Peru 4: Huaraz - Chao (Cañón del Pato)

Gepubliceerd op 3 augustus 2024 om 20:51

Na de Peru Great Divide moeten wij (en onze fietsen) even bijkomen in Huaraz. Na twee dagen vervolgen we onze tocht richting Ecuador. De grote vraag die ons de eerste dagen bezig houdt is: blijven we in het Andesgebergte of gaan we naar de kust. De kust belooft kaal, saai en druk te zijn, maar ook vlak en met de wind in de rug. In de bergen blijven is ongetwijfeld mooier, maar staat ook garant voor dagelijks iets van 1500 moeilijke hoogtemeters. Vooral Harry heeft na zes maanden 'hoogtestage' in de Andes, even behoefte aan iets compleet anders, om zo weer hernieuwde motivatie te krijgen om opnieuw de Andes in Ecuador en Colombia op te zoeken. En dus dalen via de onvergetelijke Cañón del Pato, naar de kust van noord Peru.

 

Vroege afdaling op dag drie vanaf de wildkampeerplek weer de canyon in: zonder dikke jas, arm- en beenstukken en handschoenen!?!

De route van Huaraz naar Chao met overnachtingsplekken. Je kan in- en uitzoomen.

 

Vanaf Huaraz fietsen we door het dal van de rivier Santa. We hebben zicht op enkele van de hoge bergen van de machtige Cordillera Blanca (33 toppen boven de 6000 meter). Dankzij deze prachtige bergketen is Huaraz een leuke stad met een boel bergtoeristen. De weg verder naar beneden, naar het noorden, is best druk en het dal flink volgebouwd met een paar steden en daar tussenin dorpen en daar weer tussenin  lintbebouwing en boerderijtjes. We schatten in dat het tot de volgende vrij grote stad, Caraz, nog wel druk zal blijven en dat het daarna prettiger wordt om te fietsen. Ons doel voor vandaag ligt een eind verder dan Caraz op iets van 110 kilometer vanaf Huaraz. Is dat niet wat ver? Nee, het gaat namelijk (hoofdzakelijk) naar beneden. Maar vanaf het middaguur trekt de wind  flink aan en die werkt ons in toenemende mate tegen. 

 

Het wordt intussen steeds warmer en dat zie je ook aan de begroeiing: de palmbomen zijn sinds lange tijd weer teruggekeerd. We vrezen dat tezamen met de warmte en palmbomen ook de black flies, de bijtende minivliegjes zullen terugkeren, die garant staan voor ongemerkte beten en dagenlange jeuk, maar we zien/voelen ze nog niet. Mogelijk dat de wind te hard is voor die kleine ondingen.

 

Bij een pauze precies halverwege in het stadje Yungay besluiten we om nog vijftien kilometer te fietsen en dan al in Caraz te overnachten. Die vijftien kilometer bevestigen ons dat we een wijs besluit hebben genomen: we fietsen naar beneden en moeten toch nog flink 'beuken' om vooruit te komen. Door in Caraz te stoppen, laten we een van de fiets-hoogtepunten van Peru, de Cañón del Pato, over voor morgen en overmorgen als we weer uitgerust en fris zijn. Tevreden met onze beslissing én dit vooruitzicht checken we in bij een aardig hotel dat temidden van de overdekte en onoverdekte en zeer levendige mercado is gelegen. 's Avonds wordt flink gedubd over de route door de Andes naar Ecuador. Die route telt 800 kilometer lengte en dagelijks iets van 1500 hoogtemeters. Kunnen we er nog wat hoogtemeters uithalen? Of slaan we ergens af naar de kust? En zo ja, waar dan? We weten het dan nog niet en laten het nog een of twee dagen rusten. Over twee dagen komen we bij een kruispunt waar we voor de eerste keer móéten kiezen tussen bergen en kust.

 

Vanaf Caraz fietsen we na 30 kilometer een van de mooiste canyons ter wereld in: de Cañón del Pato, oftewel de kloof van de eend. De kloof heeft dusdanig steile wanden dat er op iets van 35 plekken tunnels in de bergwand zijn gehakt om er door te kunnen. De tunnels zijn smal en donker en verre van stabiel. De weg is geasfalteerd, maar door onder andere aardverschuivingen en vallende rotsen flink aangetast (ook in de tunnels...).

 

Daar waar het dal wat wel breder is, liggen dorpjes. Het eerste is Huallanca waar een hydraulische energiecentrale is gebouwd. Het tweede dorpje is Yuracmarca waar we Ritz (zoute koekjes), water en een koud biertje kopen om een paar kilometer verderop de tent op te zetten achter een grondwal, zodat we verborgen zijn vanaf de weg. We zijn nogal in ons nopjes om te kamperen in de warmte. Geen haast, geen kou en (nog steeds) geen bijtende vliegjes.

 

Roelie doet een paar verwoede pogingen om 's avonds de sterrenhemel van de Melkweg te fotograferen met de iPhone, maar die kent geen nachtmodus en geen optie om de sluitertijd aan te passen. Wat te zien is, is het gedimde licht van het lampje in de tent, en drie witte puntjes waarvan ene waarschijnlijk een satelliet. Het geweldige resultaat staat hierboven; jammer dan.

 

De volgende ochtend zijn we al vroeg wakker, nog voor de wekker van zes uur. De nacht was aangenaam en gewoon warm te noemen. We lagen op een rotsige bodem, die de warmte van de dag ervoor de hele nacht heeft vastgehouden. Het grootste deel lagen we alleen in onze lakenzak met onze slaapzakken aan het voeteneind. Toch bijzonder als je nagaat dat we drie fietsdagen terug nog kampeerden met temperaturen ver onder nul en met jassen en truien aan in de aan elkaar vastgeroeste slaapzakken lagen. We genieten wederom van de aangename temperatuur tijdens het ontbijt. Zo is kamperen weer leuk! Door de warme nacht is de tent droog gebleven en hoeft die voor het inpakken niet eerst te drogen. We zitten anderhalf uur na het wakker worden weer op de fiets en dat is voor ons doen best snel. En dat is maar goed ook, want we hebben grootste plannen vandaag. We hebben de knoop doorgehakt en fietsen naar de kust. Het plan is om vandaag in één ruk door te fietsen naar het stadje Chao op 124 kilometer en bijna 1000 hoogtemeters (en meer dan 2000 omlaag). Natuurlijk spreken we af om onderweg te kijken of we hiermee niet teveel hooi op de vork nemen.

 

Vanaf onze wildkampeerplek dalen we met een aantal haarspeldbochten terug de canyon in. En die is weer geweldig mooi! Nog dik 20 kilometer genieten we van de nauwe kloof waar de weg en tunnels in uitgehakt zijn. De weg is er slechter aan toe als gisteren en, hoewel het vooral steeds bergaf gaat, schieten we niet heel snel op. Na ruim 20 kilometer genieten wordt de kloof breder en zien we hier en daar op het oog kleinschalige mijnbouw met bijbehorende mijnhuisjes, veelal in deplorabele staat. De eens zo helderblauwe rivier Santa wordt steeds donkerder door het vele sediment dat meegevoerd wordt.

 

Een glijdende waterval: tranquillo!

Wat ons ook opvalt is dat de wind hier in de kloof al best vroeg tegenzit. Hopelijk wordt dat later op de route niet een dingetje. Roelie komt met een mooie wijsheid: hoe breder het dal straks wordt hoe meer ruimte voor de wind die er doorheen blaast en dus hoe meer deze in kracht zal afnemen. Harry wil deze theorie maar al te graag omarmen.

 

Na 53 kilometer bereiken we het gehucht Chuquicara. Dat gehucht ligt op de kruising: naar het noorden de PE-3N naar Pallasca, en naar het westen de PE-12, die het dal van de Santa verder volgt naar de kust. Alle gebouwen/bouwvallen die er staan, zijn gericht op het voorbijgaande verkeer: kleine stalletjes met koopwaar en simpele restaurantjes. Wij gaan hier even zitten met een Inca Kola en enkele droge baksels die er beter uitzien dan ze smaken. Ondertussen zijn de bijtende vliegjes nu toch echt terug van weggeweest én hebben ze ons ook gevonden. De beet voel je pas als het kwaad is geschied en het klotebeestje alweer het hazenpad heeft gekozen. Snel, maar dus te laat, smeren we ons in.

 

Het is pas half 12 en we besluiten om in ieder geval verder te gaan en het plan te houden om de nog resterende 72 kilometer naar Chao te doen. Direct als we het gehucht verlaten, merken we dat de 'Theorie van Roelie' inzake de wind, wordt overrulend door een ander wetmatigheid: 'Gedurende de dag neemt de wind in kracht toe'. De wind beukt er op los en we weten met moeite boven de tien kilometer per uur te blijven, ondanks het feit dat het nog steeds (in algemene zin) naar beneden gaat. Maar ons recente besluit om door te zetten, wordt niet heroverwogen. 

 

Een paar kilometer verder moeten we de rivier over. De weg aan de andere kant, de LI-123, is zeer recentelijk op de schop genomen en van mooi asfalt voorzien. De brug over de Santa is echter ooit grotendeels weggespoeld. We waren hierop voorbereid en hadden al op iOverlander gezien dat dit al een maand of drie/vier het geval is en dat deze nog steeds niet is hersteld. Ook lezen we dat de brug zo'n beetje tijdens elk regenseizoen wordt gedecimeerd tot zijn stalen geraamte. Om blijkbaar moe van te worden. Best bijzonder hoe er miljoenen is geïnvesteerd in de weg aan de overkant, maar dat auto's niet aan de overkant kunnen komen door een blijkbaar te lage brug. Toch zien we een waaghals met een pick-up met behulp van zo'n vijf man de hachelijke onderneming maken om naar de overkant te rijden. De paar dwarsbalken die nog op de stalen balk van de brug liggen, worden gebruikt om, daar waar de dwarsbalken ontbreken, in de lengte onder de wielen te leggen. Op de foto's op iOverlander lagen er veel meer planken dan nu. We schatten zo in dat, naarmate de tijd vordert, er af en toe wel ene naar beneden kukelt en dat er steeds minder balken beschikbaar zijn.

 

Na de pick-up is het onze beurt. We hebben afgesproken dat we met ons tweeën één fiets aan de overkant brengen. We beginnen met de fiets van Roelie en dat gaat best goed, ondanks onze knikkende knieën. Als we terug willen keren om Harry's fiets op te gaan halen, zien we dat een mannetje ons gewoon is achteraan gelopen mét Harry's fiets en dat blijkbaar zonder knikkende knieën. We hadden op Polarsteps  van Daniël en Leanne gelezen dat er een mannetje rond de brug hangt, die graag helpt en dit moet hem waarschijnlijk zijn. De held. Blij als we zijn, geven we hem een kleine fooi en vervolgen onze weg op het heerlijk gladde asfalt. De weg hebben we, dankzij die kapotte brug, bijna helemaal voor onszelf. Eén keer komt er ons een pick-up tegemoet. Hij stopt en de twee inzittenden vragen waar we vandaan komen en geven ons ieder twee mandarijnen, die we later opeten: zonder pit en heerlijk zoet en sappig. 

 

Harry de stormbreker... (let op de vorm van de boom/struik)

 

De provinciale LI-123 is een stuk leuker te fietsen dan de nationale PE-12 aan de overkant. Onze weg volgt, in tegenstelling tot de PE-12, de bergwand en is daardoor bochtiger met veel meer hoogteverschillen. Helaas blijft de wind aantrekken en is het flink ploeteren om de 35 kilometer te overbruggen tot aan het dorpje met een winkeltje (en daarmee een pauzeplekje), van waar we het dal van de Santa verlaten en naar het noorden mogen afbuigen én hopelijk afscheid nemen van de tegenwind uit het westen.

 

Bij het verlaten van het dal van de rivier Santa, zien we een bordje dat aangeeft dat we op de goede weg zitten richting de Panamerican Highway.

 

In de laatste 37 kilometer naar Chao moet er nog een heuvel beklommen worden. Gelukkig wordt ons het hoogste deel bespaard door een vrij nieuwe tunnel. Na de tunnel blijven we nog een tijdlang op 'hoogte', tot we 'afdalen' naar een mega rotonde waar we rechts afslaan de beroemde Panamerican Highway (de PE-1) op.

 

De lucht is wat heiig maar er komt een schraal zonnetje doorheen. Op de Plaza de Armas in Chao vinden we in dat schrale zonnetje een leeg bankje en op een hoek een licoreria, die koude biertjes verkoopt. Het is iets van vijf uur, maar de temperatuur is nog vrij aangenaam. Naast de licoreria zit een hostal met goede reviews maar zonder prijsinfo. Laten we maar even vragen wat het kost. Een kamer is met 100 soles stevig aan de prijs maar we hebben geen zin om verder te zoeken of te onderhandelen. "La-ma-doen-dan", zeggen we. De bejaarde man van de receptie is slecht te verstaan en verstaat ons Spaans ook niet. We zetten de fietsen in de garage waar een gast zijn pick-up staat in te pakken. Hij spreekt Spaans maar ook Duits en Engels en vertelt over Oxhapampa, een nu toeristische attractie vanwege de oorsprong als Tirools/Pruisische enclave op zo'n 12 uur rijden van hier. We zijn er niet zo heel erg ver vanaf geweest, blijkt later. De volgende ochtend vinden we mandarijnen en sinaasappels op onze fietsen, vast een kadootje van de man.

 

De stokoude meneer van de receptie kunnen we dus niet verstaan, maar ons wordt duidelijk dat we geen sleutel krijgen van de voordeur en moeten aanbellen als we zijn uitgegaan en weer terugkomen. Vinden wij meestal onhandig. En tja, als je iets te duur vindt, dan vind je vaak het een en ander snel tegenvallen. Zoals de kamer, die best wel klein is en het bed dat nogal smal is en het kussen dat nogal hard is. Roelie gaat ~(zeer uitzonderlijk) als eerste douchen en krijgt geen warm water uit de douche. Als ze daarover na het douchen wilt gaan klagen, merkt Harry een hoofdkraan op, die dicht blijkt te staan, zodat hij wel warm doucht. In de badkamer staat door een lekkende wastafel de vloer steeds blank. Al met al niet de beste prijs-kwaliteitverhouding. Het restaurant verderop in de straat maakt veel goed 's avonds en we eten een heel goede lomo saltado, gewokte runderreepjes en groente met rijst en frietjes. Als we terugkomen gebeurt er wat we al vreesden: we komen het hotel niet binnen. We bellen tien keer aan, bonken op de deur en tikken met onze ringen op de ramen. Het oude en blijkbaar dove menneke komt na tien minuten aanzetten met een gezicht van 'wat moet dat met dat getik op de ramen'; wij kijken boos terug en roepen iets van "diez minutos!".

 

's Avonds mijmeren we nog even over het feit dat we nu ineens 'aan' de kust zitten. Toch bijzonder: eind januari zijn we bij La Rioja het Andesgebergte in gefietst en nu zes maanden en vele, vele hoogtemeters later hebben we het machtige, uitgestrekte gebergte achter ons gelaten. Voorgoed? Zeker niet! Maar eerst volgen we de kustlijn tot aan de grens met Ecuador. Kaal, vlak en vaak saai, maar ook een gebied met heuse campings, strand en oceaan. Inderdaad: iets totaal anders dan het afgelopen half jaar. Zin in!