Eindelijk is het dan zover: we fietsen Peru binnen. Hoezo eindelijk? Nou, volgens ‘planning’ (welke planning?) zijn we bijna twee maanden later. Een verstuikte enkel (Roelie), hardnekkige diarree door parasieten en bacteriën (Harry) en een keelontsteking (Roelie), hebben ons op het einde in Bolivia opgehouden. Het einde aan het 90 dagen visum is in zicht als we de grens overfietsen en de Peruaanse vlag zien wapperen. In deze blog fietsen we van Tilali naar Abancay. Huh, wat, waar? Grofweg naar en voorbij Cusco en om precies te zijn voegen we onderstaande kaartje toe (zoom in of zoom uit, voor respectievelijk meer detail of meer overzicht).
De grens tussen Puerto Acosta en Tilali, in niemandsland maar met prachtig uitzicht over het Titicaca meer.
We moeten vanaf de grens nog vijf kilometer naar het dorp Tilali met het douanekantoor om in te checken. Grappig: er zit iets van 18 kilometer en een boel hoogtemeters tussen de douanekantoren van Bolivia (in Puerto Acosta) en Peru (in Tilali). We vragen hoopvol aan de Peruaanse douanebeambten of we meer dagen mogen krijgen dan de normale 90 maar dat kan volgens de ambtenaren echt niet. Dat is niet waar. We weten van enkele fietsers dat ze meer hebben gekregen. Soms hoefden ze er niet eens zelf om te vragen. Maar we gaan er geen stampij over maken. We weten ook dat er mensen minder dan 90 dagen hebben gekregen. Bovendien zijn de lessen 'stampij maken' in het Spaans nog niet op Duolingo langsgekomen. We zullen dus een beetje vaart moeten maken door dit enorme land! De klok gaat in Peru een uur terug waardoor de dagen, nu "winter is coming", best kort zijn voor fietsers tenzij je graag heel vroeg opstaat: het wordt licht om 5:30 en al donker om 17:30 uur. Het tijdsverschil met Nederland is nu zeven uur.
Biertje in de laatste zonnestralen op de Plaza de Armas in Tilali (klokje teug = zon (nog) eerder onder)
Tilali is waarschijnlijk niet het meest gezellige dorp van Peru. Voor een grensdorp is het zelfs een beetje stil op straat. Het helpt, denken wij, ook niet dat de zon snel ondergaat en er vanuit het oosten een straffe, bitterkoude wind opsteekt. En het is een kleine grensovergang in dunbevolkt gebied en slechts een beperkt aantal auto's neemt deze bijzondere slechte weg (althans aan de Boliviaanse kant) naar Peru. Op het plein van het dorp houden we halt. Dit alles onder het waakzaam oog van een in het oog springend standbeeld op de plaza. We zijn zeker geen kunstkenners maar de kunst op dit pleintje lijkt van een matig artistiek niveau. Dat blijkt echter de standaard: Peru is het land van de, weliswaar vaak kleurrijke, potsierlijke standbeelden. We gooien er maar meteen een collectie van de eerste week in, dan hebben we dat alvast gehad.
Ons eerste hostel in Peru is basic en dus ook goedkoop. De kamer is niet veel groter dan het bed en aan de muur hangt een godvrezende vergeelde poster annex kalender van het jaar 2003. Onder een sprei-achtig ding liggen zo'n vier zware paardendekens op twee dunne schone lakentjes. Er kan een raam open maar dat waait bijna uit zijn sponningen, dus sluiten we dat even provisorisch als het eruit ziet. De kamerdeur houdt je dicht door er een blok hout tegen aan te zetten. We moeten naar buiten naar het kleine koude binnenplaatsje om een warme douche te nemen, wat eigenlijk een luxe is en gebruiken eigen handdoeken want die heeft onze gastvrouw niet voor ons. 's Nachts, voor het nachtelijk plasje, moeten we de hoofdlampjes gebruiken om een ongelijke en steile trap af te dalen, naar dat zelfde buitenplaatsje (brrr). Gelukkig hebben we wel keuzevrijheid: een viezig hurktoilet met doorspoelmogelijkheid óf een viezig toilet zonder zitting en een emmer in een grote ton om door te spoelen. Dit alles kost echter nog geen €10 en je 'hoort' ons niet klagen, haha. We zijn in Peru!
Bij een winkeltje scoren we de volgende dag om zeven uur ‘s ochtends een paar bananen. We weten inmiddels dat de mooie gele bananen, in tegenstelling tot wat we thuis gewend zijn, hier nog niet rijp en nog hard zijn. Voor een lekkere banaan moet je zoeken naar ene die je thuis nooit zou uitkiezen: die met een boel donkerbruine vlekken op de schil. Bij hetzelfde winkeltje kopen we ook een paar overrijpe broodjes, ofwel nogal droog. Gelukkig is het restaurant ernaast bereid om voor op het broodje een eitje te bakken en kunnen we het geheel wegspoelen met een grote mok zoete thee voordat we Tilali vaarwel zeggen.
Het eerste deel van onze eerste fietsdag in Peru is prachtig en doet ons denken aan de video van het spinninglesje op Corsica: slingerend, op en af, langs het blauwe water van het Titicacameer. Het is mooi maar ook pittig. De tweede helft is nog wat zwaarder: meer klimmen, minder langs het meer en meer last van de wind, die ons vanaf La Paz vanuit het noordwesten nogal tegenwerkt.
In het stadje Huancané, het eindpunt van de eerste fietsdag, zijn er wat meer voorzieningen dan de dorpjes onderweg. Het is een provinciehoofdstad, maar dat heeft in Peru niet veel te zeggen. De provincies, althans in dit deel van Peru (het departement Puno) zijn klein en tellen hooguit 20.000 inwoners. We lezen dat Puno een krimpgebied is. Anyway, in Huancané hopen we te slagen om een sim-kaartje én geld te scoren. We hebben al in Tilali en ook halverwege in het (provinciehoofd-)stadje Moho hier en daar tevergeefs gevraagd naar een sim-kaartje en ook geld pinnen was eerder nog niet mogelijk. Van dat laatste waren we al uit gegaan en daarom hebben we in La Paz EUR€50 en US$50 gewisseld naar Peruaanse Soles waarmee we het wel een dag of drie vol kunnen houden. De sol is trouwens makkelijk om te rekenen: er passen precies vier in één euro.
Het enige fatsoenlijke hostel in Huancane (volgens app iOverlander die het doet zonder data, dus zonder sim-kaartje) zegt dat ze volledig volgeboekt zijn en wijzen ons af, maar dat kan niet kloppen. De troosteloze aanblik zegt ons dat het gesloten is en al voor een langere periode. Nu is het wel vervelend dat we nog geen Peruaanse prepaid sim-kaartjes hebben gevonden en dus geen research kunnen doen naar eventuele andere accommodaties. Op de plaza voor het hostel vragen we twee mannetjes naar een hotel en ze wijzen naar de overkant aan de plaza. Eerst zien we niets, maar uiteindelijk zien we een klein bord met hospedaje erop. Er lijkt niemand te zijn en we zoeken op het binnenterrein naar een teken van leven en zien twee toerfietsen staan. Die blijken eigendom van een Brussels stel die we kort hebben gezien in Achacachi in Bolivia. Ze zijn ook weggestuurd bij het andere hostel en blij met deze kamer met privé badkamer. Dat willen wij ook wel en we wachten geduldig tot het donker is, koud is en eindelijk de manager aankomt. Deze meneer zou nog wel een paar lessen gastvrijheid kunnen gebruiken maar wij zijn blij met de kamer en besluiten zelfs een extra dag te blijven om de fietsen te poetsen, de kleren uit te wassen, geld te pinnen en die sim-kaartjes te regelen.
Tijd om wat te gaan eten, maar het is nog een beetje puzzelen wat de Peruaanse keuken biedt. De namen op de menuborden zijn nieuw en zonder internet kunnen we niets opzoeken. We denken slim te zijn om een hamburger te bestellen maar die hebben ze wel op kaart maar niet in de keuken, dus dan maar iets wat de dame zelf aanwijst en dat blijkt kip met gebakken rijst en een paar frietjes. Dat smaakt zeer bekend en dus prima en past ook het best in Harry's dieet dat hij nog een paar dagen moet volhouden. O ja het soepje met de klauw van een kip erin vinden we minder, zowel qua smaak als qua aanblik. Toch zullen we die in Peru nog wel vaker onder onze neus geschoven krijgen, verwachten wij.
Het sim-kaartje van Movistar dat een kiosk dametje ons heeft verkocht en waarvan het activeren volgens haar muy facil was, blijkt niet te registreren te zijn met een Nederlands paspoort omdat ons paspoortnummer ook letters heeft. Om dezelfde reden lukt een Claro sim-kaartje ook niet. Die twee zouden de beste providers in Peru zijn. Op advies van het Belgische fietsstel kopen we dan maar Bitel kaartjes bij een telefonie shop. Het lukt de verkoper om Harry te registreren maar Roelie moet de volgende ochtend terugkomen. Helaas lukt de registratie dan ook niet. Vaak zijn de toeristen sim-kaartjes zo makkelijk, maar in Peru klaarblijkelijk niet. Misschien moeten we overschakelen naar de international e-sim kaartjes, al zouden die duurder zijn. Het is toch wel lastig zonder data op de telefoon. Je vraagt je bijna af, hoe je dat vroeger deed op reis; o ja toen had je nog een Lonely Planet in je rugzak. Arme Roelie, nóg een dag langer zonder Wordfeud en Duolingo.
Na de vergeefse tweede poging de volgende ochtend bij het simkaart-mannetje springen we op de fiets en fietsen de hele ochtend langs de oevers van Laguna de Arapa. Het aantal auto’s is op één hand te tellen en de wind blaast in de ochtend vriendelijk tegen als een fris briesje. Eén van de handvol auto's is een groente- en fruitwagen met een luidspreker om zichzelf aan te kondigen en te vertellen dat de mandarijnen zoet zijn. Die wagen rijdt afwisselend vlak voor en vlak achter ons. Na een tijdje kunnen we de monotone tekst dromen. Precies halverwege bereiken we het stadje Chupa, bekend van de lollies grappen we. We kopen geen Lollie maar een ijsje en terwijl we die staan op te likken parkeert de groente- en fruitwagen op een paar meter afstand. Dat is gelukkig de laatste keer dat we het zoete-mandarijnen-bandje horen. Vanaf Chupa klimmen wij langs een riviertje door een vallei omhoog, dalen af de volgende vallei in en dan wordt het ietwat saaier. Maar goed dan staan ons ook nog maar 20 kilometer te wachten.
Kerk aan de Plaza de Armas in Azángaro
In Azángaro, alweer een provinciehoofdstad, hopen we dan eindelijk ook een Bitel simkaart je voor Roelie te scoren. We kloppen aan bij een professioneel uitziende dealer. Ook nu kost het ons iets van een uur om iets geregeld te krijgen. Op Roelie’s naam lukt niet, uiteindelijk krijgen we iets voor één maand geregeld op naam van de verkoopster.
In de schemer zoeken we ons beoogde hotel op. Die ligt aan een volledig opengebroken straat. Europese maatstaven qua veiligheid en doorgang voor voetgangers gelden hier niet. Met hulp van het hotel personeel en de nodige kunst en vliegwerk weten we de fietsen in het hotel te wurmen. Hoe we morgenochtend weer weg komen is een zorg voor mañana. O ja, leuk feitje vooral voor Harry: vandaag is de laatste dag van zijn -in zijn ogen- Spartaans anti-diaree-dieet.
Naast het hotel vinden we een chinees restaurant. Dat is niet zo uitzonderlijk, want bij heel veel restaurants staat 'Chifa' op de gevel en dat blijkt een verzamelnaam voor Peruaans-Kantonese gerechten. Chaufa de pollo, is gebakken rijst met stukjes kip en daar worden wij wel vrolijk van: smaakvol en geen gekluif.
Ons hotel heeft een goed roomservice ontbijt voor ons en als we even later onze fietsen weer door de opengebroken straat hebben getrokken, willen we nog wat inslaan voor onderweg. Een nieuw land is altijd weer net wat anders en even wennen. Het lukt ons nog niet helemaal om een kiosk of supermarkt te spotten voor water, fruit, brood en beleg. We fietsen al zoekende de stad uit en daarom keren we om en fietsen terug een rondje door de stad om proviand te vinden.
Via een onverhard pad klimmen we van 3850 m naar 4170 m hoogte. Aan het begin waarschuwt een lief dametje ons dat deze weg naar Ayaviri onbegonnen werk is “jullie moeten lopen!” en dat we beter om kunnen fietsen. Natuurlijk slaan we haar advies in de wind. O ja, die wind… godsamme wat is die weer de hele dag hard!
We zoeken voor onze eerste pauze plek, boven op de top beschutting achter een muurtje.
Al vanaf binnenkomst in het land zien we op vele muren een rood hart met de letter RH en een plusje erbij. Het is onduidelijk wat het betekent maar wij vinden ze natuurlijk heel leuk: R(oelie)❤️H(arry). Met dank aan superspeurneus Adrienne komen we erachter dat het een logo is van een regionale politieke partij in het departement Puno.
De etappe is relatief kort met relatief veel hoogtemeters. Om 15 uur arriveren we in Ayaviri. Het stadje is levendig en het centrum is best mooi. We doen een rondje om de kerk (kathedraal) en dat is geen sightseeing tour naar een zoek-een-blikje-bier tour (ja ook Harry mag weer). Het is opnieuw niet zo eenvoudig te vinden ondanks dat er gigantisch veel winkeltjes zijn. De helft van al die winkels is gericht op mobiele telefonie, een kwart is drogist / apotheek en de rest is gereedschappen of wol of iets dergelijks. Maar hoezee het lukt en naast de kerk op de bank rusten we uit met welverdiende Peruaanse gerstenat.
We besluiten om naar de hoogst gewaardeerde (op iOverlander én GoogleMaps) accommodatie te gaan om dan morgen een enorme etappe te gaan doen en een fijne accommodatie (met wasmachine en ontbijt) is, na al die basic hostels sinds La Paz, best welkom.
Kerk/kathedraal aan de Plaza de Armas in Ayaviri
Geweldig ontbijt met zicht over de witbevroren velden
De accommodatie is abnormaal fijn: een echte douche, handdoeken, een dekbed, een supermatras zonder doorligkuilen, een waterkoker, bedlampje en een voortreffelijk ontbijt met o.a. diverse groenten en fruit, vers brood, verse Peruaanse koffie. We vertrekken om 8 uur als de temperatuur dankzij de zon weer net boven het vriespunt is gekomen.
Eenmaal op de fiets raken de vingers en tenen door de kou gevoelloos en slaat verder de saaiheid toe. De omgeving is prachtig, maar rechte wegen tot in het oneindige zijn niet erg enerverend. Na 40 kilometer stoppen we voor een pauze in het enige (lelijke) dorp aan de route en maken we ons op voor de klim van de dag over de Abra La Raya. De klim is gestaag met 500 m omhoog in 30 kilometer en brengt ons naar 4338 m en dat is best weer eens hoog! De klim an sich is een eitje maar het is de wind die het een zware onderneming maakt, zowel fysiek als mentaal.
Stoeprand-pauze op de weg omhoog naar Abra la Raya
Yes, we did it! En er staat een bord, altijd leuk!
Na de pas is het nog tien kilometer naar een mogelijke kampeerplek bij Agua Calientes, een thermen met warmwaterbaden. Het is ons daar veel te druk (op deze zondag) en ook veel te koud (vannacht -5 graden) en dus fietsen we verder en zakken af naar Sicuani een stad met vele accommodaties. Met uiteindelijk 112 kilometers op de teller trakteren we ons net als gisteren op een fijn (goedkoper) hostel met een ruime schone kamer met eigen badkamer, handdoeken, bedlampjes en zelfs een tv met Netflix. Het hotel biedt helaas geen ontbijt aan en daarom smeren we wat oude broodjes met jam en drinken Oro, een zoet bubblegum frisdrankje. Niet het beste ontbijt, dat hadden we gisteren.
We hebben na de pas ook het gebied van de Aymara bevolking verlaten, gekenmerkt door cholita's, de dames met bolhoedjes die we al hebben gezien vanaf Uyuni. Nu zijn aanbeland in voormalig Inca-land, dat vooral bevolkt wordt door de Quecha-sprekende bevolking. Twintig kilometer na Sicuani stoppen we om onze eerste verlaten Inca-stad te bezoeken: Raqchi.
Harry’s aversie wint het bij aankomst al snel van zijn nieuwsgierigheid als er twee busladingen met gringo’s worden uitgeladen. We betalen ieder 20soles/€5 entree om naar een ruïne te kijken van een dorp voor de destijds welgestelden uit de 16e eeuw. Slechts één van de 200 ronde hutten is compleet (muren en dak) maar blijkt gerestaureerd. Harry woonde in Sittard in een vol functionerende woning uit diezelfde periode en kan van de ruïnes maar moeilijk onder de indruk raken. De stenen en lemen muren worden tegen regen beschermd door recent aangebrachte pannendakjes. Wat het natuurlijk speciaal maakt is dat het een (restant van) een nederzetting is van een compleet verdwenen/vernietigde beschaving. We lopen een tijdje achter een groep met gids aan om nog wat achtergrondinformatie op te pikken. De gids is echter vrij kort van stof, waarschijnlijk door de ietwat verveelde mensen, die wellicht meer uitkijken naar hun middagprogramma: het Titicaca meer. Het wordt voor ons een bliksembezoek en we keren snel terug naar de fiets en terug naar de hoofdweg.
De weg volgt het dal van de rivier Urubamba benedenstrooms: we dalen meer af dan we stijgen. De weg is best druk en best smal, maar leuk slingerend en krult zich langs de valleiwand. We stoppen vroeg in de middag want we zijn nog niet helemaal hersteld van de zware etappe van de dag ervoor. Stopplaats is Cusipata, een stadje dat door toeristen wordt aangedaan omdat de toegangsweg naar Rainbow Valley zich hier afsplitst, een populaire toeristische attractie. Er zijn verschillende hostels en restaurants om uit te kiezen. Een Italiaanse oudere backpacker (met overigens ook nog een rolkoffertje) trekt onze aandacht door van de lokale bevolking een lift te willen krijgen naar deze Montaña Vinicunca / Montaña Siete Colores en met stemverheffing reageert op de aanwijzing om een taxi te nemen. Hij blijft geagiteerd en gaat in onze optiek de fatsoensnormen te buiten terwijl de verkopers op het pleintje hem alleen maar willen helpen. Wij laten de Rainbow Mountain voor wat die is. We hebben er al hele mooie foto's van gezien (en ook minder mooie met wolken en regen en zonder de gekleurde berg).
De volgende dag vervolgen we de route door het dal dat we al vanaf de pas (Abra La Raya) volgen. De etappe is qua omgeving mooi: we fietsen door een mooie vallei maar de weg is druk met vooral vrachtverkeer en gedurende de ochtend grote touringbussen, die grote haast hebben om hun vracht toeristen op de volgende toeristische hotspot af te zetten.
Nee nee nee, zo steil klimmen we echt niet, maar het betekent wel dat we terug moeten schakelen.
Rumicola, de oude Inca toegangspoort naar Cusco
Bij het stadje Urcos wordt het wat drukker. Ongeveer halverwege zien we Rumicola, de goed bewaarde hoofd toegang naar Cusco uit de Incaperiode liggen. We nemen een kijkje en verbazen ons dat er maar twee mensen rondlopen. Na deze Inca poort verlaten we het dal van de rivier Urubamba en moeten we gestaag gaan klimmen. We komen dichter en dichter bij Cusco en het wordt drukker en drukker. De laatste 30 kilometer richting Cusco is pure chaos! Het verkeer neemt nog meer toe. De grote toeristenbussen maken plaats voor talloze lokale bussen en nog veel meer vrachtverkeer. Het is “opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelooflijke haast”. Wij maken plaats door op de smalle vluchtstrook te fietsen, maar die is vaak bedolven onder zand, glas, stenen en afval. Wij blijven klimmen en gaan langzaam. Alle bussen en vrachtwagens stoten zonder uitzondering roetzwarte uitlaatgassen uit. Dit is echter onze minste zorg: de verkeerssituatie is voor ons fietsers gewoon ronduit gevaarlijk.
Het is niet leuk fietsen. Gelukkig kunnen we de laatste tien kilometer over een fietspad in de middenberm van een zesbaanse avenue fietsen die blauw staat van de uitlaatgassen. Er wordt bijzonder weinig op gefietst maar wel op gewandeld, veelal door scholieren in een rijtje naast elkaar en zich niet helemaal bewust van ander verkeer zoals dus fietsers. We slalommen om ze heen en zijn blij gescheiden te zijn van het gemotoriseerde verkeer. Richting centrum gaat het flink omhoog en we doen er best lang over om het historische deel van deze grote, voormalige Inca hoofdstad te bereiken. En daar zien we weer veel buitenlanders.
We stoppen in het centrum om een plan te bedenken voor ons verblijf. We zitten eindelijk weer een beetje in de flow van het fietsen en willen niet te lang stoppen. Het aanbod aan accommodaties is zo gigantisch groot, er is geen wijs uit te worden. We besluiten een nacht in het goedkope hostel te gaan zitten, waar veel fietsers plachten te verblijven. Als we dan de stad iets beter kennen en zin hebben in even iets meer luxe, kunnen we nog wellicht een betere kamer vinden in een fijne buurt.
Om het hostel te bereiken moeten we nog even aanzetten over de kasseien door het oude centrum. In het hostel kunnen we een kamer met eigen badkamer krijgen en er is een keuken om water te koken voor koffie en thee en er staat een koelkast in die keuken. In het hok waar we onze fietsen mogen parkeren, staan er nog een stuk of vijf. Eigenlijk is het allemaal prima en we besluiten al diezelfde avond niet verder te gaan zoeken naar iets anders maar drie nachten hier te blijven. Het valt ons wel erg tegen hoeveel interactie er is met andere gasten. Na een dag moeten we concluderen dat het voornamelijk jonge Franse backpackers zijn en de ervaring leert dat die niet zo heel gezellig zijn en alleen met taalgenoten optrekken. Wat wel gezellig is, is dat het Belgisch stel de laatste middag van ons verblijf incheckt en opnieuw in een kamer naast ons komt te zitten. Dit zal de laatste keer zijn dat we elkaar tegenkomen; Cusco is hun eindbestemming.
Cusco is een prachtige stad, althans de oude binnenstad die is gebouwd op de restanten van de oude Inca gebouwen en voorzien is van een boel katholieke kerken. Daarmee is de basis gelegd voor een uitbundige viering van ‘Corpus Christi’ oftewel Sacramentsdag op de tweede donderdag na Pinksteren. En dat is het vandaag!
Sacramentsda is een bekende katholieke feestdag, maar hier in Cusco maken ze er met Corpus Christi iets heel speciaals van. De straten zijn gevuld met mensen, muziek en processies. In de tijd van de Inca's waren er veel feesten gewijd aan hun voorouders en de goden. Onder hen bevonden zich de Taita Inti, de godin Killa, Kuychi, enz., die voor hen zeer belangrijk waren. Het belangrijkste feest van allemaal was natuurlijk het feest ter ere van de Inti (de zon) en in de oudheid droegen ze de mummies van hun voormalige heersers in een processie vóór het grote feest. De Spanjaarden waren verbaasd over wat ze zagen en profiteerden van het feest in hun streven om de mensen tot het christendom te ‘evangeliseren’. En dus besloten ze in 1572 om de processie van mummies te vervangen door een processie van de 15 heiligen en maagden die tot op de dag van vandaag bekend staat als het Corpus Christi. We vallen dus met onze neus in de boter, want het is feest in Cusco en het wordt nogal uitbundig gevierd. Op de straten en pleinen staat het vol mensen terwijl muziek en processies zich er een weg door banen.
Op de Plaza de Armas en de omliggende straten krioelt het van de mensen (en paraplu's)
Na twee dagen Cusco staat er een korte etappe op het programma met aansluitend een bezoek aan de archeologische Inca site van Pisac, dus we kunnen het in de ochtend redelijk rustig aandoen. Tegen tienen verlaten we het back- en bikepackers hostel. Om Cusco uit te komen moet er eerst kort afdalen en vervolgens acht kilometer flink klimmen. Ondanks dat we niet voor de hoofdweg kiezen, worden we aan de lopende band ingehaald door talloze bussen, minibussen en taxi’s met toeristen.
Om Cusco uit te komen moet er flink geklommen worden...
... en om de vallei uit te komen ook!
Op de route naar Pisac liggen meerdere archeologische locaties zoals het bekende Saqsaywaman. Veel toeristen stappen daar uit, wij fietsen er aan voorbij. Het is ondanks de hoogte (>3500) warm en er wordt weer ouderwets gezweet. Roelie komt erachter dat fietsen in de bergen van een andere orde is dan slenteren door de stad. Ze is toch nog niet 100% hersteld van de keelontsteking, krijgt onvoldoende adem en moet boven op de top in de berm een tijdje bijkomen. Wat volgt zijn een paar kilometers enigszins vlak, om daarna ruim 20 kilometer heerlijk te dalen. Het uitzicht over de heilige Inca vallei is spectaculair, het is de vallei van de rivier de Urubamba en die rivier kennen we van eerder.
Pisac blijkt een heel aardig, mooi en levendig dorp dat ondanks alle toeristen authentiek is gebleven en een beetje een alternatieve, hippie-stijl ademt. Er zijn veel winkels, voorzieningen en accommodaties. Wij hebben onze zinnen gezet op hotel Everest (rare naam voor Peru) dat ons een nieuwe, schone kamer met privé sanitair, prima wifi, Netflix en ontbijt aanbiedt voor iets van €18. Het kost iets meer dan normaal, maar het biedt ook veel meer: deal!
We hebben hoge verwachtingen van Pisac omdat sommigen, die ook Machu Pichu bezocht hebben, Pisac indrukwekkender vinden. Na een op zich correcte, maar helaas veel te zoute Cesar Salad nemen we een taxi naar boven en dan lopen we door het archeologische gebied met een stuk of vijf Inka-nederzettingen en talloze terrassen terug naar het dorp. Het is al wat later op de middag en het is er heerlijk rustig: geen drommen toeristen. En wauw wauw wauw(!) de hoge verwachtingen leiden eens een keer niet tot teleurstelling. We zijn onder de indruk. Dit wordt geen bliksembezoek maar een urendurende wandeling en heel veel foto’s. Overigens is door Cusco slenteren ook wat anders dan door de bergen wandelen. De bovenbenen protesteren, trillen en verzuren. Op wandelgebied zijn we niets meer gewend. Dat wordt spierpijn! Maar wat een prachtige dag!
Mooi hè, hoe die stenen precies op elkaar passen zonder cement...
We fietsen de volgende dag de hele dag door de heilige vallei van de Inca’s, maar eerlijk gezegd zagen we gisteren meer oude Inca plekken langs de route dan vandaag. De vallei is echter prachtig en de route is afwisselend, met wel teveel verkeer naar onze mening. Langs de weg is het een aaneenschakeling van restaurants en accommodaties. Maar alles is gelukkig nog vrij kleinschalig en er zijn ook nog wel wat boerderijtjes en akkertjes.
Dorp Lamay lijkt wel cavia-city. Langs de straat staan ludieke cavia standbeelden voor de cuyeria’s, oftewel de caviarestaurants. Sinds we in de regio Cusco fietsen zien we de geplukte en gegrilde rakkers aangeboden worden. Harry wil best ooit in Peru caviavlees proberen, maar dan wel "zonder pootjes en oogjes en zonder stok in zijn achterste".
Bij de grootste stad van de vallei, Urubamba, tevens naamgenoot van de rivier, sluit een rechtstreekse weg vanuit Cusco op onze route aan. Het aantal invoegende luxe bussen en busjes met toeristen is enorm. Ze zijn waarschijnlijk allemaal op weg naar Ollantaytambo, om van daaruit de trein naar Machu Pichu te nemen. Ollantaytambo is ons einddoel van de etappe. Na 40 kilometer is het idee om de fietsen even te parkeren en de zoutterrassen van Maras te bezoeken. Het is echter een aardig klimmetje omhoog en het idee is om later ook de archeologische plek van Ollantaytambo te bezoeken (= ook klimmen). Beide doen, lijkt ons teveel van het goede want we hebben inderdaad aardig spierpijn overgehouden aan de wandeling van gisteren. We zien de zoutterrassen vanuit de verte en laten het daarbij.
De akkers zijn inmiddels van hun mais ontdaan. De kolven worden handmatig geplukt waarna de maïs wordt gedroogd en daarna worden de korrels (die veel groter zijn dan de maïskorrels die wij kennen) van de kolf getrokken, ook weer handmatig.
Nog weer tien kilometer verder fietsen we onder de capsules met hotelkamers door. Een nachtje in een dergelijke ‘skylodge’ kost een uurtje te voet klimmen en iets van € 450 tot €900 p/n. Dat is pas echt high-end.
De laatste klim op de fiets gaat over Inca-bestrating het dorp Ollataytambo in. Wat een verschrikkelijke slechte wegenbouwers waren toen: absoluut niet fietsvriendelijk ;). De grote ronde keien laten ons stuiteren en we glijden ervan af de brede voegen in. Het dorp heeft naast die authentieke Inca verharding ook nog het authentieke Inca stratenpatroon.
Eenmaal van de fiets af is het dorp zo mogelijk nog leuker dan Picas gisteren, en nog toeristischer. We vinden een heel klein hostel met leuk dakterras. We checken in, smeren op een bankje op het pleintje een broodje als late lunch en kijken al met weerzin naar de archeologische plek hoog boven het dorp: het krioelt er van de bezoekers. Niets voor ons. We lopen toch even door de ingang, nemen een paar foto’s en duiken daarna de English pub in om de 2e helft van de Champignons League finale te zien met een glas bier in de hand.
Het leuke dakterras, tevens ontbijtlocatie, blijkt 's morgens ijskoud te zijn en het uitzicht wordt grotendeels ontnomen door waslijnen vol met bedde- en linnengoed. Snel op de fiets! De eerste kilometer gaat terug over die drama Inca weg van gisteren, daarna fietsen we een eindje terug richting het dwarsdal om de Inca vallei te verlaten. Een vallei verlaten betekent klimmen. Dat doen we door een kloof langs een bergriviertje en langs de spoorlijn naar Cusco. Na een tijdje komt een sjieke passagierstrein met mooie lampjes voor de ramen ons tegemoet. Hij is op weg van Cusco naar Machu Pichu, maar is bijna leeg. Waarschijnlijk laten de meeste toeristen zich door de snellere busjes vervoeren tot aan Ollantaytambo.
Chique treintje van Cusco naar Machu Pichu
Wij fietsen gestaag omhoog maar wel oneindig lang. Het dwarsdal is mooi en er is nauwelijks verkeer. Als het dal zich ineens verwijdt, fietsen we het stadje Huarocondo binnen. Op de plaza is het druk: de kerk is net uitgelopen en iedereen heeft honger en zit wat te eten bij een van de tientallen eet-‘kraampjes’. Wij nuttigen een appel, bananen, een broodje jam en een Inca Kola, gele mierzoete frisdrank.
Vanaf Huarocondo klimmen we verder over een onverharde weg, die in de nabije toekomst geasfalteerd zal gaan worden, zo is op een groot projectbord te lezen. Gemeld wordt dat hiervan 3500 families zullen gaan profiteren. Durf dan nog maar eens als eenling bezwaar te maken, haha. Hopelijk geeft een asfaltweg ook een boost aan de agrarische dorpjes. Momenteel zijn die flink armoedig en nogal mistroostig. Het volgende stadje Zurite heeft daarentegen een best sjieke plaza en we stoppen voor een tweede pauze. Alweer gaat er een banaan, een appel en een mini flesje Inca Kola in.
Het verrassend keurige Plaza de Armas in Zurite
Roelie belt met haar moeder, zoals iedere zondag. Wachten totdat we op een eindbestemming zijn, gaat niet meer, gezien het tijdsverschil. Na het stadje moeten we kiezen. De oorspronkelijke route gaat kort steil omhoog (2km>15%), waarbij we waarschijnlijk de fietsen moeten duwen. De alternatieve route gaat eerst omlaag naar de hoofdweg om dan nog iets van 20 kilometer gestaag te klimmen. Hoewel dit alternatief betekent dat we langer onderweg zijn, kiezen we toch hiervoor. De hoofdweg is zoals verwacht druk en saai. De wind blaast hard tegen en maakt de gestage klim tot een uitputtingsslag. De tijd tikt weg en we moeten inmiddels aanpoten om te zorgen dat we voor het donker in Limatambo zullen zijn.
Tolkantoortje en alle bijgebouwen zijn vernield en uitgebrand
Bovenaan de pas staat een tolgebouw mét toebehoren. Zoals alle tolhuisjes die we tot nu toe in Peru tegen zijn gekomen, is deze recentelijk, in 2022 bij de sociale onrusten, vernield en in de fik gestoken. We hebben nog iets van driekwartier licht als we beginnen aan de afdaling van 27 kilometer. De weg is goed en voorzien van tientallen ruime haarspeldbochten. Wat een verschil met die saaie rechte klim aan de andere kant. De zon verdwijnt achter de hoge bergkam in het westen en het wordt flink koud. We scheuren echter stevig door en in iets meer dan een half uur overbruggen we de 27 kilometer die ons rest naar een warme elektrische suicide shower in dorp Limabamba.
De volgende etappe van Limabamba naar Curahuasi is hemelsbreed maar 28 km en het hoogteverschil is maar iets van 80 meter. Op de fiets is het 45 kilometer en 1090 hoogtemeters, oftewel eerst nog ruim 20 kilometer dalen en vervolgens iets van 25 kilometer klimmen. Het dalen doen we in een half uurtje.
Heerlijke afdaling...
... prachtig mooi!
Helaas, laagste punt bereikt: tijd om flink terug te schakelen
Op het laagste punt fietsen we over een oranje brug en mogen een tandje of 17 lager schakelen. Het klimmen duurt iets langer, ruim vier uur. Maar wat is het ongelofelijk mooi vandaag! Stel je een klim voor op iets van 2200 meter hoogte langs de bergwand van een nauw, steil dal of beter cañón. Ruim 300 meter onder jou stroomt een azuurblauwe (en soms, bij diepere delen, olijfgroene) bergrivier, de Apurimac (officieel de bronrivier van de Amazone). Het geluid van het bruisende water vult het dal. Ruim 3500 meter boven jou kijken prachtige met sneeuw bedekte bergreuzen op jou neer. Het is overweldigend en natuurlijk niet bevredigend met onze simpele iPhones te vatten. De hoofdweg lijkt in niets op dezelfde weg van gisteren. Er is nu vrij weinig verkeer en hij kronkelt en slingert. Een elftal haarspeldbochten leiden ons omhoog en uit dit prachtige dal. De klim wordt pittiger en het is broeiend warm. We worden op deze hoogte ook weer (dat is weer ruim twee maanden geleden) geconfronteerd met die uiterst irritante zandvliegjes en tijdens elke stop zijn deze minuscule klote beestjes op zoek naar een lek in onze insmeer-verdediging. Volgende keer beter insmeren, want we zijn ieder meerdere keren gebeten. Gelukkig is het voor deze beestjes, in deze tijd van het jaar, boven de 2500 meter te koud en worden we de laatste kilometers met rust gelaten. Even na tweeën vinden we dat we ons genoeg warm hebben gedraaid voor de zwaardere etappe van morgen.
In Curahuasi checken we in bij een spotgoedkoop hostel met leuke inrichting. We hebben echter het vermoeden dat onze kamer ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. Dat hebben we al eerder meegemaakt in Laos. 's Avonds eten we opnieuw een chaufa con pollo. Het blijkt dat de Peruaanse keuken best wel be"invloed is door Chinese-Kantonese invloeden. Er zijn best wel wat Chinese restaurants (met Peruaanse invloeden). Maar deze chaufa kan je op veel plekken bestellen en lijkt heel veel op wat wij nasi noemen.
Ons dagelijks avondeten: chaufa con pollo
Vreemde locatie van de spiegel en kleur van de lamp doet iets vermoeden...
De etappe van Curahuasi naar Abancay is hemelsbreed slechts 20 kilometer en 240 meter naar beneden, maar zo loopt de weg niet. Wij stijgen eerst dik 1500 m naar 3994 m en dalen we daarna 1600 m om hemelsbreed 20 km verderop uit te komen. Wij slingeren door vele, vele tientallen haarspeldbochten en doen er uiteindelijk 70 km over en genieten van al die 70!! Het komt niet vaak voor dat we bij een klim bijna 35 km zicht houden op de stad vanwaar je vertrokken bent. Én dat we, zodra we de pas over zijn, direct neerkijken op ons einddoel Abancay. Het is vandaag helaas te heiig om er mooie foto’s van te maken.
Wat gaat dit hondje doen, blijft die zitten of wil die ons in de kuiten grijpen?
Repatriëring met uitzicht
Het uitzicht bovenop de pas op de bergreuzen is geweldig mooi
Waar we minder van genieten zijn de honden vandaag. Geregeld worden we aangevallen. In de klim is dat niet zo erg. Dan staan we snel stil, schelden ze uit en als het nodig is, gooien we nog een steen naar ze (het dreigen hiermee is meestal al voldoende). In de afdaling is het een ander verhaal. Dan is het super link als ze plotseling op ons af vliegen terwijl we tegen de 60 km/u naar beneden knallen. Echt levensgevaarlijk maar gelukkig is het vandaag weer goed afgelopen.
We hebben het vervolg van de route naar Ayacucho bekeken. De idee om de bus te pakken, met name vanwege de te verwachten verkeersdrukte op de hoofdweg 3S, laten we varen. Het gaat vijf dagen heel zwaar worden, maar te doen, denken we. Bovendien valt het de laatste twee dagen best mee met die drukte. We zien de komende dagelijkse hoeveelheid hoogtemeters als een mooie uitdaging én een mooie voorbereiding voor wat daarna komt, maar dan wel eerst even een dagje rust tussendoor. Oh daar maken we twee dagen rust van. De kleren zijn weer gewassen, de fietsen gepoetst en gesmeerd en we kunnen er weer vol tegenaan. Op naar het volgende deel!