Peru 3: Huancavelica - Huaraz (Peru Great Divide)

Gepubliceerd op 22 juli 2024 om 23:37

Deze blog beschrijft ons avontuur op de Peru Great Divide (PGD). Dit is een van de meest zware, maar ook meest mooie langeafstandsfietsroutes ter wereld. De route volgt de waterscheiding over de hoogste toppen van de Peruaanse Andes: naar het oosten vloeit het water via het Amazonegebied naar de Atlantische Oceaan, naar het westen naar de Grote Oceaan/Pacific. Ons deel van de route is bijna 900 kilometer lang, is voor ruim 90% onverhard en brengt ons iets van vijftien maal over een top van >4500 meter hoogte. De meeste fietsers volgen de route van noord naar zuid, tevens de meest gebruikte richting als je door (Noord-, Midden- en) Zuid-Amerika fietst. Wij volgen de route noordwaarts, van Huancavelica tot aan Huaraz; dit is het grootste-, mooiste- en meest gefietste deel van de totale Divide. Het leuke is dat je zo meer kans loopt om mede-avonturiers op de fiets tegen te komen.

 

We zijn vooraf om twee redenen een beetje onzeker. Het is ten eerste van groot belang, dat je zo minimaal bepakt dit avontuur aangaat gezien de de lengte van de beklimmingen, de hoogten en de hellingpercentages, maar wij fietsen niet alleen de PGD en zijn al een tijdje onderweg én gaan daarna verder. We hebben dus meer spullen bij ons dan we op de PGD nodig hebben. Een oplossing zou kunnen zijn om wat spullen voor ons uit te verzenden naar Huaraz; maar wat dan en komt dat dan goed aan en wordt het veilig opgeborgen totdat we het komen ophalen? We houden dus alles gewoon bij ons, maar zijn we dan niet te zwaar bepakt?

 

Ten tweede vrezen we de koude. De PGD is een walhalla voor wildkampeerders: op veel plekken kan je in een vrijwel onbewoond gebied je tentje opzetten, vaak gewoon langs de weg, want verkeer is er niet of nauwelijks. Maar soms kan je ook gewoon niets anders dan wildkamperen, omdat er gewoon niets anders is. Echter, de meeste plekken zijn ruim boven de 4000 of zelfs 4500 meter en de zon -als die schijnt- zakt al even na vijf uur achter de bergen en tegen zes uur is het al donker. We hebben geen kampeerspullen bij ons voor temperaturen ver onder het vriespunt. Aan de andere kant, kan je ook als een michelinmannetje in je slaapzak kruipen, toch? We zien wel en plannen aanvankelijk ook onze etappes zodanig in dat we zoveel mogelijk in een dorp met een hospedaje uit zullen komen. Wat we bij het plannen vooraf dan nog niet weten, is of we het zullen volhouden op deze route tot aan Huaraz..., we gaan het meemaken: vamos!

 

Plaza de Armas met op de achtergrond de kathedraal van Huancavelica

 

Huancavelica, hoofdstad van het gelijknamige departement, is een gezellig, bijna charmant, stadje met een heel erg fijn hotel. Of moeten we hotelkamer zeggen: het hotel biedt niet veel meer dan een basic ontbijt en dus een heel fijne kamer. Iets te fijn, want met het vooruitzicht van een hoop minder luxe op de PGD is het lastig afscheid nemen en vertrekken. De ruime en moderne hotelkamer heeft een goede warme regendouche, perfecte wifi, een heerlijk bed, tv met Netflix, EK-voetbal en, helemaal luxe en (bijna) ongekend in Peru: we hebben een elektrische verwarming! Overdag in de zon is het lekker warm, maar in de schaduw en in de nacht is het koud. Gelukkig voelt Harry zich op dag drie niet lekker en heeft hij daarop volgend een beroerde nacht, zodat we nog eens twee dagen extra blijven.

 

Vertrek uit het oude(re) deel van Huancavelica

 

Hoewel we dus wat angst hebben voor de zware bepakking, hebben we extra ingeslagen en zijn we zwaarder bepakt dan ooit: nieuw zijn de (over)werkhandschoenen, lama-wollen sokken, een warme trui, een mini-tripodje voor foto's, extra cashgeld en natuurlijk een basic voedselvoorraad. Al in Huancavelica steken we de rivier over en kan het klimmen meteen al beginnen. Nog 25 kilometer voordat we de pas bereiken en aan de afdaling kunnen starten. De route is afwisselend en het uitzicht grootst en het verkeer minimaal: we zien een auto of zes gedurende de hele dag. De weg zou volgens Komoot geasfalteerd zijn, maar dat is niet waar. De lucht is af en toe wat dreigend en op een bepaald moment voelen we wat hagel vallen terwijl we zelf nog in korte broek en t-shirt de berg op zwoegen. Zwoegen doet vooral Roelie. Ze heeft, zoals altijd na een aantal rustdagen, moeite met klimmen, is snel buiten adem en loopt wat te mopperen. Harry probeert haar met positivisme op te monteren, maar krijgt steevast een "ja-maar" als antwoord.

 

Via een blog van een stel Belgen zijn we erop gewezen dat aanvallende honden een grote ergernis zijn. Dat kennen we al van Peru, maar nieuw is dat er zelfs op iOverlander meerdere malen melding wordt gemaakt van een plek waar zeer agressieve honden zijn en enkele fietsers daadwerkelijk gebeten zijn. De honden horen bij een boerderij na op iets van 30 kilometer vanaf Huancavelica en eerdere fietsers hebben geprobeerd er iets van te zeggen maar zijn uitgelachen. We hebben mazzel want alle vijf vervaarlijk uitziende en woest blaffende honden zijn aangelijnd als wij langs fietsen. De afdaling neemt ons daarna mee een kloof in en hoe lager we komen, hoe meer groen.

 

Al op de top bedenken we dat we ons oorspronkelijke idee om kamperen op de volgende klim niet gaan uitvoeren. Het zal te laat worden om op de beoogde wildkampeerplek ons tentje op te slaan en een potje te koken. Hoe dan ook moeten we nog wat voorraden inslaan en dat kan pas voor het eerst in Villa Union: we rekenen uit dat het het donker zal zijn voordat we dat gehucht zullen bereiken.Er zijn twee overnachtingsplekken met een dak boven ons hoofd: Villa Union en Manta. De hospedaje in Villa Union ligt op de route maar wordt alleen aangeraden als het echt heel erg slecht weer is en er geen andere opties zijn. De andere hospedaje in Manta krijgt goede reviews op Google Maps, al zijn het er maar drie, misschien wel van familie. Ook ligt Manta niet op de route en betekent het weer iets van 450 extra hoogtemeters. Toch kiezen we voor Manta.

 

Het is al zo goed als donker als we voor de poort van de hospedaje staan. De foto's aan de gevel beloven moderne kamers met smart-tv met Netflix, warm water en wifi. Dat klinkt goed en we bellen aan bij de poort. Een vrouwtje, hooguit een meter groot, opent de deur en heeft meteen al slecht nieuws: alle kamers zijn bezet. Gelukkig heeft ze heeft wel een tweepersoonsbed en dat is prima. Het bed wordt daarna voor ons opgemaakt in een kamertje dat waarschijnlijk eerder een soort receptieruimte was. Het bed staat nog gewrapt in plastic en er worden heel veel dekens en een sprei opgelegd. Wij gaan het hoe dan ook niet koud hebben vannacht. De ruimte waar dit bed staat is tevens de toegang naar twee officiële habitaciones die dus beide bezet zijn en waarmee we de wc en douche delen. De huurders moeten dus langs ons bed schuifelen om naar het toilet te gaan en/of te douchen. Gezellig allemaal. Oh en ja die douche heeft toch geen warm water. Het maakt allemaal niet uit, we hebben ons ingesteld op minder luxe. Het echtpaar, dat het hospedaje runt, is overigens super aardig.

 

's Avonds wandelen we de hoek om naar de hoofdweg op zoek naar een restaurantje en het enige dat we vinden is een dame die achter een kraampje op straat frieten staat te frituren. Om haar heen zitten en staan een paar mensen en wij voegen ons ook bij haar. Het lijkt de enige plek waar iets te eten is te vinden en we bestellen twee porties. We krijgen een frisse salade bij de frietjes en een stukje gefrituurde kip en het smaakt heerlijk. De streetfood-dame verkoopt in een winkeltje onder andere bananen en avocado's en die nemen we mee voor de volgende dag en zoeken daarna snel de warmte op van de tig dekens. 

 

Een kopje koffie 's morgenvroeg levert een dag op zonder gezwoeg. Haha, NOT!

 

Rond acht uur zitten we weer op de fiets en dalen we af van Manta naar de rivier. De rivier scheidt Manta van het dorpje Villa Union. Hemelsbreed liggen ze zowat naast elkaar maar het is 5 km afdalen en 5 klimmen en dus meer dan anderhalf uur fietsen om van het ene dorpje in het andere te komen. De zon schijnt en we hebben er zin in vandaag.

 

Onderaan de rivier staat 'Manta' in kleurige letters, naast twee vrolijke picknick tafeltjes en een welkomstpoort met beelden van een dansend en muziek-makend stel. Wat een vrolijkheid, die we eigenlijk niet zo in Manta zelf, ruim 300 meter hoger, hebben gezien. Onze vrolijkheid wordt getest in de klim naar Villa Union. Het weggetje is bij tijd en wijlen wat te steil en de gravel en keien te los. Af en toe moeten we even een stukje duwen. Een pauzemomentje gebruiken we om het nieuwe tripodje te testen en eens te foto te maken waar we beide opstaan. De grap is dat we best veel hebben gelezen over de PGD en video's hebben gekeken en dat we ons voorgenomen hebben om ook een video te gaan maken apart en alleen over de PGD. Op dag één hebben we echter al zo weinig gefilmd, dat we dat idee nu al laten varen. We zijn nou eenmaal geen vloggers, geen grafici, niet handig in dat soort dingen. Wij zijn niet op zoek naar exposure, naar een boel likes, naar meer volgers; laat ons maar gewoon fietsen. Onze blogs en video's zijn vooral om zelf er naar terug te kijken en het is mooi als iemand anders dat ook met plezier leest of bekijkt.

 

In Villa Union stoppen we bij een winkeltje waar we wat uitrusten en iets eten en drinken. De klim van vandaag vindt plaats op dezelfde helling als waar het dorp op ligt. We hebben er dus 5 kilometer opzitten en we moeten er nog zo'n 11 doen voordat we boven zijn. Die hele klim is goed te doen, maar duurt desondanks best lang en is een beetje saai omdat het uitzicht niet verandert alleen steeds iets hoger en hoger op dezelfde helling. Het zijn ook weer aardig wat haarspeldbochten. 

 

Eenmaal aan de andere kant is het landschap veel afwisselender en zo dalen we naar het dorpje Acobambillo. Helemaal aan het eind worden we nog even getrakteerd op een paar hele korte en hele steile stukjes om bij een hospedaje te komen, de enige in het dorp. Ze hebben maar twee kamers en gelukkig is er ene vrij en kunnen we zelfs een niet zo schone maar warme douche scoren. We eten 's avonds in de binnentuin van een winkeltje onder een soort partytent. Er is geen menukaart, net als gisteren is het eten wat de pot schaft en in dit geval is dat rijst met een prut van aardappel, groente en -allebei gevonden- één dobbelsteentje kip. Met toevoeging van een beetje zout is het een heerlijk maaltje en zo gaan we opnieuw met een gevulde maag onder een hele stapel dekens liggen voor de nacht. 

 

Over Acobambilla kunnen we verder kort zijn. Het is een nietszeggend superklein dorpje, maar voor een fietser op deze route een oase met een hospedaje, restaurant en ook een aantal winkeltjes. We vinden er zelfs een paar wortels en een rode ui voor de pasta morgen als we gaan wildkamperen.

 

Na Acobambilla mogen we weer flink aan de bak wat betreft de strijd met de hoogtemeters. We denken stiekem dat het vandaag wel zal meevallen omdat de klim direct aan het begin komt en slechts 7,5 kilometer duurt. Daarvan zijn echter de laatste 6 kilometer idioot steil en zwaar en zijn we na 7,5 kilometer fietsen nogal gaar. Het eerstvolgende dorp ligt nog heel ver weg en we hebben ons tot doel gesteld om slechts eenmaal te kamperen tussen hier en daar, dus we moeten echt wel nog iets verder door dan die 7,5 kilometer. We hebben deze keer ook niet de mazzel van een lange lekkere afdaling, maar blijven aardig op hoogte met vele op- en afjes, waarvan er ook een aantal echt heel steil en zwaar zijn. We wisten van tevoren dat de PGD zwaar zou zijn en nu voelen we het ook. Ook is de route vandaag weer een beetje veel van hetzelfde, een beetje saai, een beetje tegenvallend dus.

 

Ergens daar hoog in de Peruaanse Andes komen twee fietsers ons tegemoet. Het is een Frans, sympathiek stel, een jaar geleden gestart in Alaska en zwoegen zich ook door de Peru Divide maar vonden het tot voor kort het helemaal waard. Dit laatste stuk vinden ze ook niet zo heel spannend en hadden ze achteraf een andere, wat makkelijkere route willen volgen. Maar ze beloven ons dat het hierna, richting noorden dus, echt heel mooi wordt.

 

Op iOverlander staat een plek aangegeven waar water is en dat lijkt ons ook een goede plek om de tent op te zetten. De zon staat alweer laag en voordat we liters water hebben gefilterd en verder kunnen, zal het echt al te laat worden en te koud om te gaan kamperen.  Door de tent hier op te zetten, kunnen we in de ochtend met maatwerk de watervoorraad op orde hebben. We dalen iets af van de weg zodat we nauwelijks te zien zijn vanaf de weg, waar overigens toch niemand op rijdt. De tent staat op zo’n 4550 meter hoogte en we pakken gelukkig nog een paar zonnestralen mee terwijl de ui en wortel in stukjes worden gesneden. Met knoflook, tomatensaus, in mini stukjes gesneden bifiworstjes en Parmezaanse kaas maken we echt een voortreffelijke pasta. De koffie en thee na het eten laten we voor wat het is en we duiken, nog net voor het echt donker is, de tent in. Het is dan nog geen half zeven ’s avonds.

 

Voor het allereerst ritsen we de slaapzakken aan elkaar. Dat was ooit bij aankoop iets van zeven jaar geleden een belangrijk kenmerk van de slaapzakken, maar we hebben het dus nog nooit gebruikt. We houden vooral van warmere oorden en dan liggen de slaapzakken meestal aan het voeteneind om eventueel te gebruiken als het afkoelt. Door de slaapzakken aan elkaar te risten kunnen we elkaar maximaal warmte geven alhoewel we hebben ook beide een aparte lakenzak en in die lakenzak liggen we met de sokken aan (Harry twee paar), merino legging, t-shirts, truien (Harry twee) en een muts. Een heel aantal laagjes stof en kleding scheidt ons dus van elkaar.

 

Voor het nachtelijke plasje ritsen we de slaapzak open en doen onze donsjassen en schoenen aan. Boven de tent zien we een geweldige sterrenhemel. Er is geen maan en daarom zijn de omstandigheden optimaal om een wereldfoto te maken van ons tentje onder de Melkweg. We vinden het echter veel en veel te koud om een experiment te starten met de iPhone op de tripod om die foto te maken, dus we houden het bij de herinnering en keren zo snel mogelijk terug de tent in en de slaapzakken. Harry heeft het nog te koud en besluit de donsjas ook aan te houden. Zo komen we toch nog aardig goed en warm de nacht door. Het is ons niet tegengevallen. Wat wel tegenvalt is dat na die heldere sterrenhemel het ’s ochtends bewolkt is en er geen zon op de bevroren tent valt. We staan dan maar op en zetten koffie om het warm te krijgen. Bij de derde ronde koffie is de bewolking al wat opgelost, vangen we weer een paar zonnestralen op, filteren nog wat water uit de kreek en rest ons alleen nog het inpakken van de toch al wel wat gedroogde tent.

 

We hebben besloten een beetje af te wijken van de klassieke PGD route en een route te fietsen die misschien wel net zo mooi of mooier is, maar ook 17 kilometer korter en iets minder hoogtemeters. We missen dan wel het allerhoogste punt van de route maar ach dat zijn cijfers en het gaat om de ervaring. De ervaring van iets minder kilometers en hoogtemeters (en het halen van het dorp Laraos vandaag) is nu even belangrijker.

 

De route is mooi en afwisselender dan we de vorige twee dagen hebben gezien. De zon schijnt en de klimmetjes zijn soms wel steil, maar echt ook wel te doen. Althans dat is zo tot de laatste klim. De laatste klim is zo’n 7 kilometer lang met zo’n 600 hoogtemeters en volgens Komoot is het begin steil met hellingspercentages van rond de 15%. We zijn best wel een beetje trots als we dat eerste stuk vrij goed doorkomen. Ja we moeten zeker wel een paar keer stoppen om op adem te komen, maar al met al gaat het redelijk goed.

 

Aan het eind van het dal zien we een richel, waar we vanuit gaan dat daar de pas is. Dat blijkt helaas niet zo te zijn. Om die richel te bereiken is de laatste kilometer al veel steiler dan gedacht. Dat komt omdat we vlak daarvoor zelfs een afdaling ingaan die op het profiel niet is terug te zien. Op de richel krijgen we zicht op wat erachter ligt en dat ziet er niet goed uit. Het lijkt wel een muur en telt 11 haarspeldbochten om nog even 150 meter te stijgen in iets meer dan een kilometer. De weg is verschrikkelijk slecht met stenen en los grint. Er zit niets anders op dan duwen. Dit is ons te veel, maar er zit niet anders op dan doorgaan… We bikkelen ons erdoorheen op naar de top op 4840 meter, zo hoog zijn we nog nooit geweest met de fiets. Eenmaal boven schieten we snel extra kleren aan en beginnen aan een 26 kilometer lange afdaling terwijl de zon al schrikbarend laag staat.

 

Om zes uur komen we aan in dorpje Laraos. Weer geen bereik van onze provider, maar iOverlander doet het gelukkig zonder en we checken de accommodaties en kiezen voor die ene met wifi en een warme douche. Dat is nog wel even een stukje hogerop in het dorp en omdat het plaveisel bestaat uit grote keien, gootjes en gaten, moeten we dat laatste stukje van 300 meter het dorp in opnieuw de fiets duwen. We krijgen het er weer een beetje warm van en jeetje zeg, wat kan een warme douche een weldaad zijn, niet normaal. De kamer is echter wel erg koud en omdat de energie laag is, lopen we al snel terug naar het begin van het dorp op zoek naar een restaurant. We vinden alleen een ieniemienie winkeltje en de dame vertelt ons dat vanavond helaas er geen restaurants open zijn in Laraos. We kopen bij haar wel wat te snacken en te ontbijten en keren dan terug naar de koude hotelkamer om een noodlesoepje, ons standaard noodrantsoen, te maken en op eten. Wat een dag was dit!  

 

De volgende dag zakken we, over asfalt nota bene, nog 9 kilometer verder af naar het dal van de Rio Cañete. We zijn dus in totaal 33 kilometer gedaald na de beklimming van die muur en zo’n 2000 meter gezakt tot net onder de 3000 meter. Het is zo’n andere wereld hieronder in het dal: het kabaal van de woest stromende rivier versus de stilte daarboven, de verscheidenheid aan planten en de geur van bloemen versus dof en geurloos gras, en niet te vergeten de weldadige warmte tegenover de ijzige koude.

 

We volgen de rivier door de canyon stroomopwaarts en we zijn weer helemaal aan het genieten. Wat een mooie route is dit! Er zitten nog steeds wel steile stukjes tussen, maar we nemen het ervan vandaag. We hebben eerder al besloten om iets minder ver te fietsen dan oorspronkelijk de bedoeling was. We hebben ook besloten om even een rustdagje in te bouwen en nog eens de etappe indeling tegen het licht te houden. Voor de start zijn we in onze optiek iets te optimistische geweest in wat we op een dag kunnen doen. En dat is gebaseerd op lange ervaring, maar de PGD is blijkbaar toch echt andere koek. We hebben nu al een paar keer meer dan acht of negen uur in het zadel gezeten om een schijnbaar korte etappe te overbruggen en dat is niet fijn als de zon even na vijf uur al achter de bergen verdwijnt. Als we het leuk willen houden moeten we niet meer dan 50 kilometer en niet veel meer dan 1000 hoogtemeters willen doen op een dag.

 

Één sticker van twee fietsers tussen vele stickers van motorrijders 

 

Boterhammetje nutella

inspectie van 'coming up next: steil stuk'

Aan het begin van het dorp Huancaya zien we twee fietsers staan. Opnieuw van Franse origine maar dit stel is gestart in Huaraz in plaats van Alaska. Opvallend is dat ze zwaarder bepakt zijn dan wij. We kletsen kort met ze. Zij willen vandaag nog naar Laraos, waar wij vanochtend begonnen zijn. Harry meldt dat ze nog iets van 32 kilometer voor de boeg hebben, waarvan negen steil omhoog. De francaise schrikt daarvan; ze dacht dat het nog maar 20 kilometer was en ze kijkt haar partner een beetje boos aan. Tijd om afscheid te nemen, zullen we maar zeggen.  

 

De rivier maakt ter hoogte van dit dorp een flinke duikeling naar beneden en dat is te merken in de weg door het dorp die een nogal steile helling kent van tegen de 20%. Harry zet door, Roelie gaat te voet en zo komen we uit op het pleintje, de Plaza de Armas, waar het een drukke bedoening is en we de laatste woorden nog meekrijgen van een speech. Het lijkt erop dat er dekens zijn uitgedeeld aan de bewoners van dit dorp. Iedereen lijkt er content mee te zijn. De menigte lost snel op en we eten nog een laatste boterhammetje op. Terwijl we dat doen wandelen er in plukjes toeristen langs en we vangen op dat die Nederlands spreken. Bij het eerste, tweede en derde plukje probeert Roelie een gesprekje aan te gaan, maar als de respons niet meer is dan schampere lachjes, laat ze dat maar zitten.

 

Feest in Huancaya: het is de lokale deel-de-lakens-uit-dag

Vermoedelijk de reden van de toeristische trekpleister: watervallen

Huancaya lijkt een toeristische trekpleister te zijn. Overal hangen borden aan de gevel met hospedaje erop. Terwijl we nog steeds op het plein hangen, arriveert er opnieuw een fietser vanuit het noorden, de Amerikaanse Josh. Hij heeft zijn mountainbike erg licht bepakt. Na drie weken vakantie in Peru met zijn vriendin, ging zij naar huis en hij met zijn fiets naar Huaraz om nog even de PGD te fietsen. Hij is er echter helemaal klaar mee (“I am toasted”) en zwaait af via Lima naar huis. Hij heeft geen zin meer in die volgende klim van 35 kilometer en het vervolg daarna. Hij regelt dat hij mee kan met een bus die de volgende middag vertrekt en vervroegt zijn vlucht terug naar de States. Het begint ondertussen heel licht te regenen en dat houdt uren aan. ’s Avonds eten we met Josh in het enige restaurant dat open blijkt te zijn en de volgende dag lunchen we met hem bij hetzelfde restaurant omdat het opnieuw het enige restaurant lijkt te zijn wat open is en dat is best bijzonder, want er zijn er echt heel veel hier. Oh en 's avonds eten we er weer maar dan zonder Josh.

 

Het restaurant heeft een menu kaart maar het meeste is niet verkrijgbaar. De keuze is een gefrituurd mini forelletje of een Cubano, witte rijst met een gebakken ei en bananen. Smaakt best goed zo'n cubaan.

 

We hebben de geplande route opnieuw opgedeeld in wat kortere en behapbare etappes. Zo staan ons drie korte dagen te wachten. 's Ochtends vindt Roelie het toch lastig om zich op te laden voor de hele korte etappe. De enige uitdaging is een korte steile klim van zo'n 6,5 kilometer. Ze stelt voor om toch te proberen om de etappe van morgen er al aan te plakken. Het is net geen 50 kilometer en net iets meer dan 1000 hoogtemeters. Het zou te doen moeten zijn. We zijn al met al wel wat (te) laat weg. Er moest nog ontbijt worden gehaald en Harry is één van de twee Voile straps kwijt, de band waarmee de tas op de bagagedrager is vastgesnoerd. Hij was al niet helemaal in z'n hum en deze tegenvaller lijkt zijn humeur de das om te doen. Mopperend, brommend en sjaggie zoeken we naar de strip en overwegen alternatieven, totdat Harry verderop in het steegje een vrouw ziet staan die met de strip in haar handen speelt, terwijl ze met een andere dame in gesprek is. Hij beent erop af en trekt de strip uit haar handen, onder dankzegging natuurlijk. Iets minder slecht gehumeurd gaan we op pad.

 

We blijven de rivier Cañete stroomopwaarts volgen. Net buiten het dorp begint een stevige klim en zijn er vele uitzichtpunten. Op de rustdag hadden we al te voet een poging gedaan maar toen werden we tegengehouden omdat we een toegangskaart moesten kopen. Dat hebben we niet gedaan omdat we de route op de fiets zouden doen en er dan geen kaartje gekocht hoeft te worden. De rivier wisselt tussen woeste en rustige watervallen, diepe dalbrede laguna's en alles wat daar tussen in zit.   

 

Na 17 kilometer fietsen we het dorpje Vilca binnen wat heel wat minder toeristisch is dan Huancaya. Dit was oorspronkelijk eindpunt van de vorige etappe. Het is nog vroeg en aan de plaza is een winkel, annex restaurant annex hospedaje gelegen en die verkoopt een fris banaantje dat er van buiten verdacht veel uitziet als een bakbanaan. We zijn echter niet de enige toeristen en zien dat anderen de bananen gewoon eten en dat doen wij dan ook. Ze smaken wel een beetje anders. Ondertussen horen we uit de steegjes rond de plaza de plaatselijke fanfare schetteren en dat klinkt vrolijk (en ook amateuristisch). Als we de plaza willen verlaten is de steeg gevuld met een dansende groep netjes geklede mensen. Vermoedelijk een bruiloft. We kunnen er met de fiets niet door en verlaten het pleintje zoals we gekomen zijn. We starten aan de etappe die we eigelijk voor morgen hadden bedacht.

 

Direct na het dorp volgt even een heel steil stuk. Hoe verder we fietsen hoe hoger we komen steeds weer wat hoger en daarmee verdwijnen de bloemen, bomen en struiken uit het landschap en kleurt het dorre, gele gras de omgeving. De rivier wordt steeds wat smaller en de weg die we fietsen wat minder grillig.

 

Veel meer dan een stroompje is er bovenstrooms niet van de rivier Rio Cañete over

De laatste kilometers van de dag fietsen we langs een stuwmeer en is de weg zowaar bijna vlak. De wind, die ons al de hele dag zo fijn heeft geholpen en een duwtje mee heeft gegeven, keert zich opeens tegen ons en blaast ons koud in het gezicht. Het is voor al aardig laat als we dorp Tanta binnenfietsen, een dorpje waar ook weinig warmte van uitstraalt. Rondhangende mensen groeten wel met een vriendelijk buenas tardes. Via iOverlander vinden we een hospedaje met een warme douche. De douche en wc zijn gedeeld en via een steile, ondiepe trap buitenom te bereiken. De baño is relatief modern maar het deurtje erg laag. De kamer is eenvoudig. De enige luxe is een klein tv-tje, zo ene met een fikse kont en - toch even checken - er is geen zender op te ontvangen. Door de tv in een hoek op de grond te zetten, kunnen we het ladenkastje gebruiken als klein tafeltje en dat is erg prettig omdat we niet veel later er achter komen dat de restaurants gesloten zijn en we op ons kamertje een potje pasta moeten koken met ingrediënten die we uit de vele verschillende tiendas sprokkelen. 's Avonds en 's nachts pakken we ons warm in als we naar de wc moeten. Het water is al vroeg afgesloten vanwege de nachtvorst. 's Ochtends maken we nog een rondje om ontbijt en voorraad aan te vullen en ontbijten we weer op het kamertje. Ondertussen hebben we beide al een flink aantal keren het kozijn van de baño gekopt en vertrekken we met volle maag, volle tassen en een hoofd met bulten uit dit depressieve dorp. De eerste kilometeres fietsen we aan de overkant van het stuwmeer en daarna langs een serie laguna's met de besneeuwde toppen van Cordillera Paryaqaqa er achter en boven uit torent. 

 

Wat een mooi decor en aangezien we een korte etappe doen, hebben we alle tijd om weer even te spelen met het tripodje.

In de laatste meters naar de top steekt een koude en harde wind de kop op en maakt het nog net even iets zwaarder om de pas Abra Suijo (4706m)  op te komen

Heel kort pauzeren en genieten van het geweldige uitzicht op de laguna bij de pas.  

jaaaaaa afdalen!

.. en rondkijken (en opwarmen)

Via iOverlander weten we dat er een plek is om te kamperen tussen de rotsblokken onderaan de afdaling. Terwijl we al wat om ons heen kijken zien we een fietser ons tegemoet komen. Hij komt uit de USA en heeft onderweg nog niemand ontmoet. Respect voor zo'n solo fietser. We vertellen met dat we Josh twee dagen terug hebben ontmoet en dat die ermee stopte. Hij wil nog een eind de berg op en zelfs graag Tanta bereiken. We wensen hem succes. De klim is pittig, maar de wind helpt hem omhoog.

De rotsen zorgen ervoor dat we wat luwte vinden en ook beschut zijn van zicht op de weg. Niet dat we veel te vrezen hebben van ongenodigde bezoekers. We zijn vandaag welgeteld één vrachtwagentje en één auto tegengekomen. De zon verdwijnt al snel achter de bergrug en we koken voordat het te koud wordt. Om zes uur liggen we al in de tent. We zijn het er gruwelijk over eens dat kamperen veel leuker is met lange zwoele avonden.

 

De volgende dag komt de zon even na zeven weer terug en warmt ons nadat we al even aan het inpakken zijn geweest. Het was opnieuw een koude nacht maar eerder door de wind dan door de temperatuur. Geen ijs op de fiets en de tent dit keer. De tent is zelfs kurkdroog en kan zo terug in de zak.

 

Sinds de start van de Peru Divide fietsen we rond met zak havermout. Het is licht om mee te nemen en voor veel fietsers het standaard ontbijt. We houden er niet zo van. We hebben een banaan en klein zakje granola, waarvan Josh zei dat hij zelden slechtere had gehad. We filteren water, koken de pap en zetten nog maar een extra kop koffie om de havermout, die als een steen op de maag ligt, wat te laten oplossen.

 

Een bord met stickers, daar kan altijd een sticker bij.

 

De klont havermout laat zich niet eenvoudig oplossen. Na een hele korte afdaling beginnen we aan de 15 kilometer lange klim waarvan de eerste 2,5 kilometer pittig is en de klont havermout ons beide slecht ligt. We voelen ons niet echt heel erg lekker: misselijk en papbenen. Om elf uur zijn we nog niet zo heel veel verder en besluiten we om eerst maar even te gaan liggen in het gras om de maag de gelegenheid te geven om de havermout te verwerken. Tegen twaalf uur voelen we ons wat beter en klimmen we verder. Harry blijft wel klagen dat hij zich echt niet fit voelt. Misschien is er meer aan de hand dan wat havermout.

 

Een vosje komt nieuwsgierig een kijkje nemen als hij gekreun en gesteun hoort.

De laatste vijfenhalve kilometer lijkt op papier bruut en dat is ook zo. Onderaan het brute stuk komen achtereenvolgens een bus en een busje langszij. Dat zijn de eerste voertuigen die ons vandaag inhalen. Harry steekt een liftende duim op, maar de chauffeurs doen daar niets mee. Harry kan inmiddels wel door de grond zakken, wat voelt hij zich slap en wat had hij graag het restant van deze klim willen overslaan. In de eerste paar haarspeldbochten moeten we geregeld stoppen om op adem te komen. We zitten inmiddels op 4700 meter hoogte en dat helpt ook niet erg. Het is zoveel zwaarder om dan een inspanning te leveren dan op een meer normale hoogte. Er liggen hier ook nog restjes sneeuw van waarschijnlijk dezelfde tijd als dat wij regen hadden een aantal dagen terug. Op een enkele plek vormt de sneeuw een ijsplaat over de weg en daar schuifelen we heel voorzichtig overheen. 

     

Om kwart over drie komen we boven aan. Boven is meteen ook het nieuwe hoogterecord met 4925 meter. Er gaan uit voorzorg weer wat extra kleren aan. Die hadden we nog niet nodig want de klim was in de zon en in de luwte. Terwijl we op de pas staan haalt een pick-up ons in met achter een lege bak, de perfecte liftwagen. Maar nu we er zijn zegt Harry dat hij echt die pick-up niet meer had aangehouden in de laatste kilometers. Hij wist toen nog niet wat hij nu wel weet.

 

De afdaling is maar liefst 34,5 kilometer lang en brengt ons in Rio Blanco. Daar is een restaurant met hospedaje maar volgens iOverlander is de hospedaje al enige tijd gesloten. We hebben dus in ons hoofd om nog een dorp verder af te dalen. De afdaling is in drie delen op te delen. In het eerste zakken we nauwelijks af omdat er nog een aantal keren juist geklommen moet worden. "Het gaat nooit alleen omlaag", roepen we vaak over afdalingen, maar in dit geval mopperen we meer: "Wat is dit voor afdaling!?".

 

Het tweede deel van de afdaling begint bij een stuwmeer, langs een depressief gehucht en daarna over een brede weg met ruw gravel door het winderige dal. De zon zakt dan ook onder de bergrug en het wordt koud. De wind is dusdanig toegenomen dat we stevig moeten trappen om door de wind te komen en warm te blijven. Volgens MapOut zit er geen enkele hoogtemeter in dit deel, maar dat klopt niet want de laatste 1,5 a 2 kilometer is toch echt opnieuw klimmen.

 

In het derde deel denderen we dan eindelijk echt knetterhard naar beneden totdat we de koplampen van vrachtwagens tussen de bomen zien schijnen. We zijn er. We zijn in Rio Blanco. We hebben gelezen en gehoord dat de enorm drukke weg vanuit hier te gevaarlijk is om te fietsen. Er is geen schouder/vluchtstrook en veel verkeer. Het wordt afgeraden om hier bergopwaarts te fietsen. Fietsers die de PGD noordwaarts fietsen kunnen daarom beter proberen te liften. Wij kiezen ervoor om even de verkeerde kant op te gaan en af te dalen. We hebben nog steeds geen bereik van onze provider en zijn aangewezen op MapOut die net ons vertrouwen heeft geschonden over de afdaling. MapOut voorspelt ons toch nog 90 hoogtemeters in de 7 kilometer afdaling naar San Mateo. We gokken het erop, doen lichtjes aan en laten de remmen los. 

 

We voegen in achter een tankwagen en MapOut krijgt gelukkig ongelijk. Er zit nu echt geen enkele hoogtemeter in de bonusafdaling: alles gaat naar beneden, door twee tunnels en een spectaculaire kloof. Wat is het mooi hier en wat kunnen wij er weinig van genieten nu het bijna donker is, koud en druk op de weg. Nog voordat we het stadje San Mateo binnenfietsen zien we een lange vrij moderne gevel met daarop de teksten en symbolen voor restaurant, winkels en hospedaje. We stoppen direct en vragen wat ze kan bieden en dat klink geweldig: kamer met privé badkamer, warme douche, veilige plek voor de fietsen en het restaurant blijft nog wel even open en de keuze is reuze. Wat een feest. Hier kunnen we even bijkomen van een hele zware dag.

 

Harry is op de rustdag alles behalve fit. Waarschijnlijk de dag ervoor dus ook al niet en was de havermout minder verwijtbaar dan gedacht. We blijven daarom wat langer in San Mateo. Dag twee en drie is Harry nog zo slap als een vaatdoek, maar dag vier wordt hij weer meer de oude (fitte). Op de dag (vijf) van vertrek hebben we wat communicatiestoringen met de hotelmanager. De weg is te druk en liften zien we niet zo zitten mede vanwege ervaringen uit het verleden. Op bikepacking.com waar de Peru Great Divide omschreven staat worden de 'northbounders' ook dringend geadviseerd dit deel, waarop ook nog eens geklommen moet worden, te liften.

Maar laatst in Griekenland hebben we uren staan liften voor een korte tunnel. Daar hebben we geen zin meer in. We hebben de manager gevraagd of hij een lift voor ons en de fietsen kan regelen en dat kan hij. Het kost 100 soles en Roelie reageert daarop dat dat best duur is, maar oke. De manager ziet in die reactie voldoende aanleiding om de rit niet te bevestigen, naar later blijkt. Dat wij om de afgesproken tijd van 8:30 uur paraat staan voor het hotel, gaat ook geen lichtje bij hem op. Lang verhaal kort, uren later rijdt er een pick-up met ons en de fietsen uit San Mateo en de prijs is omhoog gegaan naar 120 soles. Weer een slechte ervaring erbij. Het beste en fijnste is natuurlijk om alles te fietsen en niet afhankelijk te zijn van anderen, maar je leven daarbij te wagen is natuurlijk ook niet verstandig.

 

Chauffeur Paul spreekt wat Engels en wij wat Spaans en lijkt een aardige vent. Hij laat ons de kloof met spoorbrug fotograferen waar we doorheen zijn gefietst in de schemer, zet ons net iets verder af dan afgesproken en brengt ons later nog het tasje met regenkleding dat op onverklaarbare wijze ergens is verloren maar door hem gevonden en geretourneerd. 

 

Vrolijk wachtend op de taxi voor de hospedaje in San Mateo. Later minder vrolijk.

Kloof en 'onze'pick-up vlak boven San Mateo

Het half bevroren watertje als pauzeplek voor een lekker banaantje en een niet zo lekker appeltje. 

 

Het is na 11 uur als we eindelijk aan de etappe kunnen beginnen. Niet helemaal hoe we het hadden gewild, maar we doen het ermee. Eén heel erg belangrijke factor vandaag blijkt de wind. Het waait stevig en het waait de juiste kant op: in dezelfde richting. Yeah omhoog cruisen!

 

Na meer dan 500 hoogtemeters bereiken we de Abra Sungrar op 4900 meter en we hebben in tegenstelling tot de laatste etappe niet heel erg veel moeite met de hoogte. Weer een bevestiging dat we toen niet helemaal in orde waren (en een geluk dat we op basis van die slechte etappe niet hebben besloten de Divide te verlaten). Direct achter de pas krijgen we zicht op de top en gletsjer van de berg Rayuntay (5475m). Na een korte steile afdaling volgt een hele lange geleidelijke afdaling en daarna een wat vlakker deel. De wind blijft ons de hele tijd stevig in de rug blazen. Daarna moeten we nog even kort klimmen naar het dorp Marcapomacocha waar we tegen de verwachtingen in al om 16 uur op de plaza neerstrijken.

Het hostel aan de plaza, een eerste keuze op basis van iOverlander, blijkt gesloten. Een medewerkster van de gemeente komt bij ons zitten en biedt aan om ons naar een hospedaje te brengen. Daar vinden we een ijskoude raamloze kamer met twee stapelbedden en een eenpersoonsbed allemaal voorzien van stapels dekens. De wc is buitendoor te bereiken en ondanks dat we een elektrische douche zien hangen, verzekert de dame ons dat de douche alleen koud water heeft. Ze noemt een prijs van 30, waarschijnlijk per bed, want van de 50 soles die we geven, ontvangen we niets terug. Als we terug gaan naar de plaza vinden we een goed bevoorrade winkel en een straatje verder een restaurant. Er hangt een menu aan de muur, maar de meneer vertelt dat hij alleen een tortilla atún (omelet met tonijn) kan aanbieden. Dat vinden we prima en het smaakt, samen met de rijst en schijfjes aardappel, heerlijk.  

 

Tortilla atun (tonijnomelet) bij restaurant Meshita in Marcopomacocha

 

Het is berekoud in Marcopomacocha en daarom liggen al vroeg onder de gigantische stapel dekens en de volgende ochtend worden we al vroeg wakker. In de 70 kilometer die komen gaat zitten vijf korte klimmen en even zoveel afdalingen. Idee is om eerst korte etappe te doen met alleen de eerste klim en dan vroeg de tent op te zetten en dan de dag erop de rest waarvan een groot deel over asfalt. Nu we zo vroeg wakker zijn en bij de winkel al geslaagd zijn voor alle benodigdheden, lijkt het ons beter om vandaag al een langere etappe te doen. Misschien halen we het volgende stadje wel op 70 kilometer en daarmee zouden we twee etappes in één doen. Volgens Komoot zou zelfs een groot deel op asfalt zijn. Gezien eerdere ervaringen met Komoot hier in Peru, wagen we dat te betwijfelen. We springen onder de dekens vandaan en gaan vroeg op pad. Het is nog steeds wel heel erg koud. 

 

Na enkele kilometers ijskoude handen warmen aan de zon

De eerste van vijf klimmetjes zit erop

Na de eerste klim fietsen we langs een meer waar het dorpje San Francisco de Assis de Yantac aan ligt. In de hoop weer eens onderweg een Inca Kola te scoren fietsen we erdoorheen en zien dat het markt is, of wat daar voor doorgaat in een gehucht als dit: vijf auto's hebben de kofferbak geopend voor tweemaal groente en fruit, eenmaal donsjassen, eenmaal homeopathische zalfjes en drankjes en eenmaal schoenen. Enigszins verscholen vinden we een restaurantje waar een vitrinekast staat met Inca Kola -de inmiddels vertrouwde suikerboost- en een reepje Sublime -het ook inmiddels vertrouwde stuk chocolade met pinda's (en ongetwijfeld een boel suiker)- en daar kunnen we weer goed op verder.

 

Selfie vanuit Daniël

Selfie vanuit Roelie

Bijna onderaan de eerste afdaling komen we Daniël en Leanne tegen. Leanne vertelt dat we haar ouders jaren terug zijn tegengekomen in Zweden en dat ze ons daarna zijn gaan volgen op social media omdat ze destijds ideeën hadden over een fietsreis. Hun reis is maanden geleden in Mexico gestart en zij fietsen zuidwaarts. Af en toe hebben we elkaar een berichtje gestuurd en de laatste tijd wat frequenter, in de hoop elkaar te treffen. Wat een slechte koude en winderige plek, maar wat leuk om ze in levende lijve tegen te komen. We zijn nog lang niet uitgekletst, maar nemen toch afscheid en Daniel maakt nog twee leuke wegfietsfoto's van ons.

 

Daniel en Leanne vertelden het al: nog zo'n vijf kilometer en dan wacht er (inderdaad Komoot) een prachtig asfalt met een vluchtstrookje op ons. Die vijf kilometer heeft nog wel een venijnig slotklimmetje in petto, maar hé, dan zit ook klimmetje twee erop. We gaan weer even van de PGD route af. De PGD loopt wel ook even over asfalt, maar slaat na de derde klim linksaf weer op onverhard. Deze retour vanaf dit punt scheelt ons naar stadje Oyon 17 kilometer in afstand, waarvan een deel over (makkelijk) asfalt, maar belangrijkste voor ons is het verschil in hoogtemeters: 1520 hoogtemeters naar stadje Oyon, waar de PGD 4100 hoogtemeters telt. 

 

Dankzij het asfalt en met enige rugwind lukt het ons inderdaad om de vijf klimmetjes en de 70 kilometer in één dag te doen. Helaas gaat het op het allerlaatst nog mis. Roelie zit in stadje Huayllay op haar telefoon te kijken, waar ergens de plaza is, en mist daardoor een verkeersdrempel, de zoveelste al op de steile weg het dorp in. Ze verliest, mede door de snelheid, de controle over de fiets en smakt tegen het beton. Een garage-eigenaar hoort vanuit zijn huis de gil en rent naar buiten om te helpen. Een watje met alcohol onder de neus tegen de schrik en ontsmetting op de knie. Een (flink) geschaafde knie is gelukkig de enige schade.

 

Op advies van de man dalen we 200 meter verder af naar hotel Comfort Dorado, de eerste van velen die dit stadje kent. Een kamer kost 70 soles en Daniel en Leanne hadden al gezegd dat de prijzen hier wat hoger liggen. De naam van de hospedaje waar zij hebben gezeten, zijn we vergeten. Ach voor die 10 of 20 soles meer, lijkt ons dit prima met een eigen badkamer en een warme douche. Na de warme douche laten we de geschaafde knie wat drogen en plakken er pleisters op.

 

Naast ons hotel zit een hotel met restaurant en daar zit het 's avonds stampvol met mijnwerkers en dan denken wij steevast: 'het zal wel goed wezen'. Een cena (diner) completo is een (maaltijd)soep vooraf en bord met rijst, pasta in saus en kip als segundo. Thee is zelf service en broodjes als bijgerecht. Het smaakt goed en we vragen of ze ook morgen (zaterdag) ook open zijn voor ontbijt. Jazeker, vanaf vijf(!) uur zijn we al welkom.

 

Als wij rond acht uur komen ontbijten, zijn we de enigen. We hebben na het flinke diner van gisteravond niet heel veel honger, maar krijgen ongevraagd een desayuno completo voor de neus. Een dergelijk ontbijt is inderdaad best compleet: het blijkt te bestaan uit een bord spaghetti, aardappeltjes met kip en een verdwaalde doperwt en splintertje wortel, een glas ananassap en een kommetje olijven. Broodjes met boter en jam, en koffie, thee of nesquick zijn zelfservice. Met zo'n bodem moet het toch goed gaan vandaag? Nou niet helemaal, want we zijn dit niet gewend en ondanks dat Roelie de aardappels laat liggen, houden we beide tot na het middaguur een beetje last van oprispingen.

 

Voordat we echt vertrekken zoeken we in Huayllay naar een apotheek omdat Harry dreigt -voordat we aan het eind van de PGD de grotere stad Huaraz bereiken- net een of twee metoprolol tabletjes tekort te komen, het medicijn voor het stabielere van de hartslag, één van de drie medicijnen die hij slikt als hartpatiënt. In Cusco was ons gezegd dat zijn medicijnen (weliswaar duur hier in Peru) vrij gebruikelijk en dus goed verkrijgbaar zijn, maar dat blijkt niet het geval. Ook in Huayllay vinden we geen metropolol.

 

Huayllay ligt in een bijzonder fraai gebergte met zwarte geërodeerde pilaren die als beeldentuin, nou zeg maar beeldenbos, hoog op de heuvels staan.         

 

We volgen de asfaltweg van gisteren nog een stukje en fietsen het gebergte uit. Het voelt bijna alsof we de Andes uitfietsen als we op een vlakte terechtkomen, maar we zitten nog steeds heel hoog (<4000m) in de Andes.  Na 18 kilometer slaan we af van de hoofdweg. De weg is slecht met heel veel gaten en keien. Hoe we ook ons best doen om die zo veel mogelijk te ontwijken, we stuiteren er toch aardig op los vandaag en komen zodoende niet in een ritme. Toch is het weer eens lekker om niet constant naar zuurstof te happen omdat we niet steil hoeven te klimmen. 

 

Na 35 kilometer fietsen komen we weer eens een fietser tegen, een jonge Vlaming. Hij vertelt dat hij in Colombia is gestart en onderweg is naar Ushuaia helemaal in het uiterste zuiden. Respect voor hem als solofietser. Hij vertelt dat hij een deel van de PGD gezelschap had van een Zwitserse dame maar ze is ten val gekomen, iets minder gelukkig dan Roelie en houdt even rust. Nadat we afscheid nemen stuiteren en fietsen we nog zo'n 10 kilometer door en zetten dan achter een momenteel lege stal de tent op. Langs de kant van de weg zijn veelal hekken geplaatst waardoor de keuze voor een kampeerplek niet zo eenvoudig is. Het uitzicht over het meer is adembenemend, het uitzicht op de stal is iets minder en niet gefotografeerd. 

 

Als we klaar zijn met opzetten, inrichten en op de stoeltjes gaan zitten, zijn de wolken samengepakt tussen de zon en ons. Het wordt al heel snel onaangenaam koud. Wat is het jammer dat op zo'n geweldig mooie wildkampeerplek dan de wind giert bij een temperatuur net boven nul en dat de zon dan achter wolken schuilgaat (en anders voor zes uur achter een berg verdwijnt). We vinden kamperen, hier in de Peruaanse winter en op deze hoogte, best wel een beproeving terwijl we anders altijd zo genieten van kamperen. We kunnen er heel lang over doorzeuren, maar een paar minuten later schijnt de zon onder het wolkenpak door en zitten we ultiem te genieten van de warmte van de zon én van de plek terwijl er af en toe een druppel regen valt. In de nacht klaart het weer helemaal op en is de melkweg weer goed te zien. De temperatuur zakt minder ver weg dan we hadden verwacht en de flessen water die in 's nachts in de tent liggen, blijken 's morgens niet te zijn bevroren.  

 

Instagram-waardig plekje en uitzicht (maar kijk niet naar achteren)

 

We wachten met opstaan tot de eerste zonnestralen de tent raken. Om zes uur de tent in, om zeven uur eruit. Na 13 uur op het matje krijgt Harry ook last van zijn rug. Een kreunende Harry en uitgeslapen Roelie pakken snel alles in. We hebben geen zin in gezeur en als even later een cowboy met een paar koeien langsrijdt, zitten wij rustig op de stoeltjes in de luwte van de stal koffie te drinken en hangt verder alles weer aan de fiets. We fietsen nog een paar kilometer over de vlakte waar we gisteren op terecht zijn gekomen en klimmen dan de bergen in die zo mooi rond het meer gedrapeerd staan.

   

Na een eerste klim van 230 hoogtemeters komen we opnieuw terecht op een hoogtevlakte. Deze nieuwe vlakte is wat geaccidenteerder maar de weg is juist wat minder geaccidenteerd, wat wil zeggen dat er niet zoveel gaten in zitten als gisteren. Op het moment dat we op het zadel gaan zitten, kunnen we voelen dat we gisteren flink gestuiterd hebben.

 

Gisteren waren we al door een aantal hekken over de weg gekomen die de vele schapen, lama's en alpaca's binnen afgehekte percelen moet houden. Vandaag komen daar nog vele hekken bij. Om en om stappen we af, houden elkaars fiets vast en worden hekken geopend en gesloten, tenzij er net iets van een klimmetje was, want dat is Harry vooruit en stapt hij af, dus zo om en nabij in negen van de tien gevallen. Harry, de kopman die tegelijk de hekkensluiter is, haha. Er zijn geen vangrails hier om de fiets even aan te zetten en te pauzeren. De, hier op zithoogte, betonnen randen bij de duikers zijn overigens een prima vervanging en zitten veel beter.  

  

De hekkensluiter

Blij met de betonnen duikers

De hoogvlakte (of is het een vallei?) wordt steeds smaller en eindigt met een korte, steile klim eruit. De eerste paar kilometer zijn goed te fietsen, de laatste twee zijn pittig met veel boven de 10%. Wetende dat die er aan gaan komen, stoppen we nog even voor een suikertje. Op één bocht na met diep, los zand en grind, redden we alles fietsend en daar zijn we erg blij mee. Blij dat we deze detour doen en blij dat we weer fit zijn.

 

De top ligt op 4825 en er staat zowaar een bord. Dat vinden we leuk genoeg voor een selfietje. En Roelie, je pet staat scheef

We zijn gewaarschuwd voor de afdaling door andere fietsers. Ja, we zijn zeker niet de enigen die deze detour kiezen. De laatste fietser, de Belg van gisteren, zei dat het wel meeviel en dat er af en toe wat grotere keien liggen. Paul, de Nederlander die we in Huancavelica tegenkwamen, schrijft op Polarsteps, dat deze afdaling allerbelabberdst is. Ons valt het inderdaad niet mee. Over een afstand van 17 kilometer is de weg echt heel erg slecht en is het continu oppassen geblazen en uiterst geconcentreerd blijven. Ook zit er hier en daar nog even een heel kort en steil stukje tussen waardoor we een indruk krijgen hoe de weg moet zijn vanaf de andere kant: ronduit verschrikkelijk! Het is jammer dat de ogen noodgedwongen op de weg zijn gericht want het is absoluut de moeite waard om rond te kijken. De foto boven is net na de pas en die hieronder zijn net iets verder. 

 

De laatste tien kilometer naar Oyon is de weg breder en beter. We kunnen weer rondkijken en zien voor ons de rook van iets groots, of in ieder geval groter dan een boerin die de kachel heeft aangestoken, ee boer die wat snoeiafval brand of van een bbq-feestje of iets. Wat het is, daar komen we niet achter maar het hult de stralen van de middagzon in een nevel.

 

Vlak voordat we het dorp binnenfietsen krijgen we een onverwachte afdaling cadeau. We stoppen om even te kijken waar we het eindpunt van deze etappe hadden gezet. Dat is toch echt bij het voetbalveld in het hart van het dorp. Later blijkt dat Harry nog een extra puntje in Komoot had toegevoegd. Komoot heeft de neiging om de grotere wegen te ontwijken en om Komoot te dwingen staat er dus een extra waypoint. In dit geval een punt een stuk onder het dorp, zodat we na de afdaling nog een bonus klim krijgen van zo'n meter of 50 omhoog. 

 

Op aanraden van Daniel en Leanne checken we in bij het hotel Blue Star en vragen we specifiek naar kamer 406. Hier nemen we weer een rustdag, alhoewel rust... we hebben weer genoeg te doen (wassen, scheren, knippen, repareren, boodschappen, bellen, routeplanning en natuurlijk bloggen) en de rust wordt verstoord door spel-'computers' die hier mateloos populair blijken te zijn en als zuil voor bijna elke winkel staan. Geen leeftijdsrestrictie hier, dus vooral de kindertjes wordt hier een mogelijke gokverslaving aangemeten.

 

Dat verwacht je niet: midden in het centrum geen plaza maar een heus voetbalveld. Op de achtergrond ons hotel Blue Star.

 

Oyon heeft een pinautomaat van de Banco de la Nacion (die geen kosten in rekening brengt) en dat hadden we niet verwacht. We hebben voor de Peru Great Divide veel cash gepind, maar nu we het resterende geld tellen, lijkt het ons toch wat krap. We waren wellicht op voorhand ook iets te enthousiast in het plannen en dachten dat we de PGD in 14 etappes zouden doen en die extra dagen in San Mateo waren natuurlijk ook niet voorzien. 

 

Oyon is één van de leukere stadjes op de route met de nodige voorzieningen. We vinden een lavanderia om de kleren te wassen, de wifi in het hotel is goed en we zadelen onszelf weer op met een zak oude taaie broodjes. Gek is dat, er zijn - zoals al vaker gezien - best wel wat panaderias (bakkerijen) maar die verkopen, een uitzondering daargelaten, alleen taarten en geen brood. Brood is te vinden in mini straatkarretje, een kofferbak of soms in een zak bij een winkeltje. We hebben rondgevraagd waar brood te koop is en zijn verwezen naar een winkel. Winkels hebben vaak alleen oud brood en het brood dat ze ons verkoopt is dus ook oud, erg oud. Ach ja, Roelie moet dan terugdenken aan haar vakantiebaantje bij een bakkertje in Friesland, waar het brood van gisteren aan de Duitse toeristen werd verkocht. We doen het ermee, alles beter dan havermoutpap. Het enige waarin we niet slagen, is het aanvullen van de metoprolol-medicijnvoorraad van Harry. Dit betekent dat we binnen zes dagen Huaraz moeten bereiken, daarna zit Harry zonder.


Mede hierom beginnen we wat etappes, die we eerder hebben opgesplitst, weer aan elkaar te plakken. Zo zouden we drie etappes doen om in het volgende dorp van formaat (Baños) te komen, maar hebben we het nu zo ingedeeld dat we dit in twee dagen proberen te voltooien. Zo skippen we ook een nacht wildkamperen op grote hoogte, een ervaring die we in de Peruaanse winter gewoon te koud vinden. Niet alleen zijn onze slaapzakken te dun, maar ook al hadden we dikkere slaapzakken, dan nog vinden we het niet fijn om minimaal 13 uur in de tent te moeten liggen, omdat het tussen zes uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens buiten te koud is. 

Overigens gaan we wel kamperen, in die zin dat we hopen ons tentje te mogen opzetten in een gemeenschapshuis van een gehucht halverwege tussen Oyon en Baños. Of we het allemaal wel gaan halen, moeten we natuurlijk eerst nog zien.

 

Vanuit Oyon fietsen we zeven kilometer op met de klassieke PGD route en daarna slaan we rechtsaf naar de Pastoruri variant, een variant die inmiddels zo populair is, dat de meeste Divide-fietsers deze kiezen. De reden is dat de Pasturori weg in deze variant wordt aangedaan, een weg die langs gletsjers komt en ‘out-of-this-world’-mooi moet zijn. Bovendien is de variant 15 km korter en telt zo’n 650 hoogtemeters minder dan de klassieke route.

 

Na zeven kilometer verlaten we het asfalt en rijden we weer op gravel. Er rijdt relatief veel verkeer, veel meer althans dan we tot dusver op de onverharde- en gravelwegen hebben meegemaakt. De eerste pauze van vandaag is het dorpje Quichas, aan de barakken te zien een mijndorpje. In een 'restaurantje' is een flesje Inca Kola te koop en we gaan buiten op een bankje zitten, voor het drankje, een banaan en een stuk chocola.

 

De totale klim vandaag, naar 4750 meter hoogte, is maar liefs 30 kilometer lang. Het wegdek is relatief goed te noemen en de klim is best goed te doen. Alleen net onder de top zit een stuk van vijf kilometer dat naar onze smaak wat te steil is, hoewel we het redden om in het zadel te blijven.

 

Over deze weg is nog steeds vrij veel, alweer relatief gezien, verkeer. We vermoeden dat het hoofdzakelijk verkeer is van en naar de mijn, die net na de top zou moeten liggen, maar we zien ook dat er een gloednieuwe 220kV hoogspanningslijn wordt aangelegd. De weg zelf is daardoor niet echt een plaatje, maar de omgeving is adembenemend. We fietsen tussen diverse 5000-plus bergtoppen door, de meeste bedekt met eeuwige sneeuw en gletsjers. Wauw, wat is dit mooi!

Zeven uur later dan het vertrek, om 15 uur, staan we eindelijk op de top na de klim van 30 kilometer. We dalen af over de nog steeds prima onderhouden, half verharde weg. We passeren een drietal laguna’s, waarvan de eerste compleet is verpest door een gigantische en lelijke mijn. Na die mijn, wordt het wegdek aanmerkelijk slechter, maar de omgeving aanmerkelijk mooier, in de zin dat deze onaangetast is. De twee volgende laguna’s zijn prachtig. We fietsen de laatste laguna voorbij, moeten een heel klein klimmetje doen en zien dan het gehucht Antacallanca liggen, de plek waar we hopen te overnachten in het gemeenschapshuis.

 

De tip dat dit kan staat op iOverlander, maar stamt alweer uit 2019. In dat jaar beschikte het gehucht nog niet eens over elektriciteit, maar Peru ontwikkelt zich snel, al dan niet geholpen door Chinese investeerders en de mijnindustrie (ook vaak in buitenlandse handen).

 

Antacallanca staat nog niet eens op GoogleMaps maar beschikt toch over een honderdtal lemen huizen én een gemeenschapshuis van steen. De plaza is een grasveld met één bankje, een vijftal kliko’s voor gescheiden afvalinzameling (onzin hier denken wij, zeker vwb papier en GFT) en naar grove schatting een duizendtal koeienvlaaien. Op het bankje zit een meneer met een laptop op zijn schoot, een beeld dat nogal opvalt in deze entourage. We vragen aan hem of we hier kunnen overnachten met ons tentje. Hij verwijst ons vriendelijk naar een mevrouw die een kleine tienda bestiert. Zij beaamt dat ons verzoek ingewilligd kan worden en zet haar man in beweging, die even later terugkomt met een meneer in oranje jas met tekstopdruk, die waarschijnlijk de ‘burgervader’ is van het gehucht. Hij opent voor ons gewillig het gemeenschapshuis. Met ons stromen een tiental kinderen mee naar binnen. 

 

De burgervader geeft aan dat er stroom en verlichting is en dat er zelfs wifi voorhanden is. Wat een verschil dus met vijf jaar geleden, toen men nog met kaarsen aan de slag moest. Iets wat vijf jaar wel te gebruiken was, maar nu niet, is helaas het toilet. Er is geen water, laat de beste man weten. Hij wijst ergens naar een huis aan de overkant van het poepveld/plaza, maar wij gaan wel in het donker achter het gemeenschapshuis voor een plasje. 

 

Onze tent is zogenaamd ‘self-standing’, hetgeen betekent dat je hem niet hoeft aan te spannen met scheerlijnen en haringen om hem overeind te zetten en te houden. In no-time en onder zeer nieuwsgierige blikken van de kinderen hebben we onze slaapkamer overeind gezet. Wat de kinderen ook reuze interessant vinden, is wanneer Harry zijn lenzen uit doet. Dat hebben ze nog nooit eerder gezien, getuige hun reacties.

 

De kinderen blijven nog ietwat hinderlijk hangen, maar wij gaan ons daar niet aan storen: we zijn immers te gast in hun (gemeenschaps-)huis. Als het donker wordt verlaten de kindjes de ruimte, sluiten wij de deur en hebben wij het rijk alleen. Wat een luxe: we kunnen het rustig aan doen met koken en blijven na de maaltijd nog even lekker buiten de tent zitten. We hoeven ons immers niet te haasten om voor zes uur al in de tent te liggen. Dus in plaats van voor zessen, kruipen we nu, heerlijk tevreden, na achten in onze tent. Dit keer ritsen we de slaapzakken niet aan elkaar en en de beide ingangen van de buitentent laten we open. Mede daardoor is het toch nog een best koude nacht geworden.

 

De wekker staat op kwart over zes en we staan meteen op. Voor vandaag staat weer een stevige etappe op het programma: helemaal naar Baños. Het vriest nog als we de deur van het gemeenschapshuis achter ons dichttrekken. Eigenlijk is het nog veel te koud, maar we hopen zo op het einde van de dag een warme douche te kunnen scoren. Die douche, de enige in Baños volgens iOverlander, wordt door zonnepanelen verwarmd en zou na zonsondergang nutteloos zijn. Zaak om ruim voor zonsondergang in Baños aan te komen dus!

 

De eerste 15 kilometer van de etappe vandaag zijn mooi. We fietsen door een dal van een bergriviertje en worden wederom getrakteerd om een aantal prachtige laguna’s. Dan moeten we uit dit dal klimmen en als we over een bergkam fietsen, wordt het landschap kaal en saai. We moeten sowieso bekennen dat we het over het algemeen mooier vinden onder de 4000 dan boven de 4000 meter te fietsen. Onder de 4000 is het landschap groener, meer waterloopjes en watervalletjes, is er meer vegetatie met bomen en niet te vergeten warmer en minder winderig. We komen een tweetal dorpjes tegen en die zijn ook niet echt verheffend: stil, armoedig en alles van leem. Tenslotte is de weg, we hebben de mijn alweer ver achter ons gelaten, nogal belabberd.

 

Wat het wel weer leuk maakt is dat we vandaag drie fietsende dames tegenkomen. De eerste twee, naar we later horen uit Zwitserland, zitten in een afdaling en vinden het blijkbaar zonde om halt te houden voor een praatje. Wij vinden het altijd leuk om een te kletsen met medefietsers, zeker als we zelf aan het klimmem zijn, haha. Maar we knijpen bij een tegemoet komende fietser ook in de afdaling de remmen dicht. En dat gebeurt snel, want na de top komen we de derde, Kate, een solofietser uit de USA, tegen. We hebben veel respect voor solofietsers, zeker op een desolate route als de PGD en helemaal voor solofietsende dames. We kletsen een tijdje met Kate en zij vertelt ons dat de dames hiervoor uit Zwitserland komen en in een soort van haast verkeren. Kate vertelt ons ook dat zij afgelopen nacht in Baños tevergeefs heeft aangeklopt bij het hotel met de door de zon verwarmde douche. Het zou volgeboekt zijn. Wij vermoeden inmiddels dat dit in Peru betekent dat ze gesloten zijn en/of geen zin hebben om een kamer klaar te maken. Belangrijker is dat Kate vervolgens een hotel heeft gevonden met een door gas verwarmde douche: hotel Katy (hihi). Baños is dus nog een tweede verwarmde douche rijk, eentje die ook na zonsondergang warm nog water levert. Kijk dat is nu een gouden tip!

 

Eerste boompjes vlak voor Baños 

 

Het is nog dik 20 kilometer naar Baños en ‘alles’ is bergaf. Echter, niet voor de eerste keer verkijken wij ons op een afdaling op de PGD. De weg is allerbelabberdst slecht, waardoor de snelheid bergaf niet hoger uitkomt dan 10 km/h. Als we eindelijk in Baños aankomen, zakt de zon net achter de hoge bergkam en ligt het dorp in de schaduw. Geen zonverwarmde douche meer dus, maar dat hotel/restaurant ziet er ook nogal dicht uit met alle luiken gesloten. Op naar hotel Katy dus, die inderdaad een hete douche voor ons in petto heeft. Alleen zit dat warme water wel achter de blauwe kraan, in plaats van de rode. Iets dat Harry pas nadat hij zijn haar met ijskoud water heeft gewassen, doorkrijgt. Roelie beseft wederom dat het zich loont, om als tweede te gaan douchen.

 

Baños ligt op 3500 meter hoogte, relatief laag voor de PGD. Dat is waarschijnlijk ook de oorzaak van een paar uiterste irritante bijtende vliegjes die al snel Roelie hebben gevonden. Ondanks dat we zo laag zijn, volgt er een opmerkelijk koude nacht. Op onze kamer hebben we dat niet zo door, maar als we 's morgens naar onze fietsen gaan, zien en voelen we dat het flink gevroren heeft en nog steeds vriest. Naast een dikke laag stof zijn onze fietsen nu ook voorzien van een laagje ijs. Bij het bepakken van de fietsen heeft Harry al snel geen enkel gevoel meer in zijn vingers en lukt het hem niet meer om zijn stuurtas vast te maken. We lopen daarom eerst naar de plaza, dat al in het zonlicht ligt, om even wat te ontdooien.

 

Warm(er) krijgen we het daarna al snel, want we moeten direct retesteil klimmen. Na de eerste kilometer gaan de beenstukken en de donsjassen al uit, vervolgens de Buff, de handschoenen, de armstukken en tenslotte het vestje. Een 15 kilometer lange klim brengt ons op 4170 meter hoogte. De eerste acht daarvan zijn heel steil, te steil. Maar we weten wederom in het zadel te blijven en alles te fietsen, hoewel we tegelijkertijd vrezen dat deze inspanning ons de rest van de etappe kan opbreken.

 

Roelie, je pet staat nog steeds scheef

 

Op het tweede, minder steile stuk, komen we een Oostenrijks fietsstel tegen. Ze hebben hogerop wildgekampeerd. Op onze vraag of ze het niet te koud hebben gehad, antwoorden ze dat hun slaapzakken comfort bieden tot -20 graden. Kijk dat is iets meer dan die van ons, die tot +4 graden comfort bieden. Het verschil overbruggen wij, door zo’n beetje alle kleding aan te doen, dat we in de fietstassen hebben zitten. Dikke slaapzak of niet, ook de Oostenrijkers liggen vanaf zonsondergang minimaal 13 uur achtereen in hun tent.

 

Na de top wacht ons weer een lange afdaling van 25 kilometer naar de volgende nederzetting La Union. La Union zou het einddoel van de etappe van vandaag zijn, maar we hebben weer het plan om de volgende, korte, etappe naar het plaatsje Huallanca, eraan vast te plakken. Helaas is ook deze afdaling geen appeltje-eitje, vanwege het slechte wegdek. In deze afdeling komen we het volgende fietsstel tegen, ditmaal uit Frankrijk. Ook met hen kletsen we een tijdje en zij vertellen ons dat het wegdek voor ons eerst heel slecht wordt en daarna een stuk beter. Heel slecht wordt het inderdaad, maar heel veel beter ook: we zijn zeer verrast dat “heel veel beter”, blijkbaar Frans is voor “geasfalteerd”. Genietend van dit asfalt, wordt Roelie weer eens ouderwets aangevallen door een stel honden. Het scheelde echt een haartje of eentje had zijn tanden in haar toch al gehavende rechterbeen gezet. Harry zet de achtervolging in op die klotehond en gooit een vijftal stenen. En zoals altijd: hoe bozer Harry is, hoe belabberder hij gooit.

 

Op een gegeven moment dalen wij langs de wand van een kloof steil naar beneden. In de diepte zien we La Union liggen. Tot onze verassing is het geen gehucht of klein dorp, maar een uit de kluiten gewassen stad. Wat we ook al van boven menen te zien (en stiekem ook al van Kate hadden gehoord) is dat het geen uitnodigende stad is. Eenmaal beneden, klopt dat beeld c.q. die mening. Zittend op een nogal uitgerangeerde plaza, worden we niet vrolijk van La Union. Tezamen met het feit dat we nog energie hebben én nog drieëneenhalf uur hebben tot zonsondergang, besluiten we om door te zetten naar Huallanca, dat een leuker stadje beloofd te zijn.


Huallanca ligt dik 20 kilometer verderop, 300 meter hoger dan La Union, maar met 600 hoogtemeters. Veel op en af dus, iets waar wij geen fan van zijn. Maar de weg daarnaartoe is volledig geasfalteerd, alhoewel er wegwerkzaamheden schijnen te zijn. Nou die wegwerkzaamheden strekken zich uit over de totale afstand. De hele weg, door een op zich mooie kloof, krijgt een gigantische upgrade, zo te zien gefinancierd door de Chinezen. Gevolg is dat de toplaag van de oorspronkelijke asfaltweg over het grootste deel ontbreekt en wij geregeld moeten stoppen omdat werkverkeer natuurlijk voorrang heeft. Het mooie van de upgrade is ook dat er nogal wat hoogtemeters uit het profiel zijn gesloopt, waardoor we minder hoeven te klimmen. Aan de andere kant wordt de omgeving, de kloof en het bergriviertje daardoorheen, nogal geweld aan gedaan. Leve de vooruitgang…?

 

 

Keurig om vier uur, bier uur, bereiken wij Huallanca. Om het tijdstip op passende wijze te vieren, nemen we op de leuke, levendige plaza plaats met een blikje bier. De circa tien bankjes zijn bezet, maar de hoge stoeprand is ook een prima zitplaats. Even later checken we in bij hotel Minera Azul. De receptioniste met mondkapje blijft, hoezeer we ook ons best doen, voor ons onverstaanbaar. Maar uiteindelijk hebben we een ruime kamer, waarop ook onze fietsen mogen overnachten. Zoals te doen gebruikelijk in Peru, worstelen we die nacht met een afzakkende laag zware dekens en verschuivende lakens. Toch hebben we een nachtje bijgeboekt om de kleding te wassen en de beurse billen een dag rust te gunnen en ons op te laden voor de twee resterende, uitdagende etappes tot eindpunt Huaraz.

 

Als we vertrekken uit Huallanca is het koud. Dat is niets nieuws, maar het blijft de hele dag koud en dat is wel nieuw. De zon laat zich vandaag nauwelijks zien. De klim uit de vallei is in eerste instantie wel een leuk slingerend weggetje. Na elf kilometer gestaag klimmen op asfalt komen we een dorpje tegen waar we een Inca Kola hopen te halen, maar die hoop vervliegt. Het is niet echt een dorp. Het is een gigantische mijn waar zink, lood en koper wordt gewonnen.  Bij die mijn ligt dus een dorpje dat alleen maar uit barakken bestaat.

De weg wordt steeds breder en rechter totdat we aan het eind van het dal aankomen en in de 'zona de curvas' belanden. Vlak daarvoor scoren we toch nog een Inca Kola en een verassend smaakvol cakeje en met hernieuwde energie gaan we de elf haarspeldbochten te lijf. Na enkele bochten sjeest Sam ons tegenmoet. Hij is niet al te vrolijk omdat het heel zwaar was, veel tegenwind en heel koud. De afgelopen maanden heeft hij samen met zijn vriendin gefietst en gereisd. Zij vliegt vandaag terug naar huis, naar Engeland. Hij wil de Peru Divide nog doen en gaat daarna naar huis. We nemen afscheid en ronden de laatste bochten. Het is eigenlijk al best laat als we na 27 kilometer het asfaltstuk verlaten. 

 

Nadat we van het asfalt afslaan, ontwaart zich een bizar landschap. Het is jammer dat het bewolkt is waardoor de besneeuwde bergketens rondom worden gecamoufleerd. Op de foto's is het nog minder zichtbaar dan in het echt. Het is heel indrukwekkend om hier rond te fietsen. De weg is ook nog eens goed, maar de harde wind die van alle kanten lijkt te komen en de kou, maakt dat de aandacht van Harry volledig in beslag wordt genomen door het fietsen en de omgeving grotendeels aan hem voorbij gaat. 

 

Op het onverharde pad klimmen we nog 200 meter verder omhoog en daar volgen een paar op- en afjes. Om te voorkomen dat we teveel afkoelen, trekken we een hele lading extra laagjes aan. Er zijn geen accommodaties, gemeenschapshuizen of leegstaande schuurtjes om de nacht beschut door te brengen, laat staan een warme douche te kunnen nemen. De wind, maar ook de weinige zon, helpen niet en we gaan op zoek naar de ideale kampeerplek die beschutting biedt tegen de snijdende wind en waar de sporadische zonnestralen ons nog een beetje kunnen warmen. We kiezen voor een droogstaand vennetje langs de kant van de weg en we pikken nog net een paar zonnestraaltjes mee voordat de zon achter de bergen zakt.

 

We hoeven niet te koken omdat we een extra portie arroz chaufa de pollo hebben besteld bij het restaurant gisteravond om mee te nemen en op te bakken. Dat opbakken doen we niet meer. Dat kost tijd en tijd betekent hier verder afkoelen. We maken ons beide een beetje zorgen over de nacht. Het gaat zo hoog echt heel erg koud worden en Sam met zijn -18 slaapzak en alle kleren aan, inclusief dons- én regenjas, had het niet warm gekregen. Wij hebben gelukkig elkaar en kunnen elkaar warmte geven, maar zal het genoeg zijn? We vermoeden van niet omdat onze slaapzakken +4 zijn. Al voor zes uur gaan wij de tent in. Het water gaat mee en als het gaat bevriezen, kan het in de slaapzak, maar dat doen we liever niet om zelf warm te blijven. Zo'n bevroren fles is een koude kruik.

 

Als we een paar uur later een plasje gaan doen en de tent uitgaan, zien we dat de binnenkant van de buitentent is versierd met heel veel kleine witte glinsterende bolletjes. Omdat we in een beschutte kuil staan, waait het niet en hebben we condens dat meteen aanvriest. In de tent blijft het redelijk comfortabel. We hebben veel kleren aan, liggen als 'Michelin-mannetjes' in de aan elkaar geritste slaapzakken en hebben het beide niet koud. Wat een verrassing is dat! De volgende ochtend zien we dat ook de buitenkant van de buitentent een mooi laagje ijs heeft gekregen. Het gaat nog wel even duren voordat de zon de tent bereikt en daarom besluiten we, al bibberend, klappertandend en met kouwe klauwen, de tent snel in te pakken en de zon tegemoet te fietsen.

 

Na twee kilometer vinden we een plekje uit de wind en in de zon om een kop koffie te maken en een broodje te smeren. Na het ontbijt klimmen we nog vierenhalve kilometer door en staan dan op de pas, de laatste in de reeks van de Peru Great Divide, een monument, en dus een plek voor een selfie. De tripod wordt afgestoft en de zelfontspanner gaat aan. Daar zitten ze dan: Jut en Jul op 4810 meter hoogte, bij lange na niet de hoogste van deze Divide, maar wel een waarvan we echt afscheid hebben genomen voordat we maar liefst iets van 75 kilometer gaan dalen.

 

Net na de top komen we een Frans stelletje dat er niet heel vrolijk uitziet. Hij wacht boven aan een haarspeldbocht, terwijl zij haar fiets duwt. Ze hebben relatief veel bagage en relatief dunne banden. Ze zijn in Alaska gestart en dus al een tijdje onderweg. We wensen hun nog veel plezier op de Peru Divide, maar ze geven aan dat ze de Divide snel weer willen verlaten: te ruwe paden en te smalle banden.

De afdaling is in de eerste paar slingers heel mooi, maar wordt hoe lager hoe rechter, kaler en saaier. De weg is ook erg slecht en er komen geregeld auto's en bussen op ons af die naar het visitors centre van de Pastoruri gletsjer gaan, een afslag die wij aan ons voorbij laten gaan.

 

Wat wel leuk is in deze afdaling zijn de Puya Raymondii, een typische plant die alleen in Peru en Bolivia  (daar niet gezien overigens) voorkomt, honderd jaar oud kan worden en wel tien meter hoog kan worden. In die honderd jaar bloeit hij/zij(?) slechts één keer, maar dan wel 9 maanden lang. We stoppen even om ernaast een appeltje en een chocolaatje te eten en zien dat de bloeiende versie ook veel vogels aantrekt. Later komen we een veel groter veld tegen en daar staan busjes geparkeerd zodat toeristen foto's kunnen maken.  

 

Kaal en saai 

Het is mooier waar wij vandaan komen

Al afdalend over asfalt naar Huaraz krijgen we zicht op de machtige bergketen van de Cordilla Blanca

 

We dalen ruim 30 kilometer af over de slechte half 'verharde' weg en draaien dan het asfalt op. Al direct komen we een vrolijke en praatgrage dame tegen uit Zwitserland. Ze heeft huis en vriend voor vijf maanden alleen gelaten om door Peru te fietsen. Ze heeft al vele andere fietsreizen gemaakt waaronder de Amerikaanse Great Divide (de GDMBR), Patagonië en Bolivia en we zouden uren met haar kunnen blijven kletsen, maar het einde is voor ons in zicht en lonkt. Gedurende lange tijd hebben we zicht op de machtige en prachtige Cordillera Blanca, een keten met maar liefst 33 toppen boven de 6.000 meter.

 

We dalen op asfalt nog meer dan 40 kilometer af maar heel hard gaat dat overigens niet: het hellingspercentage is gemiddeld laag en de wind remt ons flink af. Als we aankomen in Huaraz zitten we, na iets van 75 kilometer dalen, nog steeds boven de 3000 meter. Drieduizend meter, dat voelt na de Peru Great Divide, bijna aan als vanuit de Ardennen naar de Flevopolder gaan. Best een gek gevoel, maar de warmte is zeer welkom: van -10 (schatting) in de ochtend naar +22 hier in de middag.

 

We hebben het gehaald! De Peru Divide is een feit (hieronder een kaart met de route die we hebben afgelegd en de overnachtingsplekken). Waren we te zwaar bepakt? Ja, een beetje maar uiteindelijk hebben we heel weinig geduwd. Was het koud? Ja, het was heel koud. Gelukkig hebben we nog vaak onderdak kunnen vinden in hospedajes. De wildkampeerplekken zijn echter wonderschoon, maar zonder uitzondering te koud. Als we alleen de Peru Great Divide zouden fietsen, zouden we minder bagage en een warmere kampeeruitrusting bij ons hebben gehad. Maar ja, de Divide is maar een schakeltje in een veel langere (en warmere) route. We hebben afgezien maar dat was het waard. Het is onvergetelijke geweest! 

 

Maar als je ons diep in de ogen kijkt en ons om een eerlijk oordeel vraagt, dan zijn er in onze optiek routes die mooier zijn, afwisselende, warmer en minder zwaar. Geef ons maar de GDMBR, de Balkan, Griekenland, Turkije, Georgië, de Carretera Austral, Andalusië, en we kunnen nog wel een paar gebieden noemen. Hoe dan ook, we zijn best trots op onszelf dat we een van de zwaarste fietsroutes hebben bedwongen. Deze mijlpaal past weer mooi op onze palmares en dat mag gevierd worden en dan is een toeristische trekpleister als Huaraz een prima plek: authentiek-Italiaanse pizza en Argentijnse wijn!

 

 

We hebben twee rustdagen in Huaraz en zoals altijd proppen we alle 'to do'-dingen in dag één, zodat we dag twee echt kunnen luieren. En zoals altijd hebben we van te voren een lijstje opgesteld en dat is ditmaal best lang. Zo moet ook het nodige gekocht worden, waar we elders niet aan zouden kunnen komen: onder andere een tube lijm voor de bandenplaksel (sinds La Rioja, Argentinië niet meer nodig gehad, maar de tube zelf is grappig genoeg lek geraakt), gasblikje, remblokjes, lenzenvloeistof en die metoprolol van Harry. Bijna alles weten we makkelijk aan te komen, maar bij het zoeken naar dat medicijn, slaat ons de schrik om het hart. We vangen al bij drie grote farmácias bot en de laatste weet ons te melden dat dit medicijn nergens in Peru is te verkrijgen. Als we melden dat we het in Cusco wel hebben kunnen bemachtigen, meldt de apotheker dat dit waarschijnlijk een uitzondering is, omdat in Cusco veel buitenlandse toeristen komen. Ze kan ons wel een placebo geven, die niets doet, maar wel mentaal gerust zou kunnen stellen. Wat een grapjurk, maar Harry kan er niet om lachen en begint zich flink zorgen te maken. Zoals eerder gezegd: dit is het enige belangrijke medicijn van de drie die hij heeft voor zijn hart. Meer uit volhardendheid dan uit realisme, blijven we het proberen bij andere farmácias en bij nummer vijf, geeft de apotheker aan dat ze iets vergelijkbaars heeft: een Betaloc ZOK. Dat hebben we ook in Cusco gekregen! Ze heeft maar twee doosjes met ieder tien pilletjes en die pilletjes kosten maar liefst een euro per stuk. We weten nu met deze naam, nog bij drie andere apotheken aan drie doosjes komen, zijn daarmee een dagbudget armer maar kunnen dus wel weer 50 dagen er tegenaan. Vamos!