flink op, maar andere wilde dieren zien we niet. We kunnen ons ook niet voorstellen dat er veel echt wilde dieren zijn: daarvoor zijn de nationale parken en de reservaten gewoonweg te klein en de bevolkingsdruk (ook in de reservaten) te hoog.

 

Na een korte etappe stoppen we in stadje Alipurduar waar we de Duitse Christoph tegen komen. Hij fietste vanaf Kathmandu achter ons en werd onderweg geattendeerd op een Nederlands stel. Achter Christoph fietst een 18-jarige Brit. Die heeft hij nog niet ontmoet ondanks dat ze elkaar op de hoogte houden, maar ons nu eindelijk wel. Christoph heeft enige tijd in Bangalore gewoond en gewerkt en is van Varanasi op de fiets vertrokken met als globale eindbestemming Bangkok, maar niets staat vast. Het is heerlijk om verhalen te delen met Christoph en we hopen elkaar nog vaker te treffen. Dat moet kunnen, we gaan immers dezelfde kant op.

 

We weg vanaf Alipurduar is saai. Heel veel rijst, brede dubbelbaans wegen, vlak, veel verkeer en veel getoeter. In het dorp Chakchoka staan enorm veel volgeladen vrachtwagens geparkeerd op de dubbelbaans weg. We begrijpen niet helemaal waarom maar even verderop is de grens met deelstaat Assam. Zienderogen verslechtert de kwaliteit van de weg enorm. Zou dat in heel Assam zo zijn? We laten het weten in onze volgende blog.