Wat een gave foto he? Niemand denkt bij het zien aan Colombia, tenzij je er geweest bent: een mini woestijntje in de Colombiaanse tropen. In deze blog beschrijven we de route van bovenstaande 'Desierto Tatacoa' naar de torenhoge waxpalmen bij Salento. De route telt best weinig kilometers, maar heel veel ervaringen. De eerste week blijven we nog zo'n beetje in het broeierig warme dal van de Magdalena. De tweede week klimmen we uit het dal en steken we de Cordilla Central over naar de toeristische hotspot Salento.
We beginnen in de stad Neiva, waar het heeft gespookt in de nacht. Onweer boven ons hoofd, waarbij het geluid van de donder aanhoudt. Het regent heel veel en dat is de volgende dag te zien aan de rivieren die we oversteken en op de nieuwsuitzendingen over overstromingen in deze regio en ook elders in het land. Maar eerst fietsen we de stad uit en dat doen we op fietsstroken.
Met de bergrug Cordilla Central op links en de bergrug Cordilla Oriental op rechts fietsen we door het Colombiaanse platteland. Dat is (natuurlijk) niet zo plat als Nederland, maar goed, dat zie je ook maar weinig in de wereld. We volgen de Rio Magdalena stroomafwaarts op de oostoever en zien de rivier verder niet. Wel steken we een aantal toeleverende, modderbruine riviertjes over die veel hoger staan dan gebruikelijk door de regenval en een boel afgerukte takken en dergelijke meevoeren..
We hebben bedacht om in de Desierto Tatacoa te overnachten en om dan in de avonduren een sterrenwacht te bezoeken. Er is alleen wel een probleem: het is bewolkt en voor vanavond en morgenavond wordt (meer) regen voorspeld. Weinig sterren te zien dan dus. We stellen daarom ons plan maar bij en stoppen in het dorp dat een paar kilometer eerder ligt. Daar is de hele dag stroom en in de woestijn niet. Het is misschien voor dit gebied nu in dit jaargetijde koel maar wij vinden dat niet. Het is zo'n dertig graden en broeierig warm. Liever een kamer met airconditioning en daar zijn er veel van in het dorp. Om een keuze te maken gaan we bij een cafeetje zitten aan het centrale plein. Er is zoveel keus en alles lijkt op elkaar, in de zin dat ze allemaal alleen basic kamers aanbieden. We komen er maar niet uit en bestellen nog maar een portie empanadas waarvan de vulling wel heel erg lijkt op de vulling van de Hollandse bitterbal.
Regen in de woestijn klinkt als een unicum maar is dat niet. Tussen de bergketens betekent een dubbele regenschaduw en daardoor is het gebied voor Colombiaanse maatstaven best droog, maar er valt meer regen dan in Nederland. De woestijn is eigenlijk ook geen woestijn maar een tropisch droog woud waar meer water verdampt dan dat er valt. Dat is één van de oorzaken dat het uiteindelijk uitziet als een (echte) woestijn. De andere redenen zijn enerzijds de extreem erosiegevoelige bodem die met elke regenbui verder erodeert en anderzijds de mens die met zijn vee heeft gezorgd voor overbegrazing. De mens zal er niet om rouwen, want de desierto is een toeristische trekpleister en dat brengt meer geld in het laatje dan een kudde geiten.
De woestijn heeft twee kleuren: rood (door oxidatie van de ijzerhoudende bodem) en grijs. Vanaf het dorp fietsen we in zo'n acht kilometer naar het rode deel en wandelen er wat rond. De wandeling is zo'n vijf kilometer lang en volgt de bedding van waterstromen zou er regen vallen. We zijn lange tijd de enige mensen daar zodat we om een hoekje lopen en een paar gringos zien staan met grote camera's. Wat praten die nou voor taal? Ja hoor: Nederlanders, of om precies te zijn: Limburgers. Als we dichterbij komen, blijkt het zelfs een hele buslading Nederlanders. Het is net onkruid, roepen ze naar ons, je komt ze overal tegen. Hahaha, ook wij moeten er wel om lachen. De wandeling door de rode woestijn vinden we eigenlijk een beetje saai en we zijn ook niet heel erg onder de indruk totdat we aan het laatste stuk beginnen en van bovenaf over de vele mini canyons uitkijken. Dan is het toch wel erg mooi en best uniek.
De fietsen staan bij een restaurantje en we worden bij terugkomst verleid om een sapje te bestellen. Laat dat 'je' achter sapje maar weg. We krijgen elk een halve liter beker tot de rand gevuld. Vraag maar niet wat het voor smaak is, want we hebben geen idee. We fietsen nog zo'n acht kilometer door naar het grijze deel van de woestijn. We krijgen onderweg gezelschap van een hond. Bij grijs staat een bord dat het privé terrein is. We moeten een klein bedrag betalen voor het parkeren van de fietsen en entree. De hond wordt ons niet aangerekend en loopt mee het park in. De wandeling is maar twee kilometer lang. Het uitzicht van bovenaf is veel minder mooi dan bij de rode woestijn, maar het wandelen er doorheen vinden we weer veel mooier.
Het is volkomen uit zijn plaats, vinden wij, dat er hier een zwembad is gebouwd. Het klopt gewoon niet op zo'n plek. Maar daardoor staat er wel een infobord of iets en tot onze vreugde vinden we daar een bekende sticker op: 'Nett hier. Aber waren Sie schon mal in Baden-Württemberg?'. Hoe vaak zijn we die sticker niet al op onze fietsreizen tegengekomen: het moeten er ontelbaar zijn.
Terug naar het dorp en de airco. 's Avonds is het opnieuw bewolkt en daarom laten we een bezoek aan de sterrenwacht opnieuw aan ons voorbij gaan. De volgende dag fietsen we over een prachtige weg verder naar het noorden. De heuvels zijn groener dan in de woestijn maar net zo erosiegevoelig en kwetsbaar. Een slimme toerisme-marketeer zou hier een kudde geiten naar toesturen. De dreigende buien in de verte lossen langzaam op en niet veel later fietsen we in de hete zon. Er wordt volop gezweet, zeker door de vele arroyo's, die ons elke keer weer tien meter laten dalen en vervolgens weer tien meter laten klimmen.
Na zo'n dertig kilometer staan we voor een keuze. We kunnen over een oude spoorbrug (met aan beide kanten een korte tunnel vol met vleermuizen) de Rio Magdalena oversteken. Dan komen we na een tijdje uit op de Ruta 45, die we eerder hebben gevolgd en leuk vonden. Of we blijven aan de oostkant op onverharde paden en hopen dat er dan ter hoogte van het stadje Natagaima een veerboot gaat. Daar willen we eigenlijk nu al een antwoord op hebben voordat we aan de 28 kilometer naar het veer beginnen. Hoe leuk de weg ook is, weer 28 kilometer terug moeten fietsen, is niet erg aantrekkelijk. Dus willen we dat aan iemand, een local, vragen. We komen echter al een kilometer of tien niemand meer tegen. Dat is eigenlijk al een slecht teken. We gokken het er niet op en zijn ook wel benieuwd of die Ruta 45 nog leuk is, zoals ten noorden van Mocoa. Brug over, door de tweede, naar vleermuizenkak stinkende, tunnel en op naar Natagaima dus.
De 45 is helaas niet meer zo leuk: heet, minder bochten en meer langere rechte stukken en opeens ook heel erg druk met bijna alleen maar tegemoetkomend verkeer dat inhalende capriolen uithaalt. Wat is hier aan de hand? Daar komen we later achter. Er is een wegblokkade. Bij de afzetting aangekomen zien we net een paar wielrenners van de andere kant komen. Die mochten door, en wij ook. In de gauwigheid zien we iets van protestborden tegen de verkoop van stroom. Zou dat te maken hebben met Ecuador? Ecuador had een stroomcrisis door een tekort aan water in de stuwmeren en wilde met Colombia in gesprek over de aankoop van elektriciteit. Ondanks het regenseizoen schijnen er opnieuw heftige bosbranden te zijn uitgebroken daar. Zou de bevolking hier tegen verkoop zijn? Geen idee, maar wij zijn blij dat er hier stroom is, en we kiezen weer voor een kamer met airco in het beste leuke dorp Natagaima.
's Avonds eten we bij een restaurant met een leuk terras opnieuw een Mazorcada, een gerecht met veel mais als basis en daarnaast meestal kip en of rundvlees, veel kaas en iets van aardappel of friet. Het is echtwel anders dan de Mazorcada van een week terug, maar net zo lekker.
Als we eten hebben besteld vraag de ober of we daar Colombiana, Manzana (zegt die echt appel?) of ... (niet te verstaan) bij willen. We denken dat we een soort fastfood menu formule hebben gekozen en kiezen Colombiana. Later blijkt dat we een 1,5 liter fles zoete Inca Cola achtig frisdrankje hebben besteld en vinden het best lekker.
Een schattige oudere mevrouw is gastvrouw van hotel Palacio, Als we 's avonds de deur uit zullen blijkt dat het paleis hermetisch is afgesloten en wij dus zijn opgesloten. Gelukkig vinden we een telefoonnummer en komt even later Doña Clara terug om ons uit te laten. De volgende ochtend maakt ze foto's van ons. We vragen haar om ook een foto te maken met onze telefoon. Daarna wil ze heel graag via whatsapp ook die foto ontvangen, maar dat lukt maar niet. Harry's lach is dan al lang verdwenen als we eindelijk vertrekken.
Gieren, heel veel gieren, niet alleen hier, maar ook al in Peru en Ecuado. Ze zijn niet mooi, maar ze horen er bij en dus maar een keer op de foto.
's Ochtends gaat de wekker om half zes. We hebben een lange etappe gepland en de eerste stop is de veerboot, waar we gisteren dus niet helemaal zeker van waren of die wel in de vaart zou zijn gezien de recente regenval en overstromingen. Ook vanmorgen vroeg heeft het nog heel hard geregend, maar aan de toestand van de onverharde weg te zien, moet het ook vannacht veel hebben geregend. De 'grote' (er kan een auto op) veerboot ligt in ieder geval werkloos aan wal. Even staan we beduusd te kijken. Het kleine 'veer' ter grootte van een sloep, gaat gelukkig wel, zoals onze gastvrouw ons ook al zei, maar wij zijn meer van het eerst zien dan geloven. De veerman help ons om de fietsen er in de achteruit op te parkeren en samen met een motorrijder worden we overgezet over de brede snel stromende rivier vol met drijfhout. De veerman vaart er behendig doorheen en vraagt daar aan de overkant een klein bedrag voor: 1000 peso's oftewel 22 euro cent per persoon inclusief fiets.
Aan de overkant mogen we weer verder met glibberen over het natte onverharde, modderige weggetje. Voor 90% is het eigenlijk gewoon best goed te doen en maar 10% is het uitkijken geblazen, balanceren en niet vallen. Het is een prachtige route over het Colombiaanse platteland met kleine boerderijtes en koetjes in de weilanden. Na een dikke twintig kilometer zouden we op een asfaltweg aansluiten, maar de weg is dicht en zo krijgen we nog vijf kilometer extra cadeau. Het is dus prachtig, maar wel ook zwaar en we hebben dus bedacht dat we vandaag een lange etappe zouden doen. Ach, we zien ook wel hoe ver we komen, want er zijn eerdere overnachtingsmogelijkheden.
De laatste, eerdere overnachtingsmogelijkheid is in het dorp Suarez aan de Rio Magdalena. Of we steken de rivier opnieuw over en fietsen nog zo'n 15 kilometer door naar het westen en naar het stadje Espinal. We zijn best wel een beetje moe al, maar willen eigenlijk wel door en steken daarom de rivier over. Daar krijgen we wat vrij zicht op de steeds donker wordende lucht en die vertrouwen we helemaal niet. De weg naar Espinal blijkt geasfalteerd en er staat geregeld een gebouw, een winkel of restaurant en we slaan ieder schuiloptie op om naar terug te keren, mocht het losbarsten. Zo fietsen we 15 kilometer in een hoog tempo door en komen zowaar droog aan. Maar jeetje zeg, wat zien we eruit: alles zit onder de modder. We hadden de hoop om nog langs een afspuitplek te komen, maar helaas. We hebben geen zin om nog op zoek te gaan en besluiten om naar een hotel te gaan met veel parkeerruimte en een tuin rond een zwembad waar we de modderfietsen eenvoudig naar binnen kunnen rijden. We willen voorkomen dat we de fietsen een aantal trappen op moeten tillen of op de kamer moeten zetten. De prijs voor een hotel met een zwembad ligt natuurlijk wel wat hoger en de prijs die bij de receptie van het hotel wordt genoemd ligt ook nog wat hoger dan we vooraf hadden afgesproken, maar ach, het is niet duur. Vervolgens blijkt de familie die het hotel runt toch wat vertwijfeld naar de fietsen en eindigen ze toch op een vide en dus een trappetje hoger.
In de badkamer spoelen we de tassen af, de schoenen gaan mee onder de douche en de kleren worden een extra paar keer gespoeld in het kleine wastafeltje. Als we daarna ook zelf een douche pakken is de meeste modder wel verdwenen. De volgende ochtend zijn de fietsen aan de beurt en kilo's lichter dan dat we aankwamen in Espinal vertrekken we weer uit het stadje. We verlaten het dal van de Rio Magdalena en zoeken het weer hogerop, waar het naar verwachting ook minder broeierig warm zal zijn. Het doel is om westwaarts de Cordilla Central over te steken en via de Valle de Café naar het noorden richting Medellin te fietsen.
Langs de kant van een lange rechte weg Espinal uit staan vele mangobomen met rijpe en niet rijpe vruchten. Veel mango's liggen in de berm en zijn zo voor het oprapen. Toch worden in vele tientallen kraampjes de rijpe en niet rijpe vruchten verkocht: veel zullen er niet voor kunnen vragen. Niet rijpe mango wordt hier gegeten met zout en limoen. Bij de kraampjes zien we telkens het bord met het woord 'Salpicon erop; betekent dat mango? Na het zoveelste bord met 'Salpicon' stoppen we maar eens om te vragen wat het is. We denken dus dat het gewoon mango is, maar dat is niet zo. We krijgen een klein bekertje om te proeven aangeboden. Salpicon blijkt een koude ruitsalade in een dikke rode zoete saus en smaakt echt heel erg lekker. We bestellen beide een grote beker met een bolletje ijs: heerlijk en ideaal om met onze kletsnat bezwete kop even af te koelen.
Als we zo'n twintig kilometer hebben gefietst komen we op een fietspad terecht en met een kleine onderbreking her en der blijven we tot aan en in de stad Ibagué op vrijliggende fietspaden fietsen. Het lijkt verdorie Nederland wel, al is er in Nederland geen enkel fietspad dat 40 kilometer lang ononderbroken blijft oplopen. Niet ver hier vandaag ligt een weg, die onder wielrenners populair is, omdat het met zo'n 80 kilometer de langste klim ter wereld zou zijn. Dat klopt niet. Inmiddels zijn wij vanaf de Rio Magdalena al 75 kilometer aan het klimmen en volgen er nog veel meer steigerde kilometers na Ibagué. Conclusie: onze route van de Rio Magdalene gaat misschien minder omhoog, maar is langer dan 80 kilometer. En in Peru was de PE-3N vanaf de kust tot veel verder dan Huaraz nog heel veel langer. Boeien, it's all about framing.
Voordat we Ibagué, een flink grote stad, in fietsen scoren we nog zo'n lekkere Salpicon bij een straattentje. Niet veel later worden we opgewacht door een meneer met een fietsdrager achter op z'n auto. Hij biedt ons geen lift aan maar wel koude sportdrankjes. Hij heet Ivan en wil als we toch van plan zijn om een dagje in de stad te blijven, graag met ons gaan lunchen. Dat lijkt ons ook leuk en we wisselen telefoonnummers uit.
De stad oogt wat grimmig en we zien veel haveloze daklozen in de straten liggen en struinen. We hebben een AirBnB appartement geboekt, maar daar nog niet de route op aangepast. Ergens op een groot verkeersplein proberen we dat even aan te passen, maar door de louche figuren en de verkeerschaos om ons heen doen we dat ietwat gehaast. Daardoor fietsen we het centrum voorbij en komen uit aan de verkeerde kant van een park. Deze buurt voelt ook nog niet heel plezierig maar wel veilig genoeg om iets langer stil te staan en te lezen waar het appartement is. We zijn gelukkig vrij dicht bij en na een hachelijk steil slotklimmetje fietsen we centrum in dat wel een veilige, bijna hippe, indruk geeft. Het appartement (of beter studio) is klein en fijn en om de hoek zit een leuk Italiaans restaurant met een Italiaanse chef-eigenaar en zijn Colombiaanse vrouw. We blijven lang plakken 's avonds en horen van hem over Colombia, over de tips in de omgeving, het groeiende aantal zwervers, terwijl zij in rap Spaans erdoor heen blert.
Ivan
De Italiaanse chef zijn zijn spontane echtgenote
De dag erop belt Ivan al vroeg naar Harry. De lunchafspraak wordt definitief gemaakt. Ivan komt ons in zijn auto ophalen en neemt ons niet alleen mee naar een leuke lunchplek, maar daarna ook naar een geweldige bikeshop. We kopen er nieuwe fietsbroeken aangezien die we in Cuenca, Ecuador hebben gekocht, niet zo goed blijken te zijn en nu al versleten zijn. Zoals zo vaak in een bikeshop, wanen we ons in een snoepwinkel en naast de fietsbroeken lopen we naar buiten met én nieuwe helm voor Roelie én een kekke zonnebril voor Harry.
Op de tweede dag in Ibagué pakken we de bus naar Cañon del Combeima. Nou ja, het is geen bus, maar een omgebouwde kleurrijke Jeep voor passagiersvervoer en ruimte op het dak voor allerhande goederen. Er zitten al twee dames en een kindje op de bankjes in de laadbak. Als we de knieën juist positioneren kunnen er in de minuten, die volgen, nog veel meer mensen bij. De laatste staan op de treeplank. Daar gaan we dan: 18 kilometer en 700 hoogtemeters met overigens steeds minder mensen en minder zakken. Nee nee nee, niet zoals in het liedje 'Dodenrit van Drs P.', maar door uitstappers onderweg. Wij gaan mee tot het eindpunt en wandelen naar de Mirador de los Sauces. De canyon valt nogal tegen, de nabije vulkaan is niet te zien, wat we eigenlijk al hadden gedacht gezien de bewolking, en het gaat dan ook nog hard regenen. Kletsnat komen we weer in dorpje Juntas terug. We zien een Jeep honderd meter verderop leeg omkeren voor zijn tocht terug naar de grote stad. Harry fluit op zijn vingers en de Jeep stopt meteen. Snel terug naar ons AirBnB-tje.
De volgende dag is het tijd om ons nestje te verlaten en verder te trekken. Zoals vaker als we zo'n plekkie voor onszelf hebben, hechten we ons er snel aan, cocoonen we als het ware een beetje, en hebben we wat moeite om het te verlaten. Bij deze studio gaat dat overigens makkelijker dan bijvoorbeeld destijds in Quito. De studio hier, met name de keuken, heeft te weinig te bieden, de douche blijft doorlopen en de wasmachine is kapot.
Enfin, Ibagué fietsen we vrij gemakkelijk uit, maar dat komt ook doordat het centrum, waar wij verbleven, niet in het midden van deze grote stad ligt, maar aan de westelijke rand van de stad. En die kant fietsen wij uit. Volgens Ivan heeft de stad 700.000 inwoners en we hebben geen reden om dat te betwijfelen. Het getal dat wikipedia noemt (een half miljoen), stamt uit 2005 en de stad is booming. Zoals vaker vonden we het fijn om -voor het gevoel, we hebben niemand anders gezien- als enige gringo's door zo'n grote, chaotische stad te banjeren. Ook al heeft de stad weinig historisch te bieden, het biedt ook inzichten, zoals een kloof tussen rijkdom en armoede. De Italiaanse chef vertelt dat de verschillen in rap tempo groter worden. We zien dikke Mercedessen, BMW's en Porsches rijden en we zien heel veel daklozen in erbarmelijke staat, slapend en poepend in de goot. Jongeren kopen iPhones en zijn met de afbetaling tien tot twintig maanden salaris salaris kwijt, als ze werk hebben. Mensen uit Bogota kopen de huizen hier op en de lokale bevolking kan geen betaalbare huisvesting meer vinden. En er is geen enkel sociaal vangnet, dus ook niet voor de werklozen en daklozen en hun aantal neemt allen maar toe.
Ons plan voor de komende dagen is het fietsen naar de toeristische hotspot Salento. Salento is voor toeristen dé uitvalsbasis naar met name de waxpalmen in de omgeving, die de hoogste palmen zijn ter wereld. Wij willen Salento bereiken via de, onder fietsavonturiers, beroemde 'Alto de la Linea', een onverharde weg over een hoge bergpas en die tussen die waxpalmen doorloopt. Het kost ons drie dagen om die route te bereiken, en de eerste dag is een makkie: over asfalt ruimt dertig kilometer en 1200 hoogtemeters naar Cajamarca.
De weg biedt spectaculaire uitzichten en slingert zich een weg langs de berghelling van een diepe kloof. Helaas krijgen we na een eerste heerlijke kilometer over een hoge lange brug, nauwelijks gelegenheid om van al dat moois te genieten: de weg is daarna namelijk abnormaal druk met zwaar vrachtverkeer, zo erg hebben wij nog niet eerder meegemaakt. Ook al houden die grote jongens best goed rekening met ons, het is echt niet fijn fietsen zo. Gelukkig hoeven we de dag erop nog maar twee kilometer op deze weg, voordat we afslaan op onverharde, rustige en (veel) steilere weggetjes.
Cajamarca is een leuk, wat groter dorp, ook al loopt die drukke weg met al dat zware vrachtverkeer er middendoor. We kiezen voor een hotel dat niet aan deze drukke weg ligt en worden getrakteerd op andere overheersende geluiden: het elektronische klokkenspel van de kerk er tegenover. Het hotel biedt ons een fijne kamer met zowaar een warme douche en prima wifi. Een airco is niet meer nodig; we zitten inmiddels weer op ruim 1800 meter hoogte. Cajamarca is kleurrijk en levendig en biedt allerlei muurschilderingen, koffietentjes, restaurantjes, panaderías, kraampjes en... kerstversiering. Het hele centrale plein, de kerk en omliggende gebouwen zijn voorzien van kerstversiering en feestverlichting. We beseffen dat Colombia wel eens ons meest favoriete fietsland kan worden. En ook al is het nu regenseizoen, Kerst in Colombia belooft heel gezellig (om maar een typisch Nederlands woord te gebruiken) te worden.
Colombia is misschien onze nieuwe (fiets)favoriet, de ruta 40 is dat zeker niet! Gelukkig mogen we er na twee kilometer vanaf en we slaan de 'Via a Toche' in, inderdaad de weg naar dorpje Toche. Volgens de mooie muurschildering is de weg 15 kilometer en 1H30M, maar wij doen er zowel in kilometers en zeker qua tijd wat langer over: 20 kilometer en iets van drie uur. Er zitten een paar steile stukken in, maar alles is fietsend net te doen. Na anderhalf uur fietsen nemen we een pauze met zicht op Cajamarca. We zien op GoogleMaps dat we hemelsbreed maar op 1,1 kilometer van ons hotel zitten. Ach ja, we maken misschien niet zoveel vorderingen op de kaart, maar wel qua indrukken.
De route is lekker rustig en we voelen ons in ons element, wat een verschil met die a-relaxte ruta 40. We fietsen tussen hellingen met boontjes, maar ook koffiestruiken en bananenbomen en zien de eerste waxpalmen. De waxpalmen kunnen 60 meter hoog worden en zijn daarmee de hoogste palmen ter wereld. Ze zijn kenmerkend voor dit gebied, groeien nergens anders in de wereld en ze zijn het nationale symbool van Colombia.
Van de vulkaan aan de overkant is niets te zien. Net als zo vaak tijdens dit regenseizoen, hult de vulkaan zich in de wolken. Het dreigt sowieso al een hele tijd te gaan regenen, de wolken pakken zich samen tegen de hogere berghellingen en worden steeds donkerder. In dat soort situaties kijken we vaak naar de mede weggebruikers op de gemotoriseerde tweewielers, die ons tegemoet rijden: hebben ze al regenkleding (hier is dat vaak een poncho) aan? Op dit onverhard weggetje zijn echter nauwelijks mede weggebruikers, maar dan komen er op een brommer twee personen in natte poncho's ons tegemoet. Oké, we krijgen dus nog een bui op onze kop.
Mirador op het hoogste punt op de weg naar Toche. Daar ergens aan de overkant is een vulkaan
Dat gebeurt echter niet. Tot Toche, ons dagdoel vandaag, houden we het droog. Maar zodra we bij een tienda onder het afdak plaatsnemen, begint het te regenen en dat houdt een uur of drie lang aan. We kijken om ons heen: het dorp blijkt een gehucht te zijn. Het stelt weinig voor. Bij onze tienda -het enige winkeltje hier- zien we op een bord agua de panela con queso (rietsuikerwater met kaas) staan. Dat zien we vaak en besluiten het maar eens te bestellen. Het is wel grappig. We hebben het namelijk al eens eerder besteld maar toen door te wijzen naar een andere tafel en de naam niet te kennen. Het is een hete, erg zoete drank met een stuk kaas. De vorige keer kregen we die in een soepkom met een lepel en gooiden we de kaas, net als die mensen aan de andere tafel, erin. Deze keer krijgen we een mok zonder lepel en is het stuk kaas nogal groot en gelukkig best smaakvol. Toch zijn we allebei niet erg enthousiast over de combi en zal dit vermoedelijk onze laatste 'agua panela con queso' zijn.
Vanwege de regen blijven we nog wat hangen onder het afdak. De dame van de winkel vertelt ondertussen honderduit en stelt een boel vragen. Het is grappig dat mensen in Colombia zich vaak niet laten weerhouden tot een praatje met ons, ondanks dat wij aangeven de taal nauwelijks machtig te zijn en regelmatig "no entiendo" (ik begrijp het niet) en "lo seinto" (het spijt me) zeggen. We krijgen er de helft niet van mee, maar ons is duidelijk dat de jongens die iets verderop zitten te drinken niet helemaal graatzuiver zijn, dat er twee hospedajes zijn om te overnachten en dat ze 's avonds voor ons eten kan zorgen. Verder kunnen we antwoorden (in staccato Spaans, dat wel) geven of we een huis hebben, of het duur is of niet, wat onze munteenheid is, of we kinderen hebben (ja, én kleinkinderen), enzovoort, enzovoort. Het gaat steeds beter met ons b(r)abbel-Spaans! Uiteindelijk kopen we bij de dame een paar liter water, twee biertjes en drie mini-zakjes chips. Schuin tegenover checken we in bij een lief oud dametje. Daar krijgen we (naar Colombiaanse maatstaven) voor iets teveel geld een mini kamer met een gedeelde badkamer, die we overigens met niemand hoeven te delen, want we zijn de enige gasten.
De volgende ochtend staan we extra vroeg op. We gaan een prachtige rit doen, die vermoedelijk erg zwaar wordt met akelig steile stukken. De regen van de afgelopen dagen zal ook niet helpen en we vrezen voor glibberige paadjes. Die vrees is terecht: erg steile stukken en erg glibberig. Tussen de eerste (echte) klim en de tweede veel langere klim -in het routeprofiel een stuk om even op adem te koen- wordt aan de 'weg' gewerkt en is deze uitermate slecht. De onverharde weg wordt over een grote lengte geëgaliseerd, maar gedurende het werk levert dat voor ons fietsers een nauwelijks begaanbare weg op. Het oppervlak is nogal rul en bestaat het uit vettige klei dat aan onze banden blijven plakken. De banden 'lopen vol' en de klei hoopt zich tegen het frame en de bewegende delen aan. Opnieuw een bevestiging dat het slim is om niet met spatborden (én een ketting) te gaan fietsen: dan sta je in no time vast.
Harry zakt op een gegeven moment tot over zijn enkel in de natte modderbrij en moet zijn ergernis van zich af laten vloeien (lees: vloeken). Niet dat het ons vooruit helpt. Met deze modderzooi, deze extra hindernis, hebben we geen rekening gehouden. Maar we ploeteren dapper door, ook omdat er geen alternatief is.
De langste klim moet dan nog beginnen en tot onze opluchting stoppen de werkzaamheden en de modder bij het riviertje dat de start van de klim aangeeft. We zien twee Jeeps net naar beneden komen, de eerste voertuigen na vier uur fietsen, en ze zitten onder de modder, dus 'a walk in the park' zal het niet worden. We begrijpen eerst niet wat die Jeeps in dit gebied te zoeken hebben, er woont hier niemand. Maar later zien we wat gringo's de berg af komen lopen, die bovenaan zijn afgezet en onderaan worden opgewacht om weer terug te brengen naar Salento. Daarna ontmoeten we een gids met twee Ozzies die op MTB's downhillen en met een pick-up weer terug naar boven gaan.
En die klim dan? Dat is is een van de meest fantastische beklimmingen die we ooit hebben gedaan! Overal staan de waxpalmen en ze torenen hoog boven de rest van de vegetatie uit. Ze staan hier meestal 'zoals het hoort', in hun natuurlijke habitat: en dat is temidden van andere tropische begroeiing en bomen. De palmen die midden in het weiland staan (tot voor kort veelal aardappelvelden), hebben het moeilijk en krijgen geen kans om voor 'nazaat' te zorgen: de koetjes lusten hun spruiten ook graag. Hoe dan ook, die hoge palmen zijn een prachtig gezicht; op een of andere manier stralen ze sereniteit en rust uit. We beseffen dat we op een uniek stukje aarde omhoog aan het ploeteren zijn. Dat ploeteren gaat gelukkig al fietsend; in tegenstelling tot de eerste klim en het modderige tussenstuk, hoeft niet gelopen worden, maar steil is het wel!
Al de hele dag beseffen we ons hoeveel geluk we hebben dat het (nog) niet regent, in tegenstelling tot de voorspellingen. Dat spreken we niet tegen elkaar uit; een dingetje dat tegen bijgeloof aan schuurt, maar we zijn bang dat we anders 'de goden verzoeken', waar we overigens weer niet in geloven. Gek hè, tja, ook wij zijn niet volmaakt, hahaha. En dat het bijgeloof totale onzin is, bewijst de realiteit maar weer: net voor de top van deze klim gaat het donderen en regenen. Schuilen onder zo'n waxpalm is natuurlijk een hilarisch slecht idee. Bovendien zien we er ook geen meer. We zijn qua vegetatie in een regenwoud aangekomen. Aha, dan regent het hier dus vaker. Even denken we dat we, als we eenmaal afdalen, snel onder de bui zullen uitkomen, maar de onweersbui blijft ons vergezellen gedurende de twintig kilometer lange afdaling. Het onverharde pad verandert in een pad vol watergeulen en het is koud. Er zit niets anders op dan door te zetten en we komen als twee verkleumde, natte, vieze varkentjes uiteindelijk in Salento.
De fietsen en tassen zijn echt heel goor en in deze toestand durven we niet bij een hotel aan te kloppen met de vraag of de fietsen binnen kunnen staan. We vragen in het dorp na, of we ergens de fietsen kunnen afspuiten. Het onverwachte antwoord is: bij de brandweer. Tja, het zijn niet voor niets spuitgasten. En inderdaad: de fietsen en de tassen worden bij de bomberos keurig afgespoten en we melden onszelf (vies!) en onze fietsen (schoon!) bij een hostel om de hoek. De manager, Jesus, spreekt perfect Engels en geeft ons een leuke kamer met balkon inclusief mooi uitzicht over het dorp en omliggende bergen. Daarna spoelen wij onze regenjassen en fietsschoenen af in de douche en uiteindelijk zijn wijzelf aan de beurt. Als twee andere, herboren, mensen melden we ons weer bij Jesus die ons veel onversneden, objectieve informatie geeft over het dorp ("a shithole in a beautiful landscape"), hét toeristische hoogtepunt, de Cocora vallei ("niet zo mooi als de vallei waar jullie vandaan komen") en Colombia in het algemeen.
's Avonds gaat we uit eten met Gail en Michael uit Melbourne, Australia, de downhillers met gids en volgauto, en een afspraakje was snel gemaakt. Het Venezolaans restaurant is goed, maar aan de dure kant. Dat was natuurlijk te verwachten; het dorpje Salento is een tourist trap, met ruim honderd accommodaties en bijna honderd restaurants. Wij blijven ook een dagje extra vanwege onze haat-liefdeverhouding met toeristische dorpen en steden. Lekker bijkomen en lekker eten. Oh en de vervolgroute weer eens veranderen, lees: nog langer maken met meer omwegen. En de plannen weer eens veranderen en nóg een dagje extra blijven om (toch) de populaire Valle de Cocora te bezoeken, de vallei van de waxpalmen, een tip van Gail en Michael die de vallei gisteren hebben bezocht..
Harry heeft er opnieuw niet echt veel zin in. Hij herhaalt de mening van Jesús, die aangaf dat de Valle de Cocora niet bijzonderder of mooier is dan de vallei waar wij eergisteren doorheen zijn gefietst. Harry heeft niet zoveel behoefte aan een dagtrip (zonder fiets) om alweer en nog meer waxpalmen te zien. Maar Roelie's FOMO (fear of missing out, de vrees om iets te missen) is door de Australiërs weer flink geactiveerd. Het is een lange wandeling, "die ook heel kort gemaakt kan worden", probeert Roelie Harry over te halen, "kijk maar naar Gail en Michael, die hebben ook een klein stukje gelopen tot aan een mirador". Maar Harry houdt ook weer niet van half werk. "Als we gaan, dan doen we ook de hele wandeling van 12 kilometer".
Harry's tegendraadse aard om overstag te gaan en Roelie haar zin te geven, slaat door en hij besluit meteen ook om ons bijgeloof officieel aan de kant te schuiven. Na een kilometertje lopen, zegt hij 'het pad is best goed', 'het ziet er niet naar uit dat het gaat regenen' en 'zoveel andere toeristen zijn er niet'. Oeioeioei, wat zijn dat gevaarlijke uitspraken, die onheil afroepen. Als de travel giants dat horen... Maar laten we het eens testen en er dan mee ophouden. Na nog een kilometer of drie wordt het pad erg smal, modderig en glad, mar ook een soort van avontuurlijk en dat maakt het erg leuk om te lopen. En we houden het droog (ze zon breekt zelf door). En het is echt niet heel druk ondanks dat het een zondag is vandaag. Harry heeft dus gelijk.
Harry moet bekennen dat hij zich uitstekend vermaakt. Niet door de waxpalmen, maar door dat avontuurlijke paadje van een kilometer of zeven door de jungle. Roelie's idee om toch te gaan, was zo slecht nog niet. Weer een lekker dagje in mooi Colombia.
Morgen starten we dan toch echt weer met fietsen. We gaan met een grote omweg naar Medellin. We hebben geen haast (hebben we dat al vaker gezegd?). Onze belevenissen op die route door valleien, met spraakmakende namen als Valle del Cauca en Valle de Café, beschrijven we in een volgende blog.