Colombia! Hier verheugden we ons in 2020 al op en nu zijn we er dan eindelijk! We weten dat niet iedereen even enthousiast is. Onze overheid ook niet en op de kaart staan vele gebieden in oranje en rood aangegeven waar reizen sterk wordt ontraden in verband met de veiligheid. Een gewaarschuwd mens dus, maar we hebben er nog steeds erg veel zin in. Ook voor dit land hebben we ruim de tijd, bijna drie maanden.
Colombia, behalve dat het bekend is van Pablo Escobar, drugs en criminaliteit, zijn de volgende feitjes ook interessant: het herbergt 20% van alle vogelsoorten ter wereld; het is 27 keer zo groot als Nederland; het heeft de hoogste palmbomen ter wereld (sommige zijn hoger dan 200 meter!!); het is de op twee na grootste koffieproducent ter wereld; het heeft ruim 50 miljoen inwoners en leeftijd wordt gewaardeerd in Colombia: ouderen worden in het hele land diep gerespecteerd.
De Andes, het machtige gebergte waarin we al tien maanden fietsen (met korte onderbrekingen naar de kust en de amazone), volgen we ook grotendeels in Colombia. Het gebergte splitst zich hier in drie cordillas: de cordiaal Occidental, Central en Oriental, oftewel de westelijke, de centrale en de oostelijke. Daartussen bevinden zich de valleien met rivieren, jungle, plantages, dorpjes, stadjes en steden en warmte. We zullen naar verwachting van het een, over het andere, naar het volgende hoppen. Kortom, er is veel te ontdekken en te beleven: Vamos!
Deze eerste blog beschrijft onze tocht van Ipiales aan de grens met Ecuador tot aan de grote stad Neiva. Hoogtepunten zijn: de Maria-basiliek Las Lajas, de Trampoline de la Muerte, het kleurrijke dorp San Agustín met zijn archeologische site en de bikepacking-route tussen San Agustín en Paicol.
De grensovergang is uiterst eenvoudig: we staan zowel bij het uitchecken als inchecken bij het juiste loket en zijn direct aan de beurt. We wisselen bij een kantoortje wat dollars en scoren sim-kaartjes. Zo makkelijk gaat het niet vaak. De grens ligt op een rivier en zoals zo vaak betekent dat een pittige klim de vallei uit en dat is hier geen uitzondering. Om sfeer te proeven van het nieuwe land stoppen we al in het eerste de beste stadje, Ipiales, al is een grensstadje meestal niet echt representatief, maar goed.
Een nieuw land moet gevierd worden: doe maar een hele fles wijn!
Vrolijke mooie kunst, hou dat vast Colombia (al zoveel wanstaltige kunst gezien in voorgaande landen)
Eerste highlight en must-see ligt slechts op een kilometer of vijf van Ipiales: Las Lajas. Een paar eeuwen geleden moest een inheemse vrouw met haar dochter in de kloof schuilen voor onweer. In de kloof openbaarde Maria zich aan het dochtertje. Een beeltenis van Maria is daarbij in de kloof achtergebleven. Het bescheiden kapelletje dat daaraan herinnert, is in de jaren '30 van de vorige eeuw vervangen door een neo-gotische kerk, of beter basiliek, van formaat. De locatie van de basiliek is bijzonder: de achterwand van het koor is de rotswand en het portaal hangt als het ware boven de kloof. Als we vanaf de weg de basiliek zien liggen, lijkt die ons toch bijzonder genoeg om van dichtbij te bekijken. De straatjes naar de basiliek zijn afgeladen vol met kraampjes met souvenirs, kaarsen en containers om heilig water in mee te kunnen nemen. De omgeving hangt vol met devotie tegels en -tegeltjes, waarmee men hoopt -naar wij aannemen- een plekje in de hemel te reserveren. 's Avonds wordt de kerk verlicht door een soort lichtshow met felle kleuren. Daar wachten we niet op; het is vroeg in de ochtend en we fietsen verder.
De eerste etappe in Colombia is een mooie. We fietsen eerst over een leuk onverhard weggetje, vervolgens over een mooie rustige asfaltweg en alleen de laatste vijf kilometer doen we op de brede Panamerican highway.
Pedregal, kleurig dorpje aan de Panamerican highway
Het dorp Pedregal ligt er kleurrijk bij onder de zware wolken. We hadden een grauw, lelijk snelweg-dorp verwacht, dus we zijn verrast. Het is er een drukte van belang: het dorp is een knooppunt voor personen- en vrachtvervoer. De volgende ochtend in de zon valt het meer op dat de huizen in vele vrolijke kleuren geschilderd zijn. Het hostel waar wij overnachten is nogal goedkoop met nog geen €7 en daarvoor hebben we zelfs een eigen badkamer, maar dan wel weer met een koude douche, maar dat is best gebruikelijk in het warme Colombia.
Vanuit Pedregal fietsen we opnieuw op de Panamerican voor zo'n 12 kilometer. Het is vrij rustig op deze zaterdagochtend en dat is fijn, want het gaat flink omhoog en dan is het verschil tussen ons en het gemotoriseerde verkeer groot. Alleen de zes-assers hebben moeite om snelheid te maken, net als wij dus, en dat is niet zo gek met een hellingspercentage tussen de zeven en tien procent. Ondanks het grote snelheidsverschil met het overige verkeer, voelt het niet onveilig dankzij de brede, schone vluchtstrook. Bij het dorp Tangua kunnen we afslaan naar een smalle en onverharde weg naar Yacuanquer. We laten de Panamerican achter ons en we beginnen te genieten! Na het dorp Yacuanquer fietsen we over een smalle betonstraat verder omhoog. Bij de steilere delen maakt de betonverharding plaats voor compact gravel. De totale klim is 25 kilometer en in de laatste 5 krijgen we een paar pittige hellingen en moeten we van de fiets om die te duwen. Zwaar na die 20 eerdere kilometers en bovendien gaat het ook nog regenen.
Direct na de top zien we de stad Pasto liggen. De vermoeide benen mogen rusten: alles naar beneden, maar wel onverhard, dus oppassen geblazen! Dat houden we net iets te lang vol, waardoor we pardoes het beoogde hotel voorbij fietsen. Roelie had een route gemaakt langs meerdere hotels, mocht het hotel van de eerste keuze tegenvallen. Dat mooie plan was ze vergeten tegen Harry te vertellen en die blijft dus mooi de route volgen. Bij een stoplicht komt het verhaal alsnog en mogen de beenspieren nog heel even aan het werk terug naar het eerste hotel, dat dus wat hoger ligt. Daarmee is de wil om een ronde door de stad te doen opzoek naar de beste aanbieding of de leukste buurt wel verdwenen en we checken direct in. We vinden de kamer vervolgens wat tegenvallen: klein, geen raam naar buiten maar naar een gehorig trappenhuis, donker, maar het is schoon, modern en heeft boutique elementen, de douche is warm en het ontbijt op het dakterras de volgende ochtend is lekker. We genieten twee dagen van het stadse leven, kijken naar een wielercriterium door de straten in het centrum en gaan naar het Museo del Carnaval. Verder lekker slenteren, koffiedrinken, uit eten en op zoek naar nieuwe spiegeltjes voor onze fietsen.
Zonder spiegeltje vertrekken we uit Pasto. Wielrennen en mountainbiken zijn populair in Colombia, maar tja, dat doe je natuurlijk niet met zo'n suf spiegeltje aan je stuur. We gaan naar de volgende Colombiaanse highlight onder fietsers en motorrijders: de Trampoline de la Muerte. We fietsen eerst naar de Valle de Sibundoy en daar doen we een dag over. Er zitten twee klimmen in de etappe. Na de eerste top krijgen we zicht op de Laguna de la Cocha en het is koud op de top. We kleden ons dik aan maar het helpt niet genoeg. Onderaan de afdaling vinden we een bakkerij met koffiemachine en binnen staat een tafeltje met stoeltje. Daar warmen we ons weer op met koffie en taartjes. Als we weer kunnen, zien we buiten een fietser aankomen, ook aardig verkleumd. Hij heet Jaime, komt uit Guatemala, gaat richting het zuiden en heeft dringend warme koffie nodig en gaat bij de bakker naar binnen. Wij beginnen aan de tweede klim en krijgen het al snel fink warm met al die extra kleren aan en die gaan dus weer uit.
We eindigen de tweede klim, net als de voorgaande, net onder de wolkenlaag. Op de top is het een beetje aan het miezeren en weer koud. We zien hier de frailejones, de plant die we eerder in Noord Ecuador zagen. Hier zijn er veel minder en ze zijn niet zo goed vanaf de weg te fotograferen.
Het dal waar we in de afdaling op uitkomen is breed. De boerderijtjes zijn kleinschalig, de gebouwtjes vrolijk in de verf gezet en er staan veel verschillende en voor ons onbekende fruitbomen. De weg loopt redelijk vlak en er zijn relatief veel mensen op de fiets, niet alleen voor een ritje naar een winkel, maar ook sportievelingen op wielrenfietsen en moutainbikes. Van verschillende kanten worden we gegroet en steken er duimen op naar ons. De huizen zijn hier niet verstopt achter schuttingen, muren en hekwerk, zoals we dat in Ecuador zagen en hebben fleurige tuinen vol bloemen en planten. Het dal maakt daardoor een gastvrije en lieflijke indruk. We stoppen in Sibundoy, het grootste dorp van de vallei, en vinden er een prima spiksplinternieuw hotel. Er is een warme douche, maar niet bij onze kamer, maar twee verdiepingen hoger. De douche blijkt niet warm, maar heet, te heet: we kunnen er niet onder staan, zo heet. Zo zie je maar weer: 'te' is nooit goed. We gokken erop dat we de Trampoline in één dag kunnen fietsen en vertrekken de volgende ochtend vroeg. We hebben (alweer) mazzel want het is best helder weer terwijl was voorspeld dat het zwaarbewolkt zou worden.
De Trampoline de la Muerte is een onverharde smalle weg. Passeren is een probleem en vaak zijn er aardverschuivingen en/of is de weg voor een deel weggeslagen. Het passeren en de landslides zijn voor ons geen probleem, maar wel voor auto's, busjes en vrachtwagens. Deze 'dodenweg' is bekend/berucht geworden omdat er veel ongelukken gebeuren met fatale afloop. Daardoor is het des te opvallender dat er best veel verkeer is. Althans dat vinden wij omdat we de weg toch vergelijken met de Camina de la Muerta dicht bij La Paz, Bolivia. Daar was een nieuwe hoofdweg aangelegd waardoor we die dodenweg toen helemaal voor onszelf hadden. Maar mooi is de route wel, bijna net zo mooi als in Bolivia. De weg is de enige dissonant in de ruige natuur en er is een handvol restaurants, voor de rest: een en al natuur.
Bij een restaurantje gebruiken we een vroege lunch en wordt Roelie onder handen genomen door een vriendelijke, spontane dame en haar dochter. Roelie heeft - zoals zo vaak - een rode neus en rode wangen en de dames komen aan met dikke vettige zonnebrandcrème. We hebben factor 50 op, maar krijgen dat in ons gebrekkige Spaans niet goed uitgelegd en daarom fietst Roelie verder met een extra laag bescherming.
Ontelbaar aantal watervallen langs de Trampoline de la Meurte
Het zonnetje blijft alleen niet lang schijnen. We zien al snel dat we in de wolken terecht gaan komen en dan zakt de temperatuur en is het miezerig en die gaat over in harde regen. Harry verzucht, dat er geen bushokjes zijn om te schuilen, nu we ene nodig hebben. Niet veel later komen we aan bij een groezelig kapelletje: bij Jezus ontbreken een paar lichaamsdelen, maar toch staan er kaarsjes onder zijn ontbrekende voeten. In het kapelletje wachten we de ergste regen af. Als we weer op de fiets zitten, blijft het tot de tweede top nog een beetje licht doorregenen, maar eenmaal aan de top, breekt de zon alweer door tussen de flarden wolken. Dat komt heel goed uit, want we mogen een heel lange afdaling doen.
Onderaan de afdaling komen we er al snel achter dat het helemaal niet zo druk was op de Trampoline. Hier is het pas druk! Er rijden hier veel mensen op scooters, brommers en motoren rond. Waar we ook achter komen, ook al is het conform verwachting, is dat het hier flink warm is. We zijn zo laag, zo laag zijn we lang niet geweest: 550m boven zeeniveau. Tussen al die honderden scooters fietsen we Mocoa binnen. Op het centrale plein bekijken we de overnachtingsopties en zoals bijna altijd bij een groot aanbod, vinden we het moeilijk om te kiezen. Zoals gezegd is het warm en een hotel met airco krijgt de voorkeur en er ligt er ene op steenworp afstand. Het lijkt in eerste instantie alsof het hotel gesloten is, maar we krijgen een man te spreken en krijgen een kamer. De airco is goed en stil en het bed is prima, verder kenmerkt het hotel zich vooral door ontbrekend onderhoud, ontbrekende douchekop, ontbrekend warm water en ontbrekende wifi.
De volgende dag doen we het rustig aan, want het dagdoel ligt maar iets van 40 kilometer verder. We ontbijten bij een leuke plek, met lekker ontbijt en goede koffie. Ook deze tent kenmerkt zich doordat het open is: een terras onder de bomen en een afdak. Zoals zoveel restaurantjes wordt er voor gezorgd dat je uit de zon zit en beschermd tegen eventuele regen, maar voor de rest zit je als het ware buiten. Er is echt aandacht besteed aan de inrichting. En de koffie is goed. We beginnen Colombia al echt te waarderen.
Rond elf uur vertrekken we pas. Gisteren was het warm toen we Mocoa binnen fietsten; nu is het heet als we Mocoa uitfietsen. De temperatuur is 'maar' dertig graden, maar de zon heeft vrij spel en is meedogenloos. We fietsen al weer enkele weken op het noordelijk halfrond, dus onze rug wordt als het ware gebakken. We zweten er enorm op los en zijn blij dat we het aanvankelijke idee, om vandaag een stuk verder te fietsen, voortijdig hebben losgelaten. Het is ons duidelijk dat de temperatuur, naast de hoogtemeters, relatief korte etappes noodzakelijk maakt.
De weg, ruta 45, is een hoofdweg maar best rustig en kenmerkt zich door bochtig, goed asfalt door dichte jungle. Mooi en fijn te fietsen. Op veel plekken, net als morgen en overmorgen, wordt aan deze weg gewerkt: nieuw asfalt en goten natuurlijk, maar ook veel kunstwerken zoals bruggen en duikers. Vooral landslide-gevoelige gebieden worden grondig aangepakt. Vele honderden wegarbeiders zijn aan het werk op vele tientallen projectlocaties. We zien een projectbord en lezen dat de weg over een afstand van 400 kilometer wordt aangepakt en dat het projectbudget 4,7 miljard peso's bedraagt. Klinkt veel, maar het is omgerekend iets van 10,5 miljoen euro. We kunnen ons niet voorstellen dat daarmee deze weg zo grondig aangepakt kan worden. Rekenen we verkeerd?
Onze stop is een zeer basic hospedaje dat ons een hok zonder raam en met plaatstalen plafond/dak aanbiedt. Harry slaapt niet of slecht bij hoge temperaturen en vreest dat hij geen oog dichtdoet. Dat valt gelukkig mee, totdat er aan zijn bil wordt gevreten door een uit de kluiten gewassen gevleugeld beest, dat we allebei niet (her)kennen. Daarna is de nachtrust voor Harry wel even voorbij.
De dag erna begint wederom zonovergoten. Al bij het zadelen van de fietsen beginnen we flink te zweten. De hoofdweg is een kopie van gisteren: leuk bochtig, op-en-af, jungle links en rechts van ons en veel werkzaamheden her en der. Het verschil met gisteren is dat het vandaag (wel) gaat regenen.
Rara, 't kronkelt, maar ligt heel stil. Is het een plat en dood slangetje of een aantal bochten in de weg. Zoek de verschillen.
De onweerswolken naderen ons met het nodige gebliksem en gerommel. We blijven doorfietsen totdat we zeker weten dat het elk moment gaat losbarsten. Bij één van de werklocaties worden we uitgenodigd om onder een overdekte schaftkeet te komen schuilen. Het duurt toch nog iets van vijf minuten voordat de regen op het plaatstalen dak roffelt. Het regent hard, maar min of meer recht naar beneden. Het waait aanvankelijk nauwelijks en het onweer blijft wat boven ons hangen. Het venijn, na een dik half uur, zit in de staart: horizontale slagregens en rukwinden. Wat een geweld! Lunchdozen, lappen afdekplastic vliegen door de lucht, borden waaien om en het golfplatendak waar we onder schuilen gaat in één hoek steeds verder omhoog. We worden kletsnat ondanks het grote dakoppervlak. Als het noodweer is weggetrokken, fietsen we verder. De weg is bezaaid met veel afgerukte takken en enkele omgewaaide bomen.
Na zes kilometer komen we het enige dorpje tegen op de route van gisteren en vandaag, en het biedt een paar overnachtingsmogelijkheden. Het regent nog steeds, maar we besluiten nog tien kilometer verder en ruim 300 meter hoger naar een hospedaje te fietsen. Deze heeft zeer goede reviews op GoogleMaps, iOverlander én Booking. De hoge verwachtingen worden in eerste instantie bevestigd als we we drijfnat van de regen gastvrij onthaald worden door een hippe jonge vent in een modern en toch gezellig restaurant. Hij biedt ons een biertje aan (merkwaardig genoeg heeft hij alleen Corona en Stella Artois, oftewel het InBev spul), waar we graag op in gaan. Helaas zakt ons 'hosanna-gevoel' aardig in als de beste man ons, na het nuttigen van de Corona, naar de buren brengt waar we klaarblijkelijk de reservering hebben. We worden daar een beetje raar ontvangen door een oudere dame (typetje geitenwollensokken) en krijgen van haar nul informatie, maar wel een kamertje van hooguit vijf vierkante meter in haar woning. De badkamer en toilet zijn gemeenschappelijk. In niets lijkt het op de beschrijving op Booking, waar de kamer een flatscreen TV zou hebben en twaalf vierkante meter groot zou moeten zijn. Het lijkt op een Warmshower overnachtingsplekje, alleen een Warmshower adresje is gratis en hier hebben we relatief toch een aardige prijs voor moeten betalen. We voelen ons op het verkeerde been gezet en zijn een beetje gepikeerd, maar besluiten het hierbij te laten. Gelukkig maakt de hippe jonge vent van het restaurant ernaast veel goed met heerlijk eten, ook al zijn de porties wat klein voor twee hongerige fietsers.
De volgende ochtend poseren we voor een foto van de toch best wel aardige gastvrouw Claudia en met haar Duitse herder Sacha. We zitten weer op ruim 1600 meter hoogte en vergeleken met de vorige dagen begint de ochtend frisjes. We hebben een lange (23 kilometer) klim voor de boeg die ons maar 900 meter hoger brengt. Appeltje eitje: net iets meer dan vals plat toch? Niet dus: dit is een klim met tientallen op-en afjes: 30 meter (steil) omhoog en twintig meter (steil) omlaag. In het hoogteprofiel van Komoot wordt die werkelijkheid gemiddeld tot "vals plat' in het getoonde profiel, grrrrr! Maar goed, het is wederom hartstikke mooi hier.
De weersvoorspellingen kondigen heel veel regen aan vanaf het middaguur. Daarom zijn we vanochtend al om zeven uur op de fiets gesprongen. We hebben drie opties, al naar gelang de eventuele nattigheid: Bruselas, Pitalito of San Agustin. San Agustin heeft onze voorkeur, maar is ook qua afstand en klimwerk het meest ambitieus. Het keuzemoment tussen de drie opties ligt bij de afslag van de Ruta 45, bij het dorpje Bruselas. Bij alle drie de opties moeten we die klim van 23 kilometer doen en al klimmend worden de wolken donkerder en de wind harder, guurder en kouder. Echter na de top, trekken de donkerste wolken weg en al afdalend wordt het warmer en warmer. Bij Bruselas 'loopt het zweet alweer in de reet', als we dat zo even bout mogen zeggen.
In het dorpje Bruselas krioelt het weer van de brommers, scooters en motoren. Ze zwermen om elkaar en ons heen. Hoe moet dat met Colombia zich verder ontwikkelt en deze mensen uiteindelijk genoeg verdienen om een auto aan te schaffen? Enfin, het dorp is niet uitnodigend op één plek na: een leuk koffietentje op een hoek dat dapper zijn best doet om Nora Jones op te laten boksen tegen het gemotoriseerde lawaai van de straat. De eigenaresse is een schat van een mens, spreekt best een aardig woordje Engels en schotelt ons een heerlijke cappuccino voor met een lekkere taartpunt. 'Kaffee mit Kuchen': het kan hier weer en douze points erbij voor Colombia!! Deze regio staat internationaal bekend om koffie van top kwaliteit. Als wij experts zouden zijn, wat we niet zijn, zouden wij het omschrijven als koffie met een levendige zuurgraad, evenwichtige zoetheid, ronde en gladde body, smaken van rood fruit.
We vragen aan Maria, de lief-leuke eigenaresse, of de route die Komoot voorstelt oké is gezien veiligheid. Maria is even in verwarring en denkt dat we op een militair terrein zouden doodlopen, maar dan ziet ze dat dat ergens anders is. Ze adviseert de hoofdweg en niet het onverharde weggetje "door de bergen" die we van onze navigatieapparatuur Komoot voorgesteld hebben gekregen. We vragen haar of dat verband houdt met de veiligheid, maar nee, het heeft te maken met comfort. Ons staat die hoofdweg niet zo aan en we kiezen toch voor de weg die Komoot heeft bedacht en die is leuk zeg! We fietsen tussen de koffieboerdeijen door en komen na een dikke tien kilometer helaas dan toch uit op een onvermijdelijke hoofdweg.
De weg tussen Pitalito en San Agustin is niet leuk. Erg druk en met een paar steile klimmetjes. De laatste klim naar San Agustin is een stevig toetje: steil! In 4 kilometer steigen we 360 meter en dat met al die uitlaatgassen om ons heen. Met de laatste kilometer voor de boeg dreigt Harry een hongerklop te krijgen. Als die doorzet dan kan Harry geen meter meer fietsen, weten we uit ervaring. Het heerlijke taartje van Maria blijkt uiteindelijk niet genoeg energie te geven om die 30 kilometer en 600 hoogtemeters vanaf Bruselas te doen. We gooien een viertal mueslirepen en en drie snoepjes in Harry en we halen het net.
San Agustin is tot dusver het mooiste en leukste dorp van Colombia (maar ja, we zijn hier pas iets van twee weken). De huisjes zijn wit en de deuren, ramen en balustrades zijn in uiteenlopende kleuren (wel uit een uniform kleurenpallet) geverfd. Planten en bloemen op balkonnetjes en heel veel mensen: helemaal leuk. Op de plaza roept iemand 'Gutentag' en komt een praatje maken. Het is Manu, die zijn we eerder op de plaza in Mocoa tegen zijn gekomen. Hij vertelde ons toen dat hij jarenlang door Oostenrijk en Duitsland heeft gereisd en daardoor best goed Duits spreekt. Maak van dat 'best goed', maar redelijk, maar nog altijd veel beter dan ons Spaans. Carolina en Ricardo komen er ook bij staan. Ze zijn ons eerder vandaag op hun dikke BMW-motoren (hij 1250cc, zij 850cc) voorbij gereden. Wat een gezelligheid! Manu gaat weer zijn spulletjes verkopen en we kletsen een tijdje met Carolina en Ricardo. Ze zijn allebei geboren Colombianen, maar al lang woonachtig in Florida en hebben een dubbel paspoort. Ze reizen op hun motoren al een tijd door Midden-Amerika en nu zijn ze in hun geboorteland.
We kiezen voor een hotel in een koloniaal gebouw dicht bij de plaza. Nadat we betaald hebben voor drie nachten komt de receptiedame op de deur kloppen. Ze heeft iets over het hoofd gezien. Op de derde nacht heeft een grote groep gereserveerd en we moeten dan naar een andere kamer met gedeelde badkamer. Bovendien moeten we na de tweede nacht om 7 uur de kamer uit zodat ze die kunnen poetsen voor de groep komt. Hmmm, nou laat die derde nacht maar zitten en over de tweede nacht moeten we even nadenken. Uiteindelijk blijven we (toch) twee nachten in dit hotel en kunnen we op 'rust'-dag de fietsen schoonmaken, controleren en eventueel remblokjes vervangen. Na de tweede nacht gaan 's ochtends naar het archeologische park en we boeken een kamer met eigen badkamer in een ander hostel om die derde nacht in te overnachten.
Dat archeologisch park ligt best nabij San Agustin. We besluiten om niet zoals alle toeristen een taxi er naartoe te nemen, maar om gewoon te lopen. Eenmaal aangekomen betalen we best een flinke entreeprijs, maar het polsbandje is ook geldig voor twee andere, minder grote parken, waar we morgen langs zullen fietsen. Alleen is het morgen dinsdag en dan zijn de parken gesloten. Maar goed, het park is best interessant en biedt best wel wat voor de entreeprijs: het is mooi aangelegd, het heeft schone, moderne toiletten (Roelie heeft darmprobleempjes) en is mooi aangelegd. Bovenal: heel veel beelden uit de periode van 1000 voor tot 1500 na Christus en ze zijn interessant om te zien: uiteenlopende gelaatstrekken en karaktertrekken. We hebben er plezier in en zoals altijd zijn we blij dat we op een rustdag niet inkakken maar toch iets actiefs doen. In dit geval dus een wandeling van tien kilometer.
Dat nieuwe hostel is een pareltje. We krijgen een leuke kamer en het heeft een rooftop met geweldig uitzicht over het dorp en de verre omgeving. Genietend op het dakterras kijken we elkaar aan: zullen we hier nog een extra 'nachie' doen? Jaaa, we wandelen naar een uitkijkpunt over de canyon van de (hier nog bescheiden) Rio Magdalena, de grootste/langste rivier van Colombia, die ver van hier uitmondt in de Caraïbische Zee. Ook hier zijn beelden te zien uit de precolumbiaanse periode. En wat we verder doen? Gewoon kletsen met de mensen uit het hostel, motorrijders Carolina en Ricardo, Woz uit Oz (en in 'crocodile hunter' Steve Irwin stijl gekleed), een aantal Israeli (Colombia schijnt ze goed te behandelen) en een Frans stel dat hun dochter bezoekt. Kortom, we hebben het erg naar ons zin en besluiten nog een nachtje bij te boeken, ook omdat Roelie's darmen nog een beetje tegenstribbelen én we hebben gigantisch spierpijn van de twee wandeldagen: vooral in de kuiten. Bijzonder als je je al 10.000 kilometer voorplaatst op beenkracht, je van een wandeling spierpijn krijgt. Helaas kunnen we niet nog een dagje bijboeken. Het hostel zit vol. Nadat Ozzie Woz een sachets siliconen gel voor Roelie uit zijn backpack vist en na het ontbijt vertrekken we dan toch maar en nemen we afscheid van onze nieuwe vrienden.
Ondertussen hebben we de route aangepast. In Colombia splitst de Andes zich in drie parallel lopende gebergten, hier cordillas genoemd. We waren van plan om vanaf hier één van die drie bergruggen over te steken naar het westen door een Parque National richting de stad Popayan en dan weer terug naar het oosten. Die 'slinger-aanpak' beviel ons wel in Ecuador. De meest noordelijke route terug richting oosten viel af omdat enkele FARC dissidenten ellende (berovingen) veroorzaken voor toeristen. We hebben routes van andere fietsers bekeken en we zien nergens iets terug over ons route idee en of de weg terug. Wat we wel zien is dat de route van een bikepacker genaamd Mark Watson door de Nederlandse Robert en Lynn is gefietst.
Sinds de grens volgen wij in tegengestelde richting dezelfde route als Mark Watson jaren terug deed. De Nieuw-Zeelander Mark is onder bikepackers een bekend persoon, hij fietst het liefst over 'roads less traveled', oftewel over onverharde achteraf-weggetjes (en paden). Bovendien is hij een begenadigd fotograaf. Zijn routes zijn te vinden op internet.
Robert en Lynn zijn we in 2019 in Thailand tegengekomen en zij zijn enthousiast over de 'Mark Watson'-route, die aan deze kant van de bergrug blijft en kleine kronkelende 'achteraf' weggetjes volgt. We doen er dan, met een hoop minder kilometers maar meer hoogtemeters, net zo lang over om de stad Neiva te bereiken. Onze nieuwe Australische vriend Warren ("call me Woz") heeft gehoord dat de route door het Parque National ook niet veilig is. Bovendien zijn er weinig voorzieningen onderweg en wordt er zoals eigenlijk altijd hier in Colombia voor iedere volgende dag regen voorspeld... Waarom gokken op een onbekende route als een andere route hoog gewaardeerd wordt door enkele bikepackers en daar liggen voldoende dorpjes, winkeltjes en accommodaties aan? Eigenlijk is de keuze dan erg simpel. Maar... Mark Watson en zijn vriendin Hannah zijn bikepack-bikkels en Robert en Lynn ook, oftewel: minimaal bepakt op moutainbikes met voorvorkvering. En klein detail: een stuk (>20-30 jaar) jonger dan wij. Gaan we er nog spijt van krijgen?
Anyway (zoals Woz zou zeggen), we gaan weer op pad en fietsen eerst naar een bijzondere plek voor Colombia: de Rio Magdalena. Zo'n 30 kilometer verderop ontspringt de rivier uit een laguna en op zijn smalst is die slechts 2,2 meter terwijl die bij monding in de Caribische Zee meer dan 2 kilometer breed is. Wij gaan naar dat smalste punt: de 'Estrecha del Rio Magdalena'. Niet heel bijzonder naar onze (verwende) mening, maar vermoedelijk kruisen onze wegen elkaar vaker in dit land en zullen we dan terugdenken aan deze 2,2 meter brede slucht (waar overigens de rivier met flink wat geweld doorheen raast).
We doen het op deze eerste dag na San Agustin rustig aan tussen de koffieplantages en rietsuikervelden. Het is een korte etappe en dat leek ons slim gezien de darmprobleempjes van Roelie en onze gezamenlijke kuitprobleempjes, maar eigenlijk gaat dat gewoon heel goed. Er zitten twee klimmetjes in die steil zijn, maar net wel fietsbaar. Op een helling staat Harry te wachten op zijn vrouwtje zoals zo vaak, maar nu heeft hij z'n hoofd tussen de planten in de berm gestoken en heeft iets bijzonders gezien: rupsen. Een rups an zich is natuurlijk weinig bijzonder, maar in dit geval zijn ze groot, opeengepakt en slaan ze aanslagen van vliegende vijanden van zich af). Dus ja best bijzonder! Na wat speuren op internet weten we van ze dat ze 's nachts de boomstam afdalen voor een diner en dan weer terugkeren. Ze poppen onder de grond en komen dan tevoorschijn als grote lelijke grijze motten.
We stoppen in Isnos bij een nieuw hotel en krijgen een kamer waar de gastvrouw ons vraagt om even te helpen om de ballonnen van het plafond te halen. Zo lang zijn wij niet voor Nederlandse begrippen, misschien zelfs inmiddels onder het landelijk gemiddelde, maar voor (de meeste) Colombianen, zijn we reuzen.
Na het geinige San Agustín valt Isnos ons ietwat tegen, maar dat is misschien wel logisch. Hoewel er twee archeologische velden nabij Isnos liggen, worden de bezoekjes aan die velden vooral vanuit het veel meer toeristische San Agustín georganiseerd. Toch bulkt ook Isnos van de levendigheid, maar dus zonder de 'extra's' (leuke restaurantjes en koffietentjes bijvoorbeeld) die je tegenkomt in een toeristisch dorp.
De volgende dag fietsen wij naar het dorpje Oporapa. De route is al snel onverhard, maar de weg ligt overal open en wordt geprepareerd om in de nabije toekomst geasfalteerd te worden. Zo fietsen we over een rauwe gravelweg, waar overal aan de noodzakelijke kunstwerken (met name duikers) gewerkt wordt, naar de eerste highlight van vandaag: de gigantische waterval Salto de Bordones. Deze waterval is met zijn ruim 400 meter hoogte, op één na de hoogste van Colombia. Van helaas nog best grote afstand vergapen we ons aan deze prachtige waterval, helaas is het onderste deel aan ons oog onttrokken. We pogen op deze afstand de waterval in een foto. Hieronder twee pogingen.
Na een tijdje mogen we de brede weg vol met wegwerkzaamheden verlaten voor een rustig mooi smal pad. Alleen scooters en motoren lijken zich op dit pad te wagen, op een enkele fourwheeldrive pick-up na. Het pad heeft het formaat van een Nederlands fietspad en wordt omzoomd door weilanden en koffievelden. Ook dit pad wordt op plekken 'begeleid' door bomen in de berm, iets wat we al best vaak in Colombia hebben gezien. Het is mooi en, niet onbelangrijk, de bomen brengen ons schaduw in de hitte. Het pad gaat eerst nog een stukje omlaag en daarna heel steil omhoog naar Oporapa. We zwoegen, maar het is mooi en op het eind van het gezweet staat vast een koud biertje voor ons gereed.
Harry, de snellere klimmer, wacht even in de schaduw op het vrouwtje
Oporapa blijkt zoals verwacht een klein, ietwat rauw dorp te zijn. We trekken bekijks; men ziet hier blijkbaar (bijna) nooit gringo's. Met een koud biertje zittend op de stoep concluderen we dat we vandaag best wel flink hebben afgezien. We vrezen voor de etappe van morgen, want die is op papier een stuk zwaarder. Even, heel even maar, bespreken we de optie om morgen naar de vallei met de asfaltweg nummer 45, af te buigen en dan naar het noorden te fietsen. Die gekke gedachte spoelen we snel weg met een slok bier.
Gelukkig vinden wij een aardig hotel dat de kamers ook per uur verhuurd, maar daar kijken we niet meer van op. We krijgen eerst een kamer aangeboden met een ruim twee meter breed bed en rode ballonnen aan de muur die de tekst 'te amo' (ik hou van je) vormen. We vragen om een smaller bed in een goedkopere kamer en krijgen eentje zonder tekstballonnen dit keer.
En dan volgt de etappe naar La Argentina. Vanuit ons hotel mogen we meteen achterlijk steil Oporapa uit klimmen. Gelukkig heeft de weg hier nog een betonverharding. De helling is ruim boven de tien procent en we proberen te slalommen om in het zadel te blijven en te blijven fietsen. Het slalommen gaat niet al te best, want de weg wordt ook veel gebruikt door scooters en motoren. Na een kilometer of twee (en ruim 200 meter hoger) stopt het beton en is de weg onverhard. Pff, de eerste klim, de makkelijkste van de vier die we vandaag voor de kiezen krijgen, zit erop. Maar veel tijd om echt op adem te komen, krijgen we niet, want de tweede, de langste en de zwaarste klim dient zich al aan.
We klimmen eerst naar het mini-dorpje San Roque, waar we wat zoete broodjes van de bakker eten en water inslaan. Brood en broodjes zonder een toevoeging (suiker, jam, kaas, ham, etc.) is tot nu toe in Colombia moeilijk verkrijgbaar. Vanaf San Roque wordt het pad adembenemend mooi: het kruipt als een slang door de jungle, of beter nevelwoud, omhoog. We zijn letterlijk en figuurlijk in de wolken. Wauw wauw wauw, wat is dit mooi! Even voor de top gaat het regenen, hard regenen, maar de glimlach op onze gezichten laat zich niet wegspoelen.
Direct na de top stopt het met regenen. We zijn kletsnat en besluiten onze regenkleding (jas en rain-legs) nog even aan te houden, zodat die al afdalende een beetje kunnen drogen. Tijdens de vrij technische afdaling, worden we getrakteerd op vergezichten over de omzoomde weilanden. De wolken hebben zich inmiddels hogerop terug getrokken. Onderaan de lange afdaling komen we weer boerderijtjes en buurtschappen tegen. We zien de eerste FARC EP-graffity en gaan er vanuit dat dit nog restanten zijn uit de periode voordat er in 2017 vrede is gesloten en de FARC zich heeft laten ontwapenen. Maar we weten dat hier en daar afsplitsingen en splinterfracties van de FARC nog 'actief' zijn.
Er volgen nog twee korte beklimmingen van ieder gemiddeld tien procent naar het dorp La Argentina, dat een stuk groter is dan Oporapa. Niet voor de eerste keer treffen we hier een spiksplinternieuw hotel aan, dat niet op GoogleMaps staat. Sowieso staan heel veel voorzieningen (winkels, restaurants, hotels, etc.) in Colombia niet op Maps. En maar al te vaak blijken de zaken die wel op Maps staan, niet te bestaan of op een andere plek staan. Enfin, we kloppen bij het nieuwe hotel aan en het is duidelijk dat zij nog nooit eerder fietsers hebben ontvangen. Ze weten een tijdlang niet wat ze met onze fietsen moeten (en met onze wens dat deze absoluut op een veilige plek moeten staan). Roelie is binnen gaan kijken en de kamers zijn goedkoop, mooi, groot, modern en schoon, dus we zien dit hotel wel zitten. Ook ziet Roelie dat het hotel een patio heeft, waar de fietsen prima kunnen staan. Dat proberen we duidelijk te maken, maar het lijkt voor het, overigens lieve, personeel geen optie. Wat volgt lijkt op een slapstick. Korte samenvatting: het personeel probeert de eigenaresse te bellen, maar krijgen haar ondanks vele pogingen maar niet te pakken. O, dan moeten de fietsen maar naar een garage verderop (Staan ze daar veilig? Ja veilig. Staan ze daar droog? Ja droog. Okay prima dan.). O, toch niet, ze kunnen bij de buren naar boven (Nee liever niet: de trap is te smal en te steil). O, ze kunnen toch naar binnen, maar niet in de patio, maar op een andere kamer dat die van jullie. O, jammer dat jullie al aan het uitpakken zijn, maar toch graag verhuizen naar de kamer waar nu ook de fietsen staan. O, en die is wel wat duurder. En als na een tijdje de eigenaresse komt, vindt zij dat de fietsen het beste in de patio kunnen staan. Ja zeg, dat was ons oorspronkelijke verzoek en nu weigeren we met (hoon)gelach.
Wat ook niet op GoogleMaps staat, is een leuk restaurantje naast het hotel. Zoals zoveel restaurantjes en koffietentjes, is de inrichting leuk en smaakvol, is de verlichting gedempt en staat de muziek hard. De eigenaren schrikken bijna: twee gringo's in onze nieuwe zaak! We vragen wat ze kunnen aanbevelen wat er op de menukaart staat. Het wordt Mazorcada (gegratineerde gekookte maïs met kip/worst en rundvlees, en friet en/of sla) en we hebben er heerlijk van gesmuld! Ideaal fietsersvoedsel. Er wordt nog netjes gevraagd of men een foto van ons als bijzondere gasten mag nemen en natuurlijk informeert men naar onze reisplannen.
De volgende etappe naar het dorpje Paicol is een stuk minder lastig: minder hoogtemeters en meer asfalt. Wat vooral opvalt tijdens (het begin van) deze etappe, zijn de vele FARC-uitingen op het wegdek. Maar dat is nog niets. Als we na tien kilometer het dorp Villa Losada binnenfietsen zien we heel veel FARC-leuzen werkelijk overal opgeklad, het geeft een sinister gevoel. Trouwens, onze aanvankelijke gedachte, dat de graffiti van langer geleden is, wordt hier ontkracht, omdat de nieuwe betonnen duikers -waarschijnlijk maar een paar maanden oud- ook beklad zijn. Oké, maar snel doorfietsen! Later lezen we op internet, dat een FARC-afsplitsing in dit gebied inderdaad actief is, of misschien zelfs onder controle heeft: ze hebben zelfs voor het dorp een avondklok ingesteld. Niet om de bevolking te beschermen, maar om zelf de vrije hand te hebben. Arme bevolking.
We dachten dat dit beestje dat frequent de weg oversteekt, wel een bijzondere naam zou hebben en misschien heel giftig zou zijn. Maar het is een 'ordinaire' duizendpoot
Als we na 35 kilometer de middelgrote stad La Plata binnenfietsen zien we niets meer van de FARC-uitingen. Wat we wel zien is een markt dat heel veel verkeer aantrekt, waaronder een boel voor Colombia kenmerkende Chiva-'bussen'. Ze zijn allemaal volgeladen met personen en goederen.
Een bijzondere entree van La Plata, met de kerk als blikvanger. De weg uit La Plata was pure chaos
We fietsen door naar het kleine dorp Paicol, dat gekenmerkt wordt door kleine, witte koloniale huisjes en een groot plein met imposante oude kerk. Dat de kerk ook weer niet zó oud is, merken we als we zien én horen dat het vandaag groot feest is: het dorp viert haar 323e verjaardag. En dat gaat natuurlijk gepaard met luide muziek, waardoor we wijselijk een hotel opzoeken dat wat verder van het plein is gelegen. Onze gastvrouw, we denken dat ze Maria heet, is weinig aanwezig maar als ze er is, kletst ze met een brede lach een eind weg en daar begrijpen we zoals zo vaak vrij weinig van. Ons is duidelijk dat ze ergens iets 'mozaïek-achtigs' aan het verven is. Later wandelen we naar een restaurant en wordt het ons duidelijk: ze zijn met de hele straat bezig om de keien in de bestrating te verven met allemaal vrolijke kleuren, dezelfde kleuren als de vlaggetjes die boven de straat hangen. Paicol is echt wel een heel grappig, lieflijk en fijn dorp.
Lieflijke, oké nog steeds rechttoe-rechtaan, straatjes met koloniale kleine huisjes naar het centrale plein van Paicol
Als het 's ochtends om 7 uur tijdens het ontbijt keihard begint te regenen, én als vervolgens de dame die het ontbijt brengt vertelt dat het nog lang blijft doorregenen, én als dat ook nog eens wordt beaamd door onze drie weer-apps, besluiten we er gewoon nog een dagje aan vast te plakken. We sturen een verzoekje via whatsapp naar Maria. Maria reageert pas rond 9 uur ("Si!!!!") maar dan is de regen toch gewoon een soort van gestopt en is de lucht een stuk lichter geworden. We besluiten toch gewoon te vertrekken.
Om nog even terug te komen op de 'Mark Watson'-route: bij Paicol gaan wij een andere kant op. Mark ging de oostelijke Oriental Antas over en de Amazone in, wij gaan het dal tussen de Cordilla Central en Cordilla Oriental in op weg naar een woestijn. Dit is dan ook het moment om de vraag te beantwoorden of we spijt hebben van zijn route. Dat antwoord is natuurlijk "No nada!!! Het was prachtig!"
Na zo'n zeven kilometer fietsen we het dorp Tesalia binnen. De straat voor het politiebureau is weer afgezet met hekken. Dat is de laatste week steeds zo in ieder dorp. Klaarblijkelijk is het een dingetje hier in Colombia en moeten politiebureau bewaakt en vooral beschermd worden. De agenten voor het bureau lijken ons niet erg bedacht op gevaar en laten ons vriendelijk groetend door de afzetting gaan. Gelukkig weten ze niet dat FARC-activiste Tanja Nijmeijer een landgenote van ons is...
Op het plein eten we een boterhammetje en komt er een corpulente, vriendelijke man op een fietsje een kletspraatje maken. Hij is 62 en met pensioen en heeft weinig dinero maar zou zo graag door Europa willen reizen maar Europa is duur. Zoiets maken wij van zijn verhaal. Wel duidelijk is zijn voorspelling dat het vandaag toch nog veel gaat regenen. Nou daar hoe je geen Pelleboer, Paulusma of Van Leur voor te zijn: de zware luchten hangen alweer boven ons hoofd en beloven niet veel goeds.
Grappig beeld van een meneer met een zwaar hoof aan de entree van het dorp Pacarni.
Al vaak gezien in warmhoudvitrines: langs de kant van de weg, en nu ook geproefd : de gefrituurde bal van groene banaan met een vulling van rijst en gekookt ei.
De weg was al leuk en wordt nog leuker als we een eindje over een onverhard, slingerend pad omhoog fietsen van het ene naar het andere dorp. En we houden het wonder boven wonder nog steeds droog. Jippie!
Het laatste stuk van de dag voelt een Efteling attractie. We takelen onszelf omhoog op een enkel klimmetje en laten ons dan naar beneden zoeven door de jungle. Wat is het heerlijk om hier in Colombia te fietsen. De routes zijn tot dusver zo mooi, dorpjes zijn levendig, netjes en voelen veilig, de mensen zijn vriendelijk, woningen niet zo gebarricadeerd (jaja politiebureaus wel ja), accommodaties zijn goedkoop, een koude douche is meestal helemaal prima én, wat we zo gemist hebben en hier wel vinden: terrasjes. In Yaguará zien we op het plein voor de kerk zelfs een street food straatje. De tentjes gaan net open als we aankomen fietsen. Alsof ze het wisten ;-)
Na Yaguará fietsen we opnieuw met zo'n Efteling sensatie langs het meer Embalse de Betania en daarna de Rio Magdalena die al wat breder is geworden. De laatste kilometers doen we aan snelfietsen op het smalle vluchtstrookje van een hoofdweg. We gaan er - ook omdat we zo snel fietsen - al vrij snel weer van af en steken dan de bruine rivier Rio Magdalena over om in de stad Neiva te komen. Hier kopen we vier sets nieuwe remblokjes en vullen we de contanten aan door te pinnen. Met 400.000 inwoners is Neiva een grote stad en dat vinden we wel weer leuk. Voor nu even. Maar morgen verder, in de volgende blog!