Peru 5: Chao - Zarumilla (noordkust tot Ecuador)

Gepubliceerd op 12 augustus 2024 om 01:42

Deze vijfde en laatste blog over onze fietsroute door Peru beschrijft de tocht door het kustgebied in het uiterste noordwesten. In de vorige blog hebben we stilgestaan bij de beweegredenen om dit -qua fietsbeleving- kale en vrij saaie gebied van Peru te doorkruisen. Hoofdreden: even uit de bergen, even wat anders. En het klopt: het gebied is kaal en vlak en de dagelijkse etappes zijn over het algemeen saai. Toch genieten we van de warmte, de wind in de rug en de 'campings'. De route door het kustgebied rijgt daarnaast een aantal grote steden aaneen, zoals Trujillo, Chiclayo, Piura, Talara en Tumbes die over voorzieningen beschikken, die we in de afgelopen twee maanden nog niet in Peru zijn tegengekomen, zoals mega-supermarkten met bijvoorbeeld fatsoenlijke brood, groente en fruit. En tussen die steden liggen dan weer kleinere en iets grotere dorpen met een surf vibe en bijbehorende relaxiation, waar wij van houden.

 

Vanuit de stad Chao hebben we na zo'n 65 kilometer op de Panamerican Highway de aantrekkende wind in de rug. Op de route vandaag ligt Trujillo, een stad met meer dan een miljoen inwoners. Daar moeten we doorheen! Het plan is om de stad snel te doorkruisen, maar we hebben honger en besluiten naar het centrum, naar de Plaza de Armas, te fietsen. Aldaar zijn we nogal verrast over hoe mooi de binnenstad is. De panden rond de plaza zijn in koloniale stijl, perfect gestuct en goed geverfd in verschillende kleuren. De plaza zelf is groots, statig en mooi. Het koffietentje waar we ons oog op hadden laten vallen voor de lunch is helaas al dicht, maar ernaast zit een McDonalds. Een wat?? We kunnen ons niet herinneren of we sinds Buenos Aires, Argentinië ergens nog een McDonalds hebben gezien. Indien dat zo is, dan zijn we er zeker niet binnen geweest. Het water loopt ons spontaan in de mond en binnen de kortste keren zetten we onze tanden in een BigMac.

 

Prima vluchtstrook om op te fietsen. Helaas niet zo mooi glad asfalt als de weg zelf.

De prachtige plaza van Trujillo. Op de achtergrond de kathedraal, zoals de meeste kerken in dit deel van Peru geel geverfd.

 

Als de BigMac is verorberd, bekennen we we aan elkaar dat we deze stad te leuk vinden om nu meteen al weer de rug toe te keren. Bovendien is het morgen (en overmorgen) feest in heel Peru. Men viert de Onafhankelijkheid en trekt daar twee dagen voor uit. Het lijkt ons leuk om zo'n nationale feestdag in een grote stad mee te maken (althans, dag een) hoewel we geen flauw idee hebben wat het zal gaan inhouden. We hopen op een soort Koningsdag. Op GoogleMaps selecteren we een drietal accommodaties. De eerste, een hotel in koloniale stijl, is onze favoriet en dat checken we als eerst.  De Engelssprekende(!) receptioniste heeft een kamer voor ons vrij en biedt ook nog meteen een dikke discount als we een tweede nacht blijven. Doen!

 

De dag erop, de (eerste) nationale feestdag, valt het gefeest naar onze mening reuze mee (of eigenlijk tegen). Op de plaza is het druk, maar dat is misschien elke zondag wel zo in deze miljoenenstad. Wat vooral opvalt zijn de eerst honderden, maar later in de middag duizenden Venezolanen die hier met hun eigen vlaggen staan te zwaaien. Ze hebben allemaal shirts aan met hun nationale kleuren en de meesten met de tekst: 'Venezuela, ver weg maar niet afwezig'. Wij vinden het een beetje raar om als vluchteling in Peru, op een nationale feestdag van je gastland, met duizenden met je eigen vlag te gaan zwaaien. Maar ja, wie zijn wij om daarover te oordelen, wellicht missen we achtergrond. Later zoeken we het een en ander op en het blijkt dat Peru zo'n anderhalf miljoen Venezolaanse vluchtelingen telt en dat er vandaag belangrijke verkiezingen in Venezuela zijn voor het presidentschap. Van die anderhalf miljoen in Peru mogen nog geen 700 een stem uitbrengen en om daar aandacht voor te vragen schijnt de reden te zijn dat men vandaag bijeenkomt op diverse steden in het land. Oké, best begrijpelijk, en een dag later horen we dat het allemaal niets heeft uitgemaakt: Maduro heeft de verkiezingen gewonnen/gestolen.

 

Omdat we gisteren ietwat 'sjiek' bij een Italiaans restaurant hebben gegeten, beperken we ons vandaag tot een goedkope chaufa, die kost in de regel tussen de drie en de vier euro. 's Avonds op onze kamer horen we toch nog veel getrommel en fanfaremuziek en toeterende auto's. We laten het aan ons voorbij gaan en gaan niet meer kijken: morgen weer een fietsdag.

 

Van Trujillo fietsen we naar Pacasmayo. Al van ver zien we een paar hoge bouwwerken uitsteken en zijn we nieuwsgierig wat het is. Het lijkt op een hoog appartementencomplex, maar dat lijkt ons heel sterk hier in Peru. Als we naderen blijkt het een hele lelijke en grote fabriek te zijn en -vreemd genoeg- ligt pal daarachter de badplaats. De Pacific heeft zich al een paar keer van verderaf laten zien, maar nu zijn we aan een strand waar het, het is dag twee van het onafhankelijkheidsfeest, volop drukte is. Pacasmayo is ook een surfspot en dat blijkt wel als we het terrein van het hostel opfietsen en de fiets mogen stallen op een plek bestemd voor de boards en wetsuits. Het hostel zou op zeer korte termijn een camping openen en we hebben geappt en gehoord dat kamperen kan. We krijgen de keuze tussen de plek bij de fietsen of ergens hogerop en achteraf (het nieuwe campinggedeelte dat inderdaad nog niet klaar is), waar volgens het ons rondleidende mannetje ook nog twee Amerikanen zouden komen op de motor. We kiezen voor de plek bij de fietsen en de Amerikanen zijn niet meer gekomen.

 

Nadeel van onze plek is dat de wc met (koude) douche op de vierde verdieping is van het gebouw ernaast. Voordeel is dat we de moeite nemen om naar deze vierde verdieping te gaan en daar een leuk terras aantreffen én een keuken met verschillende barbecues onder het toeziende oog van Jezus. Het wordt nog beter als we even later in de supermarkt om de hoek rondlopen. De mega supermarkt heet 'Tottus' en is voor Peruaanse begrippen ongekend fijn, prettig en gevuld. Als je even door het mediadeel met flatscreens en witgoed loopt, dan tref je daarna een supermarkt aan met zeer breed assortiment. Van (lekker) brood en broodjes tot (verse) groente en fruit en van Nutella tot brie en Gruyere, alles is hier te koop. Wat een walhalla na al die mini drama tiendas waar je door een hek voor de deur moet vragen wat ze verkopen en pas na een winkel of vier de paar noodzakelijke boodschappen bijeen hebt gesprokkeld én waar je vermoedelijk een 'gringo-prijs' (want niets is geprijsd) voor betaalt. 

 

We delen het dakterras in de avond met een groepje Braziliaanse surfers. Ze gebruiken de barbecue en maken een stapel dikke hamburgers terwijl ze via een laptop de olympische surfwedstrijd volgen. Wij zijn geen kenners en begrijpen niets van de wedstrijd maar zien de volgende ochtend dat de golven een stuk hoger dan eerder en dat de mannen met hun planken zich om zeven uur al in twee tuktuks proppen.

 

'In de aanbieding:: kavels voor woningbouw! Hoofdingang, naar goed Peruaans gebruik, reeds gerealiseerd!'. Vaak voorzien van een bouwbord vanaf 90 m2 en een foto van een fit en gelukkig traditioneel gezin bestaande uit een (bijna) blanke lachende man en vrouw met kind. Honderden projecten met samen in totaal tienduizenden kavels staan rond de grote steden en nabij de kust in de verkoop en slechts op een enkele wordt daadwerkelijk gebouwd: een poort, een hek en soms een bouwweg of een paar armetierige palmbomen. Uiterst vermakelijk en triest tegelijk om te zien.

 

Daar waar je een bergbeklimmer niet verwacht, ontmoet je hem: op zeeniveau op de vierbaans Panamerican Highway. De Canadees Mark (met oranje helm) uit een paradijselijk oord genaamd Squamish BC, vlak boven Vancouver, beklimt op zijn fietstocht zuidwaarts in ieder land de hoogste berg en er tussen fiets hij. Of stapt in een kajak van Panama naar Colombia, om de beruchte Darrian Gap over te steken. De meeste fietsers pakken een boot of nog meer het vliegtuig, maar deze kerel pakt dus een kajak! Dat kostte hem iets van drie weken en hij vond het zelf ook wel spannend met vier meter hoge golven, vertelt hij. De naam van zijn Instagramaccount past wel bij hem: supermark_adventures en deze supermark ontmoeten wij op het saaiste en vlakste stuk weg ooit. Hij vindt het helemaal geweldig zo'n stuk woestijn, maar is ook erg blij dat hij even kan kletsen met medefietsers. Hij hoopt dat we contact houden en als we in de buurt van Vancouver komen, bij hem komen logeren.

     

Onze volgende stop voor de nacht, de stad Chiclayo blijkt een lelijke, chaotische en drukke stad, met ruim 600.000 inwoners. Het verkeer is één grote survival of the biggest c.q. de brutaalste c.q. de luidruchtigste. Zo anders dan Trujillo, wat een wereld van verschil. We kloppen aan bij het eerste en waarschijnlijk bestbeoordeelde hotel van de stad, in ieder geval is het vrij duur. We zijn vlak daarvoor langs een Tottus, je-weet-wel die mega-fijne-supermarkt, gefietst. Dat blijkt dus een keten. Wat fijn! Tussen hier en de volgende stad is even niets en we gunnen onszelf wat luxe (en een Tottus op kruipafstand) en gaan akkoord met de kamer (inclusief ontbijt) voor €40 en genieten daarna van een geweldig heerlijke regendouche en een hele ruime, luxe kamer met airco en een koelkastje. Het ontbijtbuffet de volgende ochtend is van een niveau dat we nog niet hebben gehad in Zuid-Amerika.

 

In dit fijne hotel in deze lelijke stad Chiclayo kijken we nog eens naar de route voor de komende twee dagen. Er is tussen hier en de volgende grote stad Piura een kortste route (iets van 220 kilometer over de PE-1N) waar op een enkel restaurant na zo ongeveer niets is. Dat betekent ergens in het midden, in de woestijn wildkamperen en dan na twee dikke etappes Piura bereiken. Er is een meer oostelijk alternatief (de PE-1NJ) waar twee stadjes en wat voorzieningen aan liggen, die meer kilometers telt. Dat betekent drie dagen fietsen, twee keer in een accommodatie slapen en daarna Piura bereiken. We stellen een imaginaire multicriteria-analyse op en houden het op het oorspronkelijke plan van de kortste route. Tottus helpt ons wel met de juiste proviand al kiezen we ervoor om ergens bij zo'n restaurantje dan wat te gaan eten, zodat we niet in de schemering in het woestijnzand hoeven te koken.

 

In de restaurantjes onderweg scoren we nog een koud Inca Kola, een koud blikje Heineken en een bord rijst, aardappel, bonen met een stuk geit. De geit is overigens niet echt lekker, heel erg taai met heel erg veel huid en bot. Het grootste deel verdwijnt onder de tafel in de bek van een hongerige erfhond. Na dit culinaire laagstandje fietsen we nog een paar kilometer door. We slaan vlak in de schemering af op een onderhoudspad van de weg naar een hoogspanningsmast en zetten de tent op achter een kleine duin. Daardoor zijn we enigszins uit het zicht van de snelweg, maar we horen 'm wel de hele nacht door. Aan de andere kant van de duin loopt een hoogspanningstrack en die knettert er ook aardig op los. Niets dus van stilte en rust in de woestijn. 's Ochtends staan we alweer vroeg naast de tent om in te pakken.

 

Op de reizigers-app iOverlander wordt gewaarschuwd dat je hier in de woestijn bij het wildkamperen moet oppassen voor schorpioenen en venijnige doornen. Bij het inpakken van de tent zien we inderdaad dat een schorpioen (-tje, hij is een duim groot) zich heeft genesteld tussen onze binnentent en het grondzeil. Harry helpt hem bij zijn vlucht van het grondzeil af. En inderdaad blijkt bij het weggaan dat er in onze banden tientallen doornen zitten. Oeps! Ze zijn niet diep in de band geprikt maar een paar breken af en met een pincet halen we de putjes er zo goed mogelijk uit. We beseffen maar weer eens hoe goed de banden zijn die er nu opliggen, de unplattbare Schwalbe Marathon MTB plus. De bandenwissel zes maanden geleden in Argentinië kostte een rib uit ons lijf, maar sindsdien is de ellende van lekke banden verleden tijd en ook nu komen we ongeschonden uit het doornenveld.. 

 

De weg is nieuw, schoon en de vluchtstrook is ook schoon, nieuw en breed; zelfs zo breed dat we vaak naast elkaar kunnen fietsen. De (betonnen) reclameborden van provider Claro zijn nog niet zonverbleekt en op veel plekken is de weg verhoogd aangelegd met vele bruggen en en nog meer duikers. Na ruim 150 kilometer niets, komen we door een reeks kleine buurtschapjes die er ook nieuw uitzien, maar ook nieuw heten: Nuevo San Pedro, Nuevo dit en Nuevo dat. De huisjes in deze Nuevos zijn echter nog vaak van triplex. Winkels ontbreken en de inmiddels geliefde Inca Kola pauze laat lang op zich wachten. Wel wordt overal honing en benzine verkocht.

 

Als we later door de straten van de stad Piura (ook meer dan 600.000 inwoners) fietsen valt het ook op hoe netjes, georganiseerd en rustig het aanvoelt. Compleet anders dat Chiclayo. De vermoedelijke reden van al deze nieuwigheid en die buurtschappen buiten de stad, is het fenomeen El Niño. In 1982-'83 is de regio getroffen door hevige regenval, met als gevolg veel schade door overstromingen, en later ook nog eens in 1997-1998 en in 2017. Inmiddels gaat het de stad zelf weer voor de wind. Op twee locaties in de stad is een Tottus gevestigd, en inmiddels zijn er twee Nederlandse fietsers dusdanig fan van de Tottus dat ze het centrum links laten liggen en een hotel boeken lekker dicht bij zo'n Tottus. We lezen later dat de plaza één van de mooiste van Peru is. We proberen ons cultuurbarbarisme goed te praten door te melden dat onze keuze voor Tottus boven de plaza te maken heeft met het verschil tussen een reiziger (wij dus) en een toerist... hahaha we moeten er zelf om lachen. Dat Piura anders is, zien we ook terug in de markering op de parallelbaan: de fiets heeft zowaar een plek gekregen en dat hebben we eerder in Peru alleen in Cusco gezien.

 

De weg naar de kust vanaf Piura is oersaai. We vertrekken vroeg in de ochtend om de westenwind te vermijden en dat lukt. Al rond 12 uur staan we in de supermarkt in het kuststadje Paita. Er is verder naar het noorden vanaf Piura geen Tottus meer, maar de PlazaVea blijkt ook lang niet slecht en vergelijkbaar met de Tottus maar dan iets minder luxe artikelen en iets minder breed assortiment.

 

Enige hoogtepunt van de etappe: de afdaling van Colán-'boven' naar Colán-'beneden'

 

Met de boodschappen in de tassen fietsen we de laatste 15 kilometer naar dorp Colán. Zowaar zit daar nog een leuke afdaling in. Colán lijkt op Egmond, in die zin dat het uit drie dorpjes bestaat: Colán-'boven' is saai, dus snel afdalen naar Colán-'beneden', dat al wat gezelliger en levendiger is en vandaar door naar Colán-'aan Zee' met veel restaurantjes en accommodaties. In Colán kunnen we kamperen en een extra dagje blijven. De 'camping' is eigenlijk een hotel, waar -op beton- ook plek is voor een paar Overlanders met hun campers. Zodoende staat de plek op de reizigers-app iOverlander en die meldt dat je ook je tentje daar kan neerzetten.

 

Gastheer Carlos is een ontzettend lieve man en laat de keuze aan ons of we een tentje opzetten of de kamer nemen. Links om of rechts om: hij wilt er absoluut geen geld voor! Hij bewondert ons als langeafstandfietsers en we zijn zijn gasten, zegt hij. Carlos belt vervolgens een vriend op en duwt vervolgens de telefoon in Harry's handen. De man aan de lijn is Antiliaan en heeft al lang geen Nederlands gesproken. Hij moet er duidelijk even inkomen. Die vriend legt uit dat we vooral de bbq moeten gebruiken en inktvis moeten grillen. Carlos zal ons wel uitleggen waar we de beste inktvis kunnen halen. Harry houdt helemaal niet van vis en zeer zeker niet van inktvis maar wel van bbq-en. We zien wel.

 

Na een korte aarzeling kiezen we ervoor om ons tentje op een klein grasveldje op te zetten.Van bbq-en komt het uiteindelijk niet, maar het is een lekkere plek om rond te hangen, rond te lopen, te wassen, te zwemmen in het zwembadje, wat te lezen, te bloggen en zo. Als lunch maken we broodjes hotdog die beduidend minder lekker zijn dan Hollandse knakworstjes. Ach het is weer eens wat anders. Het voelt als een korte vakantie hier. Op de tweede ochtend nemen we met een knuffel en een selfie afscheid van de lieve Carlos.

 

Er is weinig tot geen aandacht voor de Olympische spelen van Parijs in Peru dus dan doen wij het.

 

We fietsen vandaag, op enige afstand parallel aan de kust, verder naar het noordwesten. De zuidoosten wind is al vroeg sterk en blaast ons in de rug. We voelen ons helemaal Zen. Nou ja, niet helemaal. Na zo'n 35 kilometer willen we via een brug een brede rivier oversteken, maar we vermoeden op basis van de satellietbeelden op Google Maps dat die er niet is. Volgens Carlos kunnen we er wel langs en is de route veel mooier dan terug naar de Panamerican highway verder landinwaarts. Roelie denkt dat er wel een brug is, omdat Carlos dat zei. Harry denkt van niet en wil er een weddenschap van maken. Harry wint meestal weddenschappen en dat zou in dit geval niet fijn zijn. Geen brug betekent namelijk een flinke omweg en ook nog eens tegenwind. We zijn superblij als het blijkt dat er inderdaad geen brug is, maar wel een bootje dat mensen overzet. Een mannetje brengt ons met de fietsen naar de overkant voor 2 soles (50 cent).

 

De wind wordt sterker en sterker en we vliegen over het gladde asfalt van de PI-101. Er is bijna geen verkeer en op een heel klein stukje na volop wind mee. Op dat kleine stukje wordt ons wel even goed duidelijk hoe hard het waait en hoeveel geluk we hebben. We hadden de klachten gelezen van fietsers vanuit het noorden over de tegenwind en de eerste paar dagen langs de kust was was die ons helaas weinig gegund, maar dit maakt heel veel goed. Over de kurkdroge vlakte worden flinke zandwolken gevormd, maar we worden als wind-mee rijders niet gezandstraald.

 

Na zo'n 55 kilometer staan we bij de afslag naar Punta Balconces, de meest westelijk gelegen punt van Zuid-Amerika. We verwachten dat er weinig aan is om er een kijkje te nemen maar zien wel een paar auto's die kant op rijden.  We nemen genoegen met een blik van veraf op de vuurtoren en laten de plek verder links liggen.

 

We slapen een nachtje in een hotel in Talara in de hoop om nog een keer te pinnen voor de laatste paar dagen in Peru maar helaas is (opnieuw) de pinautomaat buiten werking. Bijzonder dat een stad van ongeveer 100.000 inwoners geen pinautomaat heeft. Maar bij nader inzien halen we misschien Ecuador wel met het restantje cash. We kunnen het hotel, de boodschappen en het restaurant met kaart betalen en dat scheelt al een hoop. Er zijn zoveel verschillen tussen de kuststreek en het Andesgebied in Peru en dan doelen we niet op het landschap, dat is logisch. Maar dit is weer zo'n voorbeeldje: hier kan je dus op veel plekken met je pinpas betalen. Winkels, restaurantjes en accommodaties, terwijl dat in de Andes meestal niet mogelijk was. Een ander in het oog springend verschil is dat de mensen hier 'blanker' zijn, maar het meest opvallend is dat hier veel mensen lijden aan obesitas. Dat kom je niet of of nauwelijks tegen in de Andes. Helaas is het afval in de bermen een overal in Peru voorkomend pijnlijk verschijnsel. Nou, misschien is het hier wel nóg erger. Verbiedende, gebiedende en smekende borden die daar iets aan proberen te doen, zijn zo te zien volkomen kansloos.

 

Tussen stranddorp Colán en stranddorp Los Organos, met Talara in het midden, wordt het gehele kustgebied in beslag genomen door de olie- en gasindustrie. Overal staan ja-knikkers, overal liggen strengen leidingen en overige infrastructuur. Wij storen ons er niet aan, integendeel: het geeft rust: geen drukke wegen, resorts en toeristen en sowieso weinig mensen, hooguit werknemers die ons vriendelijk bejegenen. We vinden het ook best apart dat het toegestaan is om door zo'n olie- en gasgebied met alles erop en eraan te fietsen. We lezen dat de Amerikanen hier in de oorlog een militaire basis hebben gehad juist vanwege de olie. De olie-industrie lijkt nog steeds de regionale economie te bepalen. Talara is er duidelijk groot door geworden, maar bij het verlaten van de stad zien we ook een boel vissersboten en blijkt dat er ook wel veel gevist wordt. We rijden langs een fabriekje waar onder de poort door water de weg op stroomt en de geur verraadt dat er een visverwerkend bedrijf achter de poort is gevestigd. Getverderie wat een stank. 

 

Niet verkeerd zo'n route voor ons alleen door het olie- en gaswinningsgebied ook al moesten we af en toe de fiets duwen (zie onder)

Waar mogelijk ontwijken we de Panamerican highway en dat levert af en toe pittige routes op. Onze navigatie-app Komoot blijkt ook in dit deel van Peru niet geheel betrouwbaar. Waar Komoot voorspiegelt dat alles geasfalteerd is en dat hellingen nergens erg steil zijn, blijkt bijna niets geasfalteerd en de hellingen kort maar ook extreem steil te zijn. We hebben gelukkig wel flink de wind in de rug. Waar Komoot aangeeft dat we in een kleine vier uur badplaats Los Organos bereiken, staan we pas laat in de middag voor de deur bij de beoogde camping daar. Daar gaat Roelies voornemen om lekker in de middag aan het strand te liggen.

 

De gastheer en -vrouw vertellen ons dat het camping-deel (inclusief zwembad en kampkeuken) volledig is afgehuurd door een familie. Ze hebben nog wel eventueel achter een afgesloten poort een plek in hun eigen tuin voor een tent en een kamer met veel bedden via hun eigen keuken waar op tafel twee borden eten klaarstaan. Oké, we komen ongelegen en zo voelt het ook als de op zich aardige gastvrouw ons de opties uitlegt en laat zien. We hadden ons verheugd op het kamperen maar het voelt niet fijn en we vertrekken weer. Op een trapje in de straat kijken we naar andere opties. We zijn teleurgesteld en de zoektocht vindt plaats in mineur. Er zijn geen andere campings dus dan toch maar een kamer of een huisje of zo....? We speuren op Google, Booking en iOverlander en proberen als eerste ons geluk om de hoek bij Edelmon't Beach. Gastheer Jarvis straalt alom gastvrijheid uit en verwelkomt ons warm. Hij én de prima kamer zorgen ervoor dat we ons weer helemaal happy voelen. We besluiten direct een extra dagje te blijven waar hij een mooie korting op geeft en Roelie haar strandmomentje kan hebben. 

  

Los Organos wordt een dorp om nooit te vergeten. Na een belletje van Jarvis naar een kennis lopen we met z'n drieën naar het strand om snorkels te huren. Los Organos staat namelijk bekend als de schildpadden hotspot van Peru, van Zuid-Amerika, van de wereld. We moeten wel 's ochtends gaan vanwege de zon en de wind, zegt Jarvis en om 10 uur staan we dan in de zee met grote snorkelbrillen op neus en snorkels in de mond. We staan zo ongeveer tot net over de enkels in het water en zien onze eigen voeten al niet in het troebele water. Oké, dat zegt nog niets, we hebben vaker gesnorkeld, iets verder de branding door en dan ligt het zand op de bodem in plaats van door het water. Overal liggen echter nogal veel scherpe keien en we breken onze poten erop. Iets meer naar rechts dan maar waar wat mensen zwemmen. Een half uur later steken we lachend onze koppen op: wat een deceptie. Het water is ook verderop zo troebel dat er echt letterlijk geen hand voor ogen te zien is. Helemaal niets? Nou ja Roelie spot één zandkleurig visje en Harry een plastic zak. Dat is dus onze meest waardeloze snorkelervaring ooit. Dat moet gevierd worden en dat doen we culinair. Jarvis raakt niet uitgepraat over gerechten en culinair Peru. Hij biedt aan om in de avond een Peruaanse specialiteit, causa de pollo voor ons te maken, waar we graag gebruik van maken als diner en als lunch gaan we naar een leuke strandtent (ja,ja, die zijn hier dus wel) een bestellen een ceviche, een vissalade, nadat we in Peru al honderden Cevicherias passeerden waar de ceviche hoofdgerecht is, hopen we maar dat het niet te lekker is en we iets hebben gemist. Ach, Harry houdt helemaal niet van vis, dus het voorbijfietsen was makkelijk. 

 

Ceviche, koude vissalade waarbij de vis is gemarineerd in leche de tigre (tijgermelk)

Causa de pollo, een koude schotel van aardappelpuree, pulled chicken,  crema (voornamelijk gewoon mayonaise) en avocado  

Los Orgalos is een redelijk tranquillo stranddorpje, zeker in vergelijking met het verderop gelegen, grotere Mancora. Jarvis benadrukt dat maar al te graag (hij heeft 15 jaar in de hotelbranche in Mancora gewerkt), maar we hebben geen idee of dit ook officieel de missie is van Los Organos. Ja, het is best rustig, maar het is ook wel off-season. Al snel besluiten we na de twee nachten bij Jarvis, ook een overnachting te doen in Mancora al is het dichtbij. We hebben zin om te kamperen en daarvoor schijnen meerdere opties te zijn in Mancora. Dus als een familie alweer een complete camping heeft afgehuurd, dan kunnen we altijd nog uitwijken naar een andere. Daarnaast zijn we ook wel nieuwsgierig geworden naar het Renesse, Lloret, Cherso(nisos), Rimini van Peru.

 

Mancora ligt niet ver noordelijker dan Los Organos, dus sprokkelen we zomaar een nieuw record binnen: dat van de kortste etappe. Na een onverharde route langs een lang lint met alleen maar strandaccommodaties, komen we na 17 kilometer aan in het plaatsje. En ja, het is chaos, maar in onze ogen leuke chaos. Het doet ons meteen aan zuidoost Azië denken en dat brengt altijd een glimlach bij ons teweeg. Mancora beleeft duidelijk een toeristische boost, maar zoals altijd lopen daarbij noodzakelijke investeringen, bijvoorbeeld in infrastructuur, hopeloos achter. Buiten de hoofdweg, de Panamerican highway die door dit stadje loopt, zijn de wegen ronduit belabberd en hier en daar ligt het riool open en stinkt het verschrikkelijk. 

 

Wij weten zonder enig probleem, met twee vingers noodgedwongen in de neus vanwege de rioolacht hier en daar, Tito's camping te vinden. Tito, althans we denken dat het hem wel zal zijn, begroet ons beide hartelijk met een omhelzing en wijst ons naar het "tentveldje". Verder gaat de introductie niet en gaan we zelf maar op onderzoek uit. Onderweg spreekt een man ons aan in witte kleding en een grote muts of zoiets op zijn hoofd, dat nog het meest weg heeft van een koksmuts. Hij brabbelt iets over 11 jaar ervaring en wijst op zijn handen. Harry vermoedt dat hij kok is en op de camping iets van een restaurant heeft en vraagt waar dat dan is. Roelie begrijpt zijn gebrabbel beter: hij is een masseur! O ja natuurlijk: vandaar die dikke, van de olie glimmende, halfnaakte man op die tafel bij de ingang van de camping. De camping roept verder bij ons nogal gemengde gevoelens op: het heeft al lange tijd geleden zijn beste tijd gehad, maar nog niet zijn charme verloren. Het is best groen met tropische planten en bloemen en heeft vele tientallen palmbomen, maar de voorzieningen zijn shabby en de overkapping van het vermoedelijk tweede 'tentenveldje' is ingestort. 

 

We zetten ons tentje op een aardige plek, onder een nog steeds staand en bestaand afdak en daar zijn we toch blij mee, want overal liggen kokosnoten en er hangen nog veel meer aan de bomen. Tja we kunnen ook de helm ophouden. Snel eten we wat zoetigheden bij een bakkertje, doen een paar boodschappen en lopen dan naar het brede strand, dat inderdaad een stuk drukker is dan het strand van Los Organos: paarden, jetski's, proppers, verkopers en natuurlijk toeristen. We trekken in het nog rustige deel onze kleren uit en lopen het water in. De bodem ligt echter vol met grove schelpen en scherpe stenen en na een poging of drie op evenveel verschillende plekken houden we het voor gezien. Het water is niet hoger gekomen dan de knie (zoals ouders aan hun kroost meegeven aan zee). We wandelen langs het water en laten ons door een propper naar zijn restaurantje meevoeren. Daar genieten we van een biertje met de voetjes in het zand en de keiharde, zeer uiteenlopende, muziek van de tent zelf én van zijn buurman, over ons heen wordt gestort. Toch (of daarom) zijn we opnieuw helemaal happy!

 

We laten ons in eerste instantie verleiden om naar een hoog gewaardeerd restaurant met culinaire hoogstandjes te gaan. Jarvis heeft waarschijnlijk toch een gevoelige snaar geraakt met zijn gewouwel over culinair Peru, maar we worden gered door het restaurant zelf. Dat is namelijk op woensdag gesloten en het is woensdag.

 

's Avonds koken we om het goed te maken ons favoriete potje pasta in de kampkeuken en bespreken we ons vervolg naar Ecuador dat we nu al dicht genaderd zijn: we zouden de grens in twee fietsdagen kunnen bereiken. Eigenlijk staat er nog maar één plek in Peru op ons verlanglijstje en dat is de camping Swiss Wassi; precies halverwege. Wat zullen we doen? Het strandleven voelt echt wel even als een vakantie, een verademing, een kadootje aan onszelf tijdens een fietsavontuur. Oftewel: even toerist zijn in plaats van reiziger. Blijven we nog een dagje hier op deze shabby camping van señor Tito (en dan toch nog stiekem naar het goede restaurant dat dan wel weer open is) of gaan we naar de volgende camping? Hoe zit het met ons cashgeld? Willen we nog even van strand en oceaan genieten, of stomen we door naar de groene, waarschijnlijk natte en mistige Andes van Ecuador dat pas naar verwachting na een week fietsen vanaf de grens leuk wordt? Nemen we dan, voor dat stuk vanaf de grens naar de Ecuadoriaanste stad Cuenca, eerst een bus zoals veel (de meeste?) fietsers doen? Een boel vragen/opties, waarbij het verstandigst is om het maar gewoon van dag tot dag te bekijken.

 

In ieder geval gaan we naar Swiss Wassi. Dat biedt direct toegang tot strand, snelle wifi en een warme douche. Daar kan Tito niet tegenop, dus besluiten we Tito na één nacht vaarwel te zeggen en verder naar het noorden door te fietsen.

 

De Panamerican highway is hier devalueert tot een slechte tweebaansweg zonder shoulder. Dus helmcondoom aan de tas, voor de zichtbaarheid

 

Er zijn geen detours meer, de Panamerican highway is de enige mogelijke weg naar het noorden en die is gelukkig uitermate rustig. Er is geen vluchtstrook om op te fietsen maar dat is dus niet heel erg. We fietsen eerst van de kust af, maar de verwachte zuidwesten wind laat zich deze ochtend niet zien, of beter voelen. Ook zitten er in de eerste 30 kilometer toch wat meer hoogtemeters dan verwacht, maar met onze hoogtestage nog in onze bloedbanen levert dat geen probleem op. We fietsen dus enigszins door het binnenland en keren dan terug aan de kust ter hoogte van het dorp Cancas waar señor Alejandro Magno een goede supermarkt heeft met verrassend breed assortiment en, in hoogsteigen persoon, een gezellig praatje komt maken als we daar even een pauze pakken. Vanaf daar wordt het overigens weer hartstikke vlak. Een kaarsrecht stuk van 12 kilometer langs een aantal waterbekkens zonder duidelijke invulling, zonder bocht en zonder hoogteverschil noemen we gekscherend de (Peruaanse) Nullarbor, een kaarsrecht stuk van bijna 150 km in Australië.

 

Verrassend: een super supermarkt met breed assortiment (én een zitje buiten voor onze Inca Kola) in the middle of nowhere

Swiss Wassi biedt inderdaad een kampeerplek aan het strand onder de palmbomen. De eerste avond delen we de camping met een ietwat introvert Duits stel in een camper en een motorrijder uit Zuid-Afrika. Als hij hoort dat we uit Nederland komen roept hij enthousiast "o dan ik Afrikaans met jou praten". De Zuid Afrikaan steekt de bbq aan voor een braai en dat lijkt ons ook leuk, maar nu eerst onze vermaarde pasta.

 

We blijven een dagje langer op Swiss Wassi en de volgende dag scoren we in dorpje Zorritos, elf kilometer verder naar het noorden, kolen, hamburgers en toebehoren (zoals goedkope Argentijnse wijn uit een pak) en kunnen wij ook barbecuen(!). Vanwege de grootte van verpakkingen (3 kilo kolen, 8 broodjes en hamburgers, 400 gram ketchup en 2 liter wijn) is het heel vervelend dat we twee keer moeten barbecuen en dus nog een dagje extra moeten blijven. Grapje, zin in! 

 

Nou dat twee keer barbecuen zijn er uiteindelijk vier geworden. Er komt hier op het strand van Swiss Wassi een rust over ons heen. Niet dat we gejaagd zijn of waren, maar als reiziger wil je door. Een of twee rustdagen zijn meestal vol gepland met 'to do's'. Hier komen we in een vakantiemodus terecht, een staat van niets doen zonder te vervelen. De to-do dingen schuiven elke keer een dagje op. De plek is geweldig en het helpt dat we nog voldoende Peruaanse cash hebben om het nog even uit te houden. Er wordt gebeld met de mama's en gevideobeld met de kids. De kinderen missen ons en wij missen hen en de herinneringen worden opgehaald toen zij ons in 2019 in Bangkok kwamen opzoeken. En zo worden er plannen gesmeed voor een nieuw weerzien over een maand of vijf, opnieuw aan de andere kant van de wereldbol (vanaf Nederland gezien dan): Curaçao. Dat betekent dat wij het ook rustig aan moeten doen en vijf maanden hebben voor Ecuador en Colombia. En dat betekent weer dat wij ook geen haast hebben om Peru te verlaten. Ecuador is één dagje fietsen van ons verwijderd en we hebben nog een week voordat ons visum verloopt. Rustig aan dus.

 

Tot slot de statistieken over onze reis door Peru vanaf de grens met Bolivia tot aan de grens met Ecuador.

Afgelegde afstand 3.550 km
Hoogtemeters 43.840 m
Hoogste pas 4.925 m
Tijd 88 dagen
- aantal fietsdagen 54 dagen
- aantal ziekdagen 10 dagen
- aantal rustdagen 24 dagen
Gemiddelde afstand op een fietsdag 65 km
Gemiddelde hoogtemeters op een fietsdag 812 m
Langste etappe 124 km
Kortste etappe 17 km
Etappe met het meeste hoogtemeters 1.910 m
Etappe met de minste hoogtemeters 50 m
Kamperen 16 nachten
Hoogste kampeerplek 4.630 m
Hoogste aantal kledingstukken in de slaapzak 11 (Harry): 2 paar sokken, onderbroek, legging, t-shirt, 2 truien, onze dikste donsjas, buff, 2 mutsen
Laagste kampeerplek 4 m
Liften / taxi 1 i.v.m. wegafsluiting en 1 i.v.m. gevaarlijk drukke weg
Aantal valpartijen 1 (Roelie) n.a.v. aanval hond en 1 (opnieuw Roelie) n.a.v. verkeersdrempel
Aantal honden-aanvallen (te) veel
Aantal beten van kleine bijtende vliegjes ook te veel
Aantal lekke banden 0
Versleten, kapot en/of verloren 4 remblokjes en 1 lakenzak (deels gerepareerd)
Duurste overnachting € 44 Mood Hotel, Chiclayo
Goedkoopste overnachting € 0 wildkamperen + camping van Carlos in Colán