Bolivia 2: Uyuni - La Paz

Gepubliceerd op 7 april 2024 om 14:40

Van Uyuni naar La Paz is over geasfalteerde hoofdwegen ongeveer 540 kilometer, oftewel een week fietsen. Dat doe je als je haast hebt en/of van recht-toe-recht-aan houdt, want de route is saai en mogelijk druk met vracht- en busverkeer. Wij hebben geen haast en houden niet van lange rechte stukken en niet van druk verkeer. Daarom hebben we twee flinke omwegen in de gedachten, ene ver naar links van de hoofdweg en daarna ene naar rechts. De eerste laten we na nadere bestudering varen. Aan de tweede omweg, even weg van de antiplano (hoogvlakte) naar een ander, groener Bolivia, houden we vast. Tussendoor zit nog een dag dat we van de Boliviaanse overheid niet mogen fietsen. Huh, hoe dan?

 

Tijdens de dagen in Uyuni bekijken hoe verder. Liefst waren we over de zoutvlakte gefietst maar door de vele regen kan dat niet: het staat onder water. We vinden al puzzelend een route om het meer heen om op een route te komen die op de website Andes by Bike staat beschreven. Echter gaat die nog eens over een ander zoutmeer en ook daar puzzelen we een route omheen. We hebben een plan. Vervolgens checken we het resultaat en moeten we concluderen dat het een nogal saaie route gaat zijn met als enige hoogtepunt een rondje om de vulkaan Sajama, de hoogste berg van Bolivia. We gooien het plan daarom maar weer in de prullenbak. Nieuw plan is om dan toch maar op de hoofdwegen naar het noorden te fietsen tot de tweede route van de website Andes by Bike, al zijn de hoofdwegen ook niet echt heel aantrekkelijk als route. Er zijn wel wat voorzieningen maar de etappes zullen lang en saai zijn en voor de komende dagen wordt een flinke tegenwind voorspeld. Al met al niet iets om op te verheugen en daarom stellen we ons vertrek uit tot een maandag zodat we in het weekend lekker WK shorttrack kunnen kijken.

 

Wat ook meespeelt is de censo, de volkstelling die op 23 maart zal plaatsvinden. De laatste is in 2012 gehouden en het werd blijkbaar tijd om weer een telling te houden. In 2022 is die al een keer uitgesteld met grote protesten en blokkades tot gevolg. De telling is van belang voor de verdeling van de nationale middelen over het land en de representanten in de politiek. Onduidelijk is nog wat de censo voor ons betekent maar wat wel al duidelijk is, is dat het een rare dag gaat worden. Wat we weten is dat alle Bolivianen verplicht van 6 tot 19  moeten thuisblijven om een half uur lang geïnterviewd te worden door vrijwilligers. Alles is dan dicht (we weten niet of dat ook voor accommodaties geldt) en het verkeer en transport ligt stil (we weten niet of dat ook voor buitenlandse fietsers geldt). Als we op maandag vertrekken kunnen we de censo afwachten in Oruro, een grote stad, en dat lijkt ons, met de weinig info die we kunnen vinden, het best. We vinden die censo aan de ene kant een vervelende inbreuk op ons reisplan, maar eigenlijk zijn we ook heel nieuwsgierig hoe die in de praktijk gaat uitpakken.

 

Ieder stadje heeft een mercado waar onder andere vlees, groente en fruit wordt verkocht. Het is een feest voor het oog al die dametjes zij aan zij gepropt in hun ‘kraampjes’ van hooguit 4 m2 met bakken en zakken groente. De aardappelen (papas) zijn een belangrijke basis voor de Boliviaanse keuken en die staan in grote zakken vooraan.

Een typische Boliviaanse maaltijd is de ‘pique macho’, een soort van kapsalon met friet, vlees, ui, tomaat, paprika, peper, kaas en ei. ‘Pique’ omdat het pikant is en ‘macho’ omdat het zoveel is dat iemand het alleen niet op kan. We hebben ‘m al een paar keer een halve besteld om te delen en dat is zelfs voor hongerige fietsers een hele grote maaltijd.

 

Zondagochtend, de dag voor vertrek uit Uyuni, wandelen we door het stadje waar rond de mercado, de vaste marktplaats, een markt wordt opgebouwd. Er is nog weinig publiek en er heerst nog geen chaotische drukte. Rond lunchtijd begint het stevig te regenen en rennen we terug naar het hotel. Als we ’s avonds de poort weer uitgaan zien we dat de hele straat blank staat en dat we tussen de plassen en om de modder heen moeten laveren om wegen over te steken. Het fijne is dat het er even niet zo verrekte stoffig is. Het is al lastig ademhalen op deze hoogte en met het stof erbij, wordt het er niet makkelijker op. Er lopen hier relatief veel mensen -vooral jeugd- rond met mondkapjes en dat begrijpen we wel. Enfin, ook de volgende ochtend zijn de straten nog niet opgedroogd als we in schone kleren en met gepoetste fietsen de weg opgaan.

 

Vanuit Uyuni fietsen we naar het dorpje Colchani, tevens de entree naar de zoutvlakte zoals we weten door de tour, die we eerder hebben gedaan. Vele 4x4 terreinauto’s (meestal een Toyota Landcruiser) met groepjes toeristen halen ons in en komen ons tegemoet, terwijl we op het smalle maar prima geasfalteerde vluchtstrookje achter elkaar fietsen. Afhankelijk van of het veilig is wisselen we elkaar af na vijf kilometer kopwerk. Het eerste deel vandaag is zo’n een rechte platte saaie weg. Na Cochani zijn we dat tourverkeer gelukkig kwijt, maar zullen we ook geen bebouwing meer tegenkomen totdat we onze beoogde overnachtingsplek in het dorp Rio Mulato bereiken. Voor de zekerheid hebben we eten bij ons om te kunnen wildkamperen. We kunnen in principe gezellig naast elkaar gaan fietsen, maar we hebben een flinke tegenwind. Volgens de weersverwachtingen gaat in de middag de wind liggen. Althans, dat is Roelies interpretatie, alias wishfull thinking. Harry is wat pessimistischer aangezien iedere middag de wind juist aantrekt, de wolken zich opstapelen met heftige buien. Het regenseizoen staat aan z’n eind, maar is nog niet voorbij. Zo zijn afgelopen weekend in La Paz nog 50 mensen overleden door overstromingen.

 

De Salar de Uyuni op de achtergrond

 

De hele etappe hebben we zicht op de vulkaan ‘Nuevo Mundo’ met een besneeuwde top. Af en toe houden we een pauze bij een vangrail waar we de fiets tegenaan kunnen plaatsen en zelf tegen aan kunnen leunen. Een brug wordt uitgekozen als lunchplek. Op zo’n plek kunnen we even op het verhoogde vlak lang de rijweg zitten, leunend tegen betonnen geleiders. Tijdens deze lunch voelen we de wind verder aantrekken en in onze nek blazen. We krijgen het koud en trekken even Harry’s jassen aan.

 

We vervolgen de weg en helaas krijgt Harry en niet de weer-app gelijk: de tegenwind trekt nog verder aan en de dagelijks onweersbuien ontwikkelen zich in rap tempo om ons heen. We zijn volledig onbeschut en op grote hoogte en sporen onszelf nog wat harder aan.

 

Veldjes met kleurrijke quinoa op de altiplano

 

Op deze hoogte geen goed idee: Roelie komt de man met de hamer tegen. Als we verder fietsen merkt ze dat ze echt te diep is gegaan, dat de benen niet meer willen en ze ziet het even niet meer zitten. De laatste 30 kilometer hangt ze op sleeptouw aan het wiel van Harry. Af en toe regent het, maar niet hard en zeker geen onweersbui op ons hoofd: dat is weer mazzel.

 

Uiteindelijk bereiken we na ruim 100 kilometer Rio Mulato. We kijken inmiddels niet meer op van de weinig opbeurende mix van rommel, de onafgebouwde danwel onafgewerkte zeer bouwvallige woningen, de stof en modder en de vele zwerfhonden. Onze aandacht gaat naar de enige overnachtingsmogelijkheid in dit dorp dat we op de app iOverlander hebben gezien. We zien een gebouw met daarop groot alojamiento (accommodatie) geschreven. We kloppen aan bij een ‘restaurant’ dat op de begane grond ligt en worden weggestuurd: “al lado” zegt de man oftewel hiernaast. Hiernaast is in dit geval een klein winkeltje waar een jong meisje in staat. “Tienes un habitation?”, vragen wij. “No”, zegt het meisje. Het is toch niet waar dat we in dit dorp gelegen in het oneindige niets, geen slaapplek kunnen vinden? Het meisje zegt nog van alles, maar helaas kunnen wij het niet verstaan. Uiteindelijk wijst ze naar een grotere (nog steeds kleine) winkel naast die van haar en daar staat iets van 'Don Rene' op en dat herinneren we weer van iOverlander. De vrouw in die winkel bevestigt dat we goed zijn, maar maakt geen enkele aanstalten om ons dan naar een kamer te brengen of zoiets. Dat geeft (nog) niet, want we hebben onze blik op een blik bier laten vallen. Twee in dit geval. We rekenen het bier af en de prijs voor de kamer: 50 BOL oftewel nog geen zeven euro. Lekker goedkoop, maar we weten nog niet wat we daarvoor terugkrijgen. Alhoewel, dat klopt niet helemaal; we weten van iOverlander al dat we niet veel hoeven te verwachten, in ieder geval geen douche.

 

We gaan buiten voor de winkel op een bankje zitten en vergapen ons aan het leven in dit lelijke gat in alweer the middle of nowhere. Na een half uur, we hebben het inmiddels best koud, laten we de winkeldame weten dat we graag naar de kamer willen. De dame lijkt zich nu te realiseren dat de kamer nog even opgeruimd moet worden en ze stuurt de halve familie naar boven. Tien minuten later krijgen we groen licht om de kamer te betreden. Die is nogal klein, iets van vijf of hooguit zes m2, heeft bevlekte muren, een matras dat van stro lijkt te zijn en geen raam naar buiten. Het toilet is niet schoon en bevindt ergens buiten en heeft inderdaad een niet functionerende douche. Gelukkig waren we al min of meer gewaarschuwd.

 

De volgende ochtend maken we zelf een kop koffie op het kamertje en eten we oude broodjes, het restant van de lunch van gisteren, op. We hebben weer een lange etappe van iets meer dan 100 kilometer voor de boeg, maar wel met minder hoogtemeters en hopelijk krijgen we vandaag ook iets beter weer. 

 

Als we vertrekken waait het nauwelijks, regent het lichtjes, maar het is ook maar half bewolkt en even later fietsen we weer in de zon en dan weer in de regen. Het stelt echter niets voor en is geen reden om de regenjas erbij te halen. We fietsen langs een stenen tuin, jardin de pierdra

 

Na 45 kilometer slaan we af naar het dorp Sarajevo, eh nee, niet Sarajevo, zo noemden we het onderweg wel, maar het heet anders … even opzoeken ... ja gevonden: Sevaruyo. Zoeken en vinden blijkt het thema van dit dorp. We fietsen er rond en vragen her en der, maar kunnen niet iets vinden waar we kunnen eten. We vragen dames, die met zakje salteñas (Boliviaanse empanadas) rondlopen, waar ze die vandaan hebben maar krijgen een volstrekt onbegrijpelijk antwoord. De dames van de enige mini-eetkar in het dorp verkopen iets met papas en dat doen we dan maar. Terwijl we een krukje krijgen en een bordje met een echt verrukkelijke aardappelkoek met salade, zien we steeds meer mensen met salteñas lopen. We volgen het spoor want “onze” dame heeft helaas geen aardappelkoeken meer voor ons om mee te nemen voor de tweede helft van de etappe. Dat spoor brengt ons bij de ingang van de school en daar zit een antiek vrouwtje met in een deken gewikkelde salteñas in een mand. Ze geeft ons ene en wil er geen geld voor. Deze is klein en we willen er graag minstens twee van om mee te nemen en ervoor betalen. De onderhandelingen lopen hopeloos vast en we eindigen met die ene gratis mini salteña en twee langwerpige zakjes gevuld met een zoete soort gelei substantie uit de mand van de buurvrouw voor twee BOL (€0,26). Bij de kiosk kopen we nog water en een kleine Fanta en dan kunnen we er tegenaan voor de tweede helft van de etappe.

 

Bij de meeste kleine winkeltjes kom je niet binnen en bestel je de gewenste dingen vanaf de straat. Logisch, want binnen kun je je kont niet keren.

 

Ook al is het niet heel warm en vaak wat bewolkt, de zon is echt heel fel op deze grote hoogte. Oppassen geblazen dus en hier ging het mis. Harry’s broek is blijkbaar tijdens de was in Uyuni gekrompen (of Harry is gegroeid) en net een onderrandje witte huid is flink verbrand.

 

De tweede helft van de etappe is weer saai met lange recht stukken weg en de wind trekt weer aan. Af en toe ligt er een dorp links of recht van de weg. Er is er ene, met de mooie naam Villa Verde, waar we doorheen fietsen en waar volgens de kaart een plaza (plein) zou zijn en dus een mogelijke plek om pauze te houden even weg van de weg in plaats van erop of in de berm. We dachten dat we er nu wel aan gewend waren, maar staan er toch van te kijken hoe moedeloos het eruit ziet als we er aan komen, maar we stoppen wel. Het gemeenschappelijke plein ligt erbij of het dorp al tien jaar verlaten is, wat een trieste bedoening.

 

De verlaten en verwaarloosde plaza, deprimerend hart van het dorp Villa Verde.

De volgende stopplek is een dorp dat Santiago de Huari heet en waar we juist weer blij van worden. Dit lijkt een levendig en aardig dorp met verschillende voorzieningen. We hebben echter onze zinnen gezet om nog 14 kilometer verder te fietsen naar Challapata, het volgende stadje, in de hoop dat dit ook een leuk stadje is. Gelukkig is Challapata leuk en nog drukker en groter dan Huari. We vinden voor 120 BOL (€16) een ruime kamer met een eigen badkamer met warme douche en 's ochtends ontbijt. Wat kan douchen lekker zijn na twee dagen meer dan 100 kilometer tegenwind fietsen! Wellness, met een hoofdletter W. Schoon en fris (Roelie) en schoon en humeurig (Harry) gaan we de stad in. Roelie’s sim kaartje doet het niet meer en dat wil Roelie graag regelen voordat het kantoor dicht gaat en Harry is moe en heeft honger en wil gewoon zitten en eten en drinken en verder niets meer. Voor het sim kaartje is het paspoort nodig en die hebben we niet bij ons en we moeten terug. Niet goed voor hangry Harry, maar daarna werkt het internet wel weer op Roelies mobiel en kan er gegeten en gedronken worden. Of toch niet? De stad loopt opeens vol met allemaal mensen in uniformpjes en met vaandels en muziekinstrumenten. De straten worden bezet met allerlei fanfares en het zijn zo ontzettend veel mensen dat we vermoeden dat iedereen in dit stadje bij een fanfare zit of minimaal gedwongen wordt om erachteraan te marcheren. Er zitten ook vervaarlijk uitziende militairen bij die best goed kunnen trommelen maar niet zo goed kunnen trompetten. Veel talent hoef je blijkbaar niet te hebben om bij een fanfare te zitten, want ook het getrompet van de burgerlijke fanfares is nogal vals. Wel erg gezellig en het lukt om ergens een best lekkere kipschitzel (milanese de pollo) met droge witte rijst, een paar noodzakelijke frietjes en een beetje salade te scoren.

 

Het ontbijt van het hotel is wat karig. We krijgen een grote mok met erg weinig oploskoffie en met erg veel water. Slootwater, noemen we dat. Daarnaast krijgen we ieder een broodje, dat echt veel ouder is dan het vierdagen oude broodje, dat we gisteren als ontbijt hadden, met een beetje boter en jam. Tot slot een mini puddinkje met die zoete gelei, die we gisteren in Sarajevo kochten. Toch zitten we voldoende vol om te gaan fietsen. We hebben ook nog appels, mueslirepen en koekjes voor onderweg.

 

Net als het laatste stuk gisteren, staat er een weer een saai lang recht stuk op ons te wachten. Na 20 kilometer mogen we ons opmaken voor een knik in de weg. Na 40 kilometer krijgen we opnieuw een "hoogtepunt" en fietsen we door een dorp met de naam Pazña. Er staan weer dames met kleine streetfood karretjes. Nergens staat aangegeven wat ze verkopen. Op sommige karretjes staat veel fris en op andere manden met opgevouwen dekens. Sinds gisteren weten we, daar zit iets te eten in. En hebben wij even mazzel dat we een dametje treffen die weer van die aardappelkoeken heeft. Ze heeft er genoeg en we eten er allebei twee op. We springen weer op de fiets en merken dat het drukker wordt op de weg met steeds meer vrachtverkeer, minipersonenbusjes en grote touringbussen. We hebben inmiddels onze plek gevonden en dat is het smalle vluchtstrookje langs de weg naast de struiken met gele bloemetjes. Deze shoulder hier heeft jammer genoeg niet meer van dat gladde asfalt van de afgelopen dagen. We fietsen constant achter elkaar en wisselen elkaar af om enigszins afwisseling te hebben en om elkaar uit de wind te houden natuurlijk. Dit soort etappes zijn zeker niet de mooiste en dan telt uiteindelijk alleen de prestatie om van A naar B te komen.

 

De pauze bij het dorp Poopo, toch hoofdstad van de gelijknamige provincie, valt dan weer flink tegen. Het dorp zelf ligt ook eigenlijk een stukje van de weg af, maar we hadden er meer van verwacht dan om, alweer, op een brug pauze te moeten nemen. Daar kunnen de fietsen tegenaan worden geparkeerd en even met een steuntje in de rug de benen rust geven. Zeer geregeld dendert er een vrachtwagen overeen waarbij we door elkaar worden geschud als op een trilplaat in de gym.

 

Het volgende stadje Machacamarca is ons eindpunt vandaag. We zien het al van 20 kilometer ver liggen: het ligt twee meter hoger en er staan bomen en dat valt op in deze kale hoogvlakte. Toch verrast het ons hoe ver het zicht hier reikt. De lucht moet vele malen schoner zijn dan in Europa, ondanks het zwarte walmen uitbrakende verkeer.

 

Op het centrale pleintje van het stoffige Machacamarca vinden we een plek om een biertje te drinken en een paar salteñas te eten. We kopen er een paar extra voor vanavond en voldoende water en fietsen dan naar de rand van het dorp waar een goed hostel zou zitten. De buitenkant zier er inderdaad goed uit en als we binnenkomen ook, maar eenmaal in de kamer komen we erachter dat de deur niet dicht kan. Onvoorstelbaar maar de deur en het kozijn sluiten lang niet aan. Harry staat daarna lang beteuterd te kijken naar de suicide douchekop die werk weigert. Ook doet de lamp in de badkamer het niet (wat geen probleem is omdat we hoofdlampjes bij ons hebben), doet de wifi het niet (wat geen probleem is omdat we werkende simkaartjes hebben), en de tv niet (wat geen enkel probleem is omdat we toch geen tv kijken), het heeft geen wc-papier (wat geen probleem is want we hebben een eigen rol) en het heeft geen handdoeken (en dat vinden we wel jammer en vragen met half succes om twee handdoeken en krijgen er één). De koude douche vinden we ook jammer en de gastvrouw probeert de elektrische douchekoppen in andere kamers, maar die zijn ook allemaal koud. Die douchekoppen sproeien de totale badkamer nat, dus ze moet elke keer weer dweilen. De douche van de gezamenlijke badkamer is lauwwarm en daar gaan we dan maar douchen en delen de handdoek.

 

Het hostel heeft geen ontbijt en het restaurant even verderop is gesloten. We gaan daarom de volgende dag zonder koffie en ontbijt op pad. Het is maar een korte etappe vandaag naar de stad Oruro. Halverwege eten we een mueslireepje en daar halen we het wel mee. We zijn totaal verrast als we het centrum van de stad binnenfietsen. Met zijn 300.000 inwoners is het nog een stukje groter dan Eindhoven. Straat na straat is gevuld met duizenden winkeltjes en stalletjes en met mensen en natuurlijk ook met auto’s. Het is een gigantische, chaotische drukte en we staan geregeld stil gewoon omdat het vast staat en we er zelfs niet met onze fietsen doorkomen. We hebben het plan om bij verschillende accommodaties navraag te doen in verband met de censo, de volksstelling. Al bij het eerste hotel treffen we een aardige kerel aan met een bouwhelm op zijn hoofd. Hij is de eigenaar van het hotel in koloniale sfeer, met krakende vloeren en verloren allure, maar is op dit moment vooral met een bouwproject bezig aan de overkant van de straat. Hij spreekt Engels en dat is wel heel erg mooi meegenomen. We leggen uit dat we hier de censo willen ‘uitzitten’. De beste man begrijpt dat, want volgens hem mogen ook buitenlanders op die dag niet de straat op en niet reizen. Iedereen moet thuis zitten (ook hij in zijn huis in La Paz) en hij heeft dus geen personeel en wil daarom eigenlijk zijn hotel sluiten. Maar hij wil ons ook helpen, ook al zijn we de enige gasten. Na wat telefoontjes om een en ander te regelen, met name een mannetje die zaterdag tijdens de censo ‘op ons wil passen’, kunnen we blijven tot zondag. Onze oppas heet Roberto. Op de zaterdag, als alles dicht is en ook wij waarschijnlijk niet naar buiten mogen, mogen we gebruik maken van de keuken van het hotel. Wat fijn allemaal! Dit is Bolivia, veel is en blijft onduidelijk, ook voor de Bolivianen zelf en niets of weinig is geautomatiseerd. We zijn dan ook wel blij met de -wat late- mail van buitenlandse zaken vanuit de ambassade in Lima, die op donderdagavond is verstuurd en waarin staat dat ook toeristen inderdaad de hele dag binnen moeten blijven.

 

Lekker lekker lekker: alweer een pique macho gescoord!

 

Op de vrijdag lopen we door de stad. Er zit een logica in de opbouw van de stad. Wij zitten met ons hotel aan de rand van het brillenkwartier met honderden opticinetjes. De andere kant op ligt de matrassenstraat. We wandelen langs de matrassen naar de telecomstalletjes-markt en komen uiteindelijk terecht in ‘Diagon Allay’ oftewel 'Wegisweg', de tovenaars winkelstraat uit de Harry Potter boeken. In die straat verkopen de cholitas (de traditionele Boliviaanse dametjes), die hier net even een beetje meer op heksen lijken, allemaal bijzondere kruiden, brouwsels, smeersels en mengsels, knollen en sullas. Sullas? Ja, sullas, dat zijn gedroogde lama foetussen. Toch niet voor consumptie hè? We zoeken het op: de foetussen worden op het land (of onder het huis) begraven om de goede wil van moeder aarde te garanderen. Tja, men is hier dan wel katholiek maar met een sterk inheems sausje. We laten de sullas hangen en slaan andere dingen in voor de censo-zaterdag, zoals de groenten voor onze pasta. We vinden zelfs, na weken tevergeefs zoeken, op de batterijhoek, de gezochte knoopbatterij voor de fietscomputer.

 

Op de dag van de censo wordt al vroeg aangebeld bij het hotel. Roberto doet open en wordt een minuut of tien geïnterviewd. Daarna krijgt hij een sticker op de deur zodat andere vrijwillegers deze deur voorbij kunnen lopen. 

Even  de voordeur uit om een fotootje van de lege straten. Gisteren krioelde het hier nog. Roberto denkt in eerste instantie dat wij buitenlanders best naar buiten kunnen, maar krabbelt daar toch een beetje op terug.

Zondagochtend zien we vrouwen groene bloemstukken schikken en bij het passeren van een kerk valt het kwartje: het is palmzondag.

Aan de toegangsweg, voor ons de exit-weg Oruro uit staan om de paar honderd meter meerdere prachtige kunstwerken van metaal. 

Slotstuk van de kunstgalerij is deze mega mijnhelm midden op de rotonde.

Kijk nou eens, wat een blije gezichten op een recht stuk weg op de Altiplano. Wat is er aan de hand? Het is niet zo goed te zien, maar we hebben de wind in de rug en die blaast hard over de vlakte. Lekker cruisen!

 

Op palmzondag kunnen we de straat op voor de laatste saaie etappe over de hoofdweg in de richting van La Paz. Deze keer helpt de wind ons een handje, een behoorlijk handje, want het waait lekker hard.  Vanaf Oruro blijkt de Ruta 1 een vierbaansweg met een prettige, schone, brede en goed geasfalteerde vluchtstrook. We kunnen zelfs lekker naast elkaar fietsen. De weg blijft vierbaans helemaal tot aan Konani, waar we zullen afslaan.

 

 

Op de dik 75 kilometer tussen Oruro en Konani ligt één stadje: Caracollo. Volgens GoogleMaps is er niets, maar we hopen water en misschien iets te eten te scoren. Nou dat blijkt geen enkel probleem: het stadje bruist en heeft meerdere winkeltjes, restaurantjes, eetkraampjes en tenslotte nog een markt langs en half op de doorgaande weg. Het heeft een rotonde en in het midden van die rotonde staat een dametje met eten onder de dekens. Zoals eerder vermeld is nooit vooraf te bepalen wat die dametjes met eetkraampjes verkopen: het ligt altijd onder dekens verstopt en er is nooit een bord of iets dergelijks. Rond het dametje op de rotonde zitten een tiental mensen te schransen. We zien iets van kip en mogelijk een aardappelkoek. We parkeren onze fiets ook in het midden van de rotonde en vragen naar de aardappelkoek. Die is helaas inmiddels uitverkocht, maar ze heeft nog rijsteballen. We nemen er twee en vinden deze toch minder lekker dan de aardappelkoek. Geeft niet: het is goede brandstof voor het tweede deel van de route vandaag.

 

Markt en driedubbelparkeren in Caracollo, geen probleem bij zo'n brede weg

De vluchtstrook ligt er beter bij dan de hoofdbaan.

De enige klim vandaag. Niet steil, maar wel lang, breed en kaarsrecht. iets waaraan we een bloedhekel hebben.

 

En dan bereiken we nog redelijk vroeg in de middag Konani. Er zijn hier meerdere hospedajes. Van één weten we, en zien we, dat het niets is. Roelie bezoekt de overige twee met de vraag of ze de kamer mag bekijken. Het blijkt twee keer niet veel soeps te zijn, maar eentje heeft een raam naar buiten en dat vinden wij belangrijk, zeker op deze hoogte voor wat zuurstof. De gemeenschappelijke badkamer heeft een raam naar de gang maar geen gordijntje en dus geen privacy. De andere heeft een eigen badkamer maar het ruikt er niet fris en de provisorische douche hangt boven de wc, dus dat wordt niets. We hebben ons vanmorgen nog gedoucht en de meewind-etappe heeft er voor gezorgd dat we niet (extra) getranspireerd hebben. Dus de keuze valt op de kamer met buitenraam.

 

Konani blijkt een druk knooppunt te zijn voor reizigers met een touringbus, minibus of gewoon personenauto. Zonder uitzondering wordt er hier gestopt voor een pauze, toiletbezoek en iets te drinken en/of snacken. Het is een leuke chaos om te zien. Vanaf de kamer op de eerste verdieping hebben we daar goed zicht op en zeker een uur lang vergapen we ons aan het wisselende tafereel. Dan gaan we zelf op zoek naar een hapje eten en ergens kunnen we een spaghetti scoren. Als vooraf krijgen we een quinoa-soep die zo vullend is dat we de spaghetti afbestellen.

 

Het voorafje dat uiteindelijk gewoon een maaltijdsoep met quinoa blijkt te zijn.

 

Tot ver na middernacht blijft het een komen en gaan van bussen, vrachtwagens en minivans. Ons raam staat ver open, maar we hebben er ondanks het getoeter weinig last van. Harry heeft zijn oordopjes en Roelie slaapt altijd en overal. De volgende ochtend bestellen we op straat een aardappelkoek die helaas niet zo lekker is dan de vorigen die we hebben gegeten. Dit lijkt meer op een gefrituurde bal aardappelpuree. Koffie wordt hier nergens niet geschonken. We spoelen de vetbal weg met een flesje cola. En dan begint de Grote Klim die ons naar de pas Abra Tres Cruces op 4.729 meter hoogte moet brengen. Ons beoogd dagdoel is Quime, dat achter de pas, na 23 kilometer dalen, kan worden bereikt. Het belooft een zware tocht te worden, allereerst vanwege de hoogte en dus gebrek aan zuurstof, maar ook vanwege de wind die helaas tegen is. Ook is de weg niet al te aantrekkelijk, met nog steeds veel lange rechte stukken. Al snel krijgt Roelie de overtuiging dat we Quime niet gaan halen. Ze heeft het zwaar, raakt telkens flink achterop en hijgt als een ploegpaard. Ze heeft veel meer last van de hoogte als Harry. 

 

Er ligt voor de pas op iets van 4.300 meer hoogte een dorp, Tablachaca, dat een accommodatie zou moeten hebben. Met enige moeite weet Roelie Harry te overtuigen dat het beter is om vandaag niet door te zetten, maar in Tablachaca halt te houden. Er pakken zich ook donkere wolken samen boven het bergmassief en de wind trekt aan. Dat helpt uiteindelijk bij de beslissing om al vroeg in de middag te stoppen.

 

We vinden in Tablachaca gelukkig een hagelnieuwe alojamiento die ons een ruime kamer kan aanbieden voor weinig. Helaas wederom geen douche, maar we hebben ons ook vandaag nauwelijks in het zweet gewerkt dankzij de kou op deze hoogte. Als we ons aan het wastafeltje op de WC één verdieping lager, willen verfrissen, blijkt er helaas geen water uit te komen. Dan maar behelpen met een vezeldoekje, wat zeep en de fles drinkwater om ons een beetje op te frissen.

 

Om de tijd een beetje te doden, besluiten we via Harry's provider een hotspot aan te maken om dan op de laptop Netflix (de survivalserie 'Alone') te kijken. Tezamen met een blikje bier, de regen die inmiddels op de lichtkoepel klettert en een gierende wind rondom onze hoekkamer, levert dat uiteindelijk nog een best aardige middag op. 's Avonds eten we droge rijst met een stuk gefrituurde kip en een paar frieten, de meest voorkomende maaltijd hier, maar het smaakt eigenlijk nog elke keer best.

 

Na het eten 'bekennen' we naar elkaar dat onze tocht over de altiplano tot motivatieproblemen leidt. Harry heeft al eerder gezegd dat hij al een tijdje 'op een vijfje zit'. De altiplano is per fiets te vlak, leeg, saai en biedt geen afwisseling. De sporadische dorpen zijn vaak grauw, rauw en troosteloos. De mensen zijn over het algemeen afstandelijk en gesloten en als het dan toch tot een praatje komt, schiet ons Spaans tekort. De toeristische hoogtepunten liggen te ver weg met heel veel hoogtemeters en weinig voorzieningen onderweg om even naar toe te fietsen. Harry mist een overkoepelende missie om van A naar B te komen, of beter om van hier doelgericht, binnen een bepaald tijdsbestek, naar Canada te fietsen. Hij wijst erop dat we vanaf Konani in twee dagen naar La Paz en in vier dagen naar Peru hadden kunnen fietsen. Roelie mist leuke routes met afwisseling die bijvoorbeeld vorig jaar Europa bood en baalt van de moeite die ze heeft met het klimmen op een hoogte van +3.500m. Allebei missen we het kamperen. We hopen dat onze keuze om het bergmassief over te steken, naar het meer tropische Bolivia, ons fietsershart weer sneller laat kloppen.

 

Een overijverige vrijwillig heeft in Tablachaca een hond geïnterviewd in het kader van de volkstelling, de censo. De sticker geeft aan dat (ook) deze casa bezocht is. We zien de sticker nog overal, in steden en op afgelegen hutjes in de bergen.

 

Vanuit Tablachaca is het eerst even opwarmen naar een volgend dorp om daarna een flink steiler stuk te fietsen. Een groep lama's staat ons op korte afstand nieuwsgierig aan te gapen. Zo hebben we ze nog niet eerder gezien. Meestal rennen ze weg voor ons. 

 

Eerst op links en nu achter ons zien we bergen en diepe ruige dalen, een duidelijk teken dat we Altiplano verlaten. 

Er wordt soms vrij hard gereden en dingen als vangrails zijn hier zeldzaam of gewoon afwezig. Geregeld staat er dus een gedenkteken langs de kant van de weg ter herinnering aan een ongeval. Hier staan er wel veel naast elkaar. Mogelijk dat hier een bus of minivan is verongelukt?

 

Op weg naar de uiteindelijke pas, de Abra tres Cruses, op 4.729 m mogen we af en toe nog wat afdalen en dan weer opnieuw klimmen. We hebben er weer zin in en roepen ouderwets "gratis hoogtemeters!" Het is uiteindelijk goed te doen, zelfs voor de naar adem happende en langzaam klimmende Roelie. Harry wacht steeds wel weer even op zijn vrouwtje zodat we bij elkaar in de buurt blijven. Op de top zijn we licht teleurgesteld dat er niet eens iets van een bord staat, iets waar we een sticker op kunnen plakken om te taggen dat we het gehaald hebben en hier geweest zijn. De teleurstelling is licht omdat we het eigenlijk ook wel hadden verwacht niets aan te treffen. We maken dan maar een selfie van onze blijde koppies: 4.729 meter, zo hoog zijn we op de fiets nog nooit geweest! Achteraf vinden we het ook fijn dat we gisteren in Tablachaca zijn gestopt en met dit prachtige weer deze pas hebben beklommen in plaats van door de wolken, regen en wind van gistermiddag.

 

We denken dat wij hoog zijn, maar om ons heen staan nog veel hogere toppen, allemaal 5.000+ meter. Hier gaat ons fietsershart harder van kloppen. Na de pas mogen we 25 kilometer afdalen naar Quime. De afdaling is mooi en wordt steeds mooier. We hebben het al vaak meegemaakt, maar opnieuw zijn we verrast dat er na zo'n bergkam zich een compleet ander landschap ontvouwt. Er is hier veel meer reliëf, overal om ons heen zien we wildstromende bergbeekjes en de omgeving wordt steeds groener: van gras(pollen), naar struiken tot bomen.

 

Onderweg zien we een mijn in het dal onder ons.

Net voor het stadje Quime is het asfalt op en komen we op onze geliefde ondergrond terecht: gravel!

 

In Quime willen we wat lunchen maar we vinden er geen dametjes met manden onder dekentjes. Er is een aantal restaurants maar een almuerza (lunch) is vaak best wel veel en we moeten nog een klim doen in de middag. Na eindeloos lang rond dwalen (naar schatting zo'n half uur), kiezen we voor een dame met een paar grote pannen op een handkar waar wat mensen omheen zitten. Een schot in de roos, want mevrouw tilt een deksel op en laat zien dat er pasta in de pan zit. We delen een bord, we delen een flesje met een medio litro (hier feitelijk 0,6 liter) coka quino, de lokale goedkopere variant van coka cola, en in onze optiek ook lekkerder. De weg na Quime is smal en we vinden het maar doodeng hoe vrachtwagens en bussen hier overheen scheuren. De weg is net breed genoeg voor hen om fietsers te passeren (als wij onszelf zo'n beetje in de struiken parkeren), maar elkaar lijkt een onmogelijke onderneming. Aan ene kant is een rotswand en de andere een diepeafgrond. Dit stuk zou zomaar een titel van dodenweg kunnen krijgen, zoals de dodelijkste weg ter wereld die we later nog willen fietsen, heeft gekregen.

 

De afgrond op links gaat bijna loodrecht naar beneden, honderden meter diep

 

We eindigen de etappe in het dorp Inquisivi op de plaza, die leuk is ingericht met palmen en bankjes en met keurig en kleurig gestucte gebouwen eromheen. Er zitten meerdere mensen en iedereen die langs loopt groet ons. Het lijkt er inderdaad op dat de mensen hier vrolijker en opener zijn dan op de Altiplano. 

  

Voor de plaza in Inquisivi: zoek de verschillen met de plaza van Villa Verde op de Altiplano...

 

We vinden een kamer in een groot hotel/hostel op steenworp afstand van de plaza. We krijgen een grote kamer toegewezen en belangrijker: deze heeft weer een warme douche. Oh, wat een weldaad na drie fietsdagen. Ook alle kleren krijgen een wasje en jeetje wat zijn die vies! We hangen de natte was over de reling naast onze kamer en niet veel later begint het te regenen. De was hangt weliswaar onder een overkapping, maar is de volgende morgen nauwelijks droger geworden. Ook door de nacht heeft het af en toe geregend en 's ochtend hangen er overal wolken boven, naast en onder ons. De dag wordt door ons gedoopt als haarspeldbochten-dag. Eerst dalen we vanaf Inquisivi 700 meter naar beneden. Drieëntwintig haarspeldbochten verder staan we op de brug over de Rio Ichato en dan mogen we er 12 kilometer over doen om iets hoger uit te komen dan we waren begonnen. Halverwege ligt heel handig een dorp met een winkeltje waar we de Boliviaanse cola, cakejes en een bankje vinden. De zon is alweer flink doorgebroken en het is hier warm! En ook een beetje drukkend, vochtig, benauwend, oftewel we zijn weer ouderwets aan het zweten. Grappig detail: Harry's op de altiplano gekrompen fietsbroek, hervindt hier zijn oude, oorspronkelijke lengte. Iets met luchtvochtigheid?

 

Vanaf Inquisivi brengen 23 haarspeldbochten ons 700 meter naar beneden. Vanaf de overkant is het goed te zien hoe we naar beneden zijn gescheurd.

Op de foto hierboven, daarachter in de bocht, fietst Roelie. Nog altijd een langzamere klimmer dan Harry, maar het kansloze snakken naar een beetje zuurstof is helemaal weg. Het aantal en de duur van Harry's pauzes om op Roelie te wachten, zijn drastisch afgenomen.

 

Na de klim is het opnieuw afdalen. Het fenomeen 'op- en afjes' krijgt een hele nieuwe dimensie in deze omgeving. In plaats van enkele tientallen meters gaat het hier om enkele honderden meters. De afdaling naar het dorpje waar we gaan overnachten is zelfs meer dan 15 kilometer verder en meer dan 900 meter lager. En in die afdaling zitten echt maar sporadisch meters omhoog. Dus onze regel 'het gaat nooit alleen maar omlaag' gaat vandaag niet op: het gaat echt alleen maar omhoog of omlaag. Hulde aan de wegenbouwers om dat voor elkaar te krijgen of zou de basis al eeuwen terug door de meesterlijk Incas zijn aangelegd? 

 

Het dorp heet Licoma en we vinden er een restaurantje waar ze ons nog een noodlesoepje als verlate lunch kunnen geven. Terwijl we rustig zitten na te genieten van de etappe vliegen er heel kleine vliegjes rond en begint het daarna al snel te jeuken. Help we worden geprikt/gebeten! We hebben nog zo'n vier flessen insectwerend middel maar als we dat opsmeren zijn we echt al wel veel te laat en zitten we al onder de bulten.

 

Na de soep lopen we naar het hostel aan de overkant. Roelie loopt naar binnen om te kijken of er iemand is. De dame van de winkel naast het hostel komt haar achterna en laat op een niet al te vriendelijk manier weten dat we pas om vijf uur mogen inchecken. Dat is nog anderhalf uur wachten en dat doen we dan maar op de stoep voor het hostel; er is geen alternatieve overnachtingsplek. Net voor vijven mogen we inchecken laat de dame de kamer op de eerste verdieping zien. De overloop en de kamer zijn hartstikke ruim en we vragen of we de fietsen er mogen neerzetten. De grumpy old lady zegt botweg dat dat niet mag en dat het voldoende veilig is om de fietsen op straat te laten staan. Daar denken wij anders over en we blijven tegen ons gevoel in uiterst aardig en vriendelijk tegen het viswijf. We vertellen dat onze fietsen al eens gestolen zijn en dat we heel erg voorzichtig zijn geworden. Het charmeoffensief werpt zijn vruchten af en we mogen de fietsen na negen uur voor de nacht in de gang op de begane grond binnen zetten. Uniek feit: het hostel heeft goed werkende, snelle wifi. Wat we 's avonds eten? Ja weer kip maar deze keer geen droge rijst maar met spaghetti (en die onvermijdelijke paar frieten)! Oh lekker: bestellen! Oh maar dan toch niet: helaas is de spaghetti op en wordt het toch weer droge rijst (en die onvermijdelijke paar frieten). 


Nadat we 's ochtends in de ruime kamer zelf een koffietje maken en een broodje kaas en tomaat hebben gesmeerd en opgegeten is het tijd om nog meer te smeren: zonnebrandcrème en insectwerend middel en daarna kunnen we weer de weg op. Waarschuwing: er komen twee lelijke foto's aan! Snel doorscrollen als lelijke foto's niet je ding zijn!

.

.

.

.

 

Dit is een pas overleden en nog niet platgereden Zuid Amerikaanse apossum / buidelrat. Als je die googled kom je overigens wel mooiere exemplaren tegen dan deze. Dit is vast het lelijke eendje onder de opossums. Ocharm en dan zo jong overleden voordat hij / zij kon opgroeien tot volwassen opossum.

Als je denkt dat een dode opossum een slecht begin van de dag is, dan sla je achterover van de meneer die het afval in Licoma heeft opgehaald en hier naast de kant van de weg is gaan staan met z'n vrachtwagentje om de zooi het ravijn in de mieteren. En aan de hoeveelheid afval te zien, was dat niet de eerste keer. Het doet gewoon pijn aan je ogen.

 

We hebben niet helemaal de juiste voorbereiding getroffen en komen er na de eerste klim achter dat we te weinig waterbij ons hebben. Niet slim maar geen probleem er stroomt hier overal water. Alleen wel inschatten of er niet bovenstrooms in gekakt wordt door vee. Even later komen we langs iets wat een bron lijkt. Wat een mazzel. Voor de zekerheid filteren we het wel even.

Die bron is de enige direct aan de weg op de route van vandaag maar het aantal watervallen is gigantisch. 

 

De etappe van Licoma naar Miguillas is een pareltje ondanks dat die door de vele hoogtemeters best wel zwaar is. Ons watermanagement heeft vandaag gefaald maar ook qua eten hebben we ons niet echt goed voorbereid. Langs de route staan af en toe wat bouwsels waarvan niet geheel en al duidelijk is dat ze bewoond zijn. Bij ene liggen echter delen van trossen bananen en als we daar geïntegreerd voor stoppen komt en een wat groezelig maar vriendelijk kijkende mevrouw uit de hut. We vragen om twee bananen en krijgen er vijf en terwijl we staan te kijken zien we dat ze is aangesloten op elektriciteit en een soort vrieskist heeft staan die niet vriest maar koelt. Daar trekt ze een kleine cola uit en uiterst tevreden nemen we plaats op het bankje voor de hut. Ze vraagt 7 BOL voor de vijf bananen en halve liter gekoelde cola, oftewel nog geen euro. Wat een feest! Tijdens deze party zwermen die verrekte mini-muggen om ons heen, maar we hebben ons vanochtend goed ingesmeerd, op de pink van Harry na dan. Harry vraagt nog aan de winkeldame, die in de weer is met een ouderwetse plakrol tegen vliegen, hoe die mosquitos pequeños heten, ... het antwoord zijn we vergeten.

 

De onverharde weg is van prima kwaliteit vandaag. Op de plekken waar de watervallen de weg oversteken zijn duikers aangebracht en zelfs op plekken waar nog van te zien is dat er een aardverschuiving heeft plaatsgevonden is alles keurig hersteld.  

Harry kijkt ernaar, ruikt het niet, maar de eucalyptusbomen geven een heerlijke geur af.  

Net na het hoogste punt komen we een fietsend stel tegen. Hij is Argentijn en zij komt uit Guatemala. Hij heeft een klein hondje in een winkelmandje op zijn bagagedrager. Ze zijn echt best wel zwaar bepakt. Respect dat ze deze route fietsen en, vanuit hun richting, zo vlak onder het hoogste punt nog zo vrolijk zijn. Wij hebben het meeste klimwerk achter de rug en dalen verder af naar Circuata, wat van te voren wel wat leek te zijn, maar in werkelijkheid niet veel voorstelt. We vinden er wel weer een winkeltje met 'onze'  Coka Quino, een paar appels en een bankje. Het is half vier en dit dorp had een mogelijk eindpunt kunnen zijn, maar het voelt wat levenloos na de eerdere leukere dorpjes. We gaan door. Verderop in de vallei over 23 kilometer ligt een dorp met een accommodatie. Eerst verder afdalen dan een stukje ouderwets kleine korte 'op- en afjes' en dan nog iets met afdalen maar ook nog een paar hoogtemetertjes. Het is een hartstikke leuke slingerende weg als een achtbaan. De plassen, modder en gaten in de weg én de irritant aanvallende erfhonden maken dat we extra gefocust moeten blijven en de vermoeidheid wat op de achtergrond komt. 

Als we Miguillas bereiken is het zo ongeveer vijf uur en eindigen we in een armetierig hostel. De keuze is nou eenmaal beperkt: er is namelijk geen keuze. Ach alles is relatief. Voor de dorpsbewoners is dit waarschijnlijk heel normaal of zelfs luxe. Er is een vies toilet: doorspoelen met het emmertje die de buurman voor de nacht meeneemt naar z'n kamer. De man is slecht ter been en voor de toilet moeten we buiten langs een trapje af en een trapje op. Maar dat is nog geen reden om de emmer toe te eigenen. Harry rukt daarom op het binnenterrein maar een plant uit een emmer zodat we niet bij de buurman hoeven aan te kloppen om een kleine of grote boodschap weg te spoelen. Verder hebben we toegang tot een eveneens gedeelde, erg smerige koude douche. De kamer heeft een vervaarlijk rammelende staande ventilator en dunne matrasjes zonder beddengoed (wat prima is omdat we in dit geval graag onze eigen lakenzak gebruiken). Maar het hostel heeft niet alleen minpunten. Op het binnenterrein kunnen we veilig onze titanium rossen stallen, voor het hostel ligt de plaza met winkels (ene verkoopt een flesje wijn) en eettentjes en voor ons kamertje hebben we een zitje waar we op de zwoele avond na de straatmaaltijd (verrassing: geen kip met droge rijst maar draadjesvlees met rijst met een smaakvolle uiensaus) het flesje wijn nuttigen.


Miguillas ligt laag. We zijn namelijk afgedaald tot net boven de 1000 meter; het laagste punt van deze omweg door tropisch Bolivia naar La Paz. Die ratelende ventilator is erg prettig want het koelt nauwelijks af, zelfs niet als er 's nachts lichte regen valt. We hebben de wekker gezet om vroeg te vertrekken, zeg maar dat we het tropenrooster willen volgen, maar we zijn niet zo snel. Harry hoort de wekker niet met zijn oordoppen in en tegen de achtergrond van het kabaal van die ventilator. Ons buitenterras (dat klinkt chiquer dan dat het is) is ideaal voor een ontbijt: koffie zetten en daarna nog een bakkie, watermeloen in hapklare stukjes snijden en ontdoen van pitjes en - dat duurt nog het langst - een broodje kaas opeten. Het is niet echt een broodje maar lijkt eerder op een oneindig oude gevulde koek maar dan zonder smaak en met een vulling van zoute maar verder smaakloze kaas. Het is erg droog en heel moeilijk weg te krijgen, maar wel een goede bodem voor opnieuw een zware etappe. 

Als we dan eindelijk vertrekken krijgen we ruzie met Komoot. Die stuurt ons terug bijna het dorp uit zodat we via een rondje om het dorp voor een afgesloten en openliggend pad te komen te staan dat naar schatting iets van een hellingspercentage heeft van 50%. Het is misschien maar 100 meter maar we wagen ons er niet aan. Bovendien is het glibberig door de nachtelijke regen. Een lachende buurtbewoner ziet het allemaal aan en wijst ons vervolgens de goede weg. Terug en de tientallen, dankzij Komoot, afgedaalde meters weer omhoog pakken we de juiste straat uit het dorp. Vanaf hier nog 7,5 kilometer verder omhoog met een heel pittig percentage van gemiddeld rond de 10%. We klimmen heel gestaag omhoog en een dame doet hetzelfde te voet en kent blijkbaar de geitenpaadjes tussen de haarspeldbochten waardoor we haar niet één, niet twee maar zelfs drie keer inhalen en waarbij Harry de derde keer tegen haar zegt "ik zag net je zus".

 

Miguillas

Na die 7,5 kilometer ploeteren tegen de helling staat bovenop een fijne pauze plek. Zo zien we ze eigenlijk nooit hier. Harry moet bekennen dat hij de klim te pittig vindt: te steil en daarom niet meer leuk om te fietsen. Hij weet dan nog niet wat deze Goede Vrijdag, want dat is het vandaag, voor ons in petto heeft. In de afdaling na de pauze, moeten we een paar keer stoppen omdat het net zo steil omlaag gaat en onze handen pijn doen en verkrampt raken van het constant hard knijpen in de remmen. 

 

Op het diepste punt, terug op de hoogte waarop we vanmorgen zijn gestart, steken we met een lange brug een brede rivier over. De eerste paar kilometer na de brug blijven we nog enigszins onder in het rivierdal, al zitten er wat pittige korte klimmetjes in. De weg is over het algemeen nogal belabberd. Na bijna 5 kilometer stoppen we in een dorpje voor een tweede welverdiende pauze. Opnieuw kopen we een Coka Quino, maar er valt niets te eten in dit gat. Harry, die om onverklaarbare redenen ontzettend veel zin heeft in nasi, zit in het verkeerde continent daarvoor en moet daarom het doen met een zoete koek. Voor het winkeltje is een kraantje en we gebruiken die om de stoffige trappers, crank en de riem een beetje schoon te maken want die piepen en knarsen nogal bij het klimmen. 

Geluidsloos vervolgen we deze tweede, laatste maar ook langste klimpartij van de dag: er resteert nog maar 17 kilometer. Appeltje, eitje toch? Nee, want daarvan gaan er 14 bergop. Het dorp strekt zich lekker ver uit en we worden af en toe flink agressief aangevallen door honden terwijl we het lintdorp uit fietsen. Het hellingspercentage is de eerste één of twee kilometer nog best redelijk, maar dan worden we het dal uitgeleid en begint er een belachelijk steil stuk en dat stuk gaat gewoon 12 kilometer door. Veel te steil en te lang en daar waar Komoot denkt dat we met zo'n zes kilometer per uur wel omhoog fietsen halen we bij lange na niet en moeten we best wel vaak kort stoppen of wat langer. De weg is ook eigenlijk helemaal niet zo leuk qua uitzicht en de conditie van de weg is erg slecht met stoffig los zand en heel veel losse keien, vooral in de bochten van de steilere switch-backs. Als je dan zo langzaam fiets, zijn die losse stenen de vijand. Drama! Niet leuk! Afzien! We doen er uiteindelijk drieënhalf uur over om die 14 kilometer te overbruggen.

Bovenstaande foto is dan ook de enige gemaakt foto van de lijdensweg. 

 

Harry roept als we eindelijk aan de top aankomen "ik ga meteen door afdalen, hoor". We zien het stadje Irupana onder ons liggen, waar we willen overnachten. Nog even door het stof en nog even knijpen in de remmen en dan is daar de oase.

 

Irupana blijkt een leuk stadje en we dalen af door drie verschillende dorpsdelen met ieder een eigen leuke 'buzz'. De eerste is tevens marktplaats voor cocabladeren. Op de weg hiernaartoe hebben we wagens gezien die volgeladen zijn met de grote zakken. Het middelste omvat een winkel(tjes)straat met veel straatkraampjes en wij stoppen in de laatste bij de officiële plaza want daar staat een hostel met goede reviews. Gastjongeman Miguel opent de deur voor ons en spreekt een woordje Engels. Hij vraagt om 20 minuten om een kamer voor ons klaar te maken. Dat is geen probleem. Tegenover het hostel ligt een supermarkt waar we -in tegenstelling tot de meeste tiendas- zelf naar binnen kunnen lopen en trekken twee koude blikken Argentijns Quilmes bier uit de koelkast. Daar zijn we wel aan toe. De kamer met eigen badkamer is leuk en goedkoop, het eten van het restaurantje om de hoek is goed en de wifi werkt prima. We puzzelen 's avonds op de route voor de komende dagen en concluderen dat het zeer waarschijnlijk opnieuw zo zwaar gaat worden als vandaag... scheisse. 

 

Om volledig onbekende redenen kunnen we 's avonds maar niet moe worden. Het is al ver na middernacht als we lamp uitdoen. We vragen 's ochtends of we nog een dagje mogen blijven om bij te komen en ons op te laden voor wat komen gaat. Dat mag en we genieten van een luie ochtend met eigen ontbijt en koffie in de 'wachttoren' op de binnenplaats met schitterend uitzicht over de vallei. Verder hangen we een beetje op en rond onze kamer, bellen met het thuisfront en werken deze blog bij. Voor het paasgevoel en instandhouding van onze NL-roots kijken we, met variabel interesse naar The Passion in Zeist. We bestellen pasta met gegrilde kip bij hetzelfde restaurantje als gisteren en krijgen droge rijst met gefrituurde kip. Ach ja, voor twee euro hoor je ons niet klagen. 

Niet verkeerd: een uitkijktoren met zitje van ons hostel

Op Eerste Paasdag worden we om half zeven wakker van de wekker. Roelie heeft voor een nieuw, zeer relaxte, toon gekozen, waardoor we bijna weer in slaap worden gewiegd, maar de harde regenval voorkomt dat. Huh, regen? We checken de drie weerberichten van de drie weer-apps en combineren die en delen ze dan door drie. Zo komen we tot de conclusie dat het deze ochtend nog lang blijft regenen en er vanmiddag dan onweer volgt. Genoeg reden om nog één dag in dit leuke hostel en stadje te blijven. We nestelen ons in de uitkijktoren van het hostel. Veel valt er niet te zien, want de regenwolken hangen laag en ontnemen ons alle zicht. In Europa is de zomertijd ingegaan en dat betekent dat het tijdverschil met het thuisfront nu zes uur bedraagt. En dat betekent weer dat de Ronde van Vlaanderen voor mannen al begonnen is en dat die voor vrouwen op het punt staat van start te gaan. We kijken of we de wedstrijd ergens kunnen live-streamen, maar die vlieger gaat niet op. Wat wel lukt is een live-verslag via de Belgische radio, waardoor we getuige zijn van de heroïsche zegen van Matje Van der Poel. In de middag lopen we nog even het dorp in voor de lunch en wat boodschappen en merken dat het een stuk rustiger is op straat en best wel wat winkels dicht zijn. Later op de dag kijken we een nieuwe serie op Netflix.

 

Op Tweede Paasdag kunnen we gelukkig weer los. Op straat is het weer de dagelijkse drukte en we zien dat de kinderen gewoon naar school gaan. Mogelijk dat Pasen zich hier beperkt tot één dag. Vanuit Irupana beginnen we aan een lange afdaling die ons bijna 900 meter lager brengt. De weg is van een stuk betere ‘kwaliteit’ dan de weg afgelopen vrijdag naar Irupana toe. De oppervlakte is een stuk compacter en heeft nauwelijks losse stenen, keien en kiezels. Tezamen met een niet al te steile helling en een prachtige omgeving, levert dat weer ouderwets veel ‘ohhs en ahhs’ én veel foto’s op.

 

Na het dalen moeten we weer aan de bak om de verloren hoogte in twee beklimmingen, met daar tussenin weer een afdaling, weer goed te maken. Het is inmiddels drukkend warm en we zweten er weer aardig op los. De hellingen zijn steiler dan de helling, die we zijn afgedaald, maar we klimmen voortvarend. Het helpt dat het wegoppervlak redelijk goed blijft. Nabij de top van de eerste klim zien we een kleine tienda, waar we een koude halve liter limonade en twee ijsjes (luxe uitvoering van een Cornetto) bestellen. Opmerkelijk genoeg zijn dit de eerste ijsjes die we kopen in Zuid-Amerika. We hebben geen idee, hoe dat komt. Feit is dat het hoorntje pistache ijs met chocolade en nootjes, ons prima bevalt.

 

Tijdens het ijsje bespreken we -opnieuw- de etappe-indeling van de komende dagen. We kijken naar de hoogtemeters, de (beperkte) overnachtingsmogelijkheden én naar onze wens om de Camino de la Muerte oftewel the Death Road, oftewel de (ooit) dodelijkste weg ter wereld te fietsen, voordat we definitief naar La Paz gaan.  Onze conclusie is dat we vandaag al in Chulumani stoppen, nog maar iets tien kilometer klimmen vanaf ons ijsje. Toch is het al iets van half drie als we dat stadje op een bergkam bereiken. Het stadsdeel rond de haarspeldbocht van de Ruta 25 is lelijk, maar we slaan af en rijden iets verder door naar het centrum. Daar treffen we een leuk gebied aan rondom een aardige en groene plaza. Er is zowaar een kleine supermarkt, verschillende kleine tiendas, eet- en marktkraampjes en twee straten verderop een hotel. Hotel Panorama heeft inderdaad een mooi uitzicht, maar we moeten daarvoor vanaf de plaza nog een straatje met een belachelijk hellingspercentage bedwingen. Dat ‘bedwingen’ gaat alleen te voet en een hoop gepuf.

 

In het hotel of hostel (in Bolivia is er nauwelijks verschil tussen die twee) krijgen we een aardige kamer (met uitzicht) toegewezen. De kamer heeft een bed met de diepste kuil op onze reis tot nu toe. Ach ja, het is maar voor één nachtje. Het lijkt of we de enige gasten zijn en we informeren, mede gezien het hoogteverschil tussen hier en de eetkraampjes op de plaza, of het restaurant vanavond open is. Dat is zo en we bestellen alvast de Pique a lo Macho voor om zeven uur.

 

De volgende dag gaat de wekker weer om half zeven af en verdikkeme… het hoost buiten. We raadplegen de weer-apps en daar worden wij niet vrolijk van: veel regen vandaag. Op zich hebben we prima geslapen, maar de kuil heeft geleid tot rugpijn bij Harry. De hotelovernachting is met ontbijt en de eigenaar zegt bij het serveren dat het vandaag zo’n beetje de hele dag zal blijven regenen. Dit geeft de doorslag en we boeken een extra nachtje (met kuil) bij. Die dag vullen we met Duolingo, fietsen poetsen, lezen en - mits de wolken het toelaten - om ons heen kijken want het hotel heet niet voor niets Panorama.

Panorama in de mist

Panaroma zonder mist

 

De volgende ochtend hangen de wolken tot op onze schoenen en heeft de weg niet kunnen drogen. We glibberen door het stadje over de gladde klinkers en buiten het stadje is de onverharde weg een en al modderpoel. De klodders spatten omhoog en kleven zich vast aan de schone fietsjes, schoenen en scheenbenen. Het lijkt wel alsof we elke keer na het poetsen direct getrakteerd worden op vieze prut.

Na een paar kilometer dalen we een beetje af en komen iets verder onder de wolken uit en krijgen weer een uitzicht. De weg is ook een stuk droger. Wat we zien is een rij auto's, busjes en vrachtwagens die langs de kant van de weg staan geparkeerd. Iets verderop vinden we de chauffeurs en bijrijders. Wat is er aan de hand? Dat zien we snel genoeg. Er is een aardverschuiving geweest en er is al wat werk verzet zodat er een paadje van zo'n 1,5 m breed van de weg over is. Daar kunnen al die voertuigen niet overheen maar wij fietsers wel. Aan de andere kant zijn tenten op de weg gezet en daar zitten tientallen mensen die allemaal onbegrijpelijke dingen tegen ons zeggen waar door de rest steeds hard om wordt gelachen. Het is een vrolijke boel daar.  Als we er een stuk voorbij zijn kunnen we een foto maken van de schuiver.

 

We dalen verder af en het weer wordt steeds mooier. De weg is zo goed als droog als we onderaan in Puente Villa aankomen. De naam zegt het al: dorp bij brug. Na een brug, begint het weer: klimmen. Om dat nog even uit te stellen, nemen we bij de brug een ijsje. We denken hetzelfde lekkere hoorntje met pistache-ijs te vinden, maar het is een goedkopere en mindere lekkere variant. De calorietjes en suikers helpen ons evengoed omhoog de South Yungas Road op, wat echt een prachtige weg blijkt te zijn en waar we heel lang van mogen gaan genieten want we gaan er zo'n 2500 meter op stijgen over zo'n 50 kilometer lengte.

 

Na tien kilometer, bij het mini dorpje Santa Rosa, is de weg geasfalteerd. Net daarna slaan we af naar Yanacachi, een dorpje hogerop waar meerdere accommodaties zijn. Het dorpje ziet er op de foto's, die we van hebben gezien, ook nog eens pittoresk uit. Het ligt alleen wel 500 meter hoger en die hoogte is in slechts vijf kilometer te overbruggen over een karrenspoor. Dus kort, maar pittig met gemiddeld meer dan 10% stijging. Op de steilste delen is de weg slecht en een paar keer betekent dit dat we van de fiets moeten en moeten duwen. Het zijn echter steeds maar korte stukjes.

 

Eenmaal boven in het dorp is er weinig pittoresk aan. Het doet eerder wat desolaat aan. Een tandeloos oud vrouwtje knoopt een onverstaanbaar gesprek aan als we op de plaza op een bankje neerstrijken om even uit te puffen. Daarna blijkt dat het hostel van eerste keuze gesloten is en het hotel van de tweede keuze niet opendoet. Alle moeite voor niets om naar dit dorp te klimmen? Een mevrouw (met tanden) en dochter spreekt ons aan en wilt helpen. Ze wijst ons naar een hotel verderop in de straat dat zeker open is en komt ons achterna om de eigenaar te roepen terwijl haar dochter naar de bel is gerend en die voor ons luidt.

 

We komen bij het hotel dat we op Booking hebben gezien voor een absurd hoge prijs van meer dan 800 bol (meer dan 100 euro), maar de foto's van de kamer en badkamer lijken dat niet te onderbouwen c.q. te rechtvaardigen. Toch heeft het goede reviews en lijkt het een speciale plek te zijn. De eigenaar, hij spreekt best aardig Engels, noemt gelukkig een prijs van 290 bol. Nog wel vrij veel voor ons doen, maar de opties hier in dit dorp zijn inmiddels gedecimeerd en we zijn best wel nieuwsgierig naar deze 'hidden gem'. Laten we het maar doen.

 

De beste man heeft wel tijd nodig om de kamer klaar te maken. We zijn de enige gasten en vraagt ons om een uur te wachten. Van dat uur is hij een half uur bezig om ons rond te leiden over het terrein en door het bijzondere huis. Zijn vrouw loopt ook mee. Hij heeft naar zijn zeggen hele bijzondere orchideeën.  Als we ergens geen verstand van hebben dan is het dat wel, maar we luisteren met gemaakte interesse en kijken naar de plantjes met veel wortel en weinig bloem. Daarna gaan we op de bank in de woonkamer zitten en krijgen we een fles water van hem. 

 

Na een half uur komt de dame met de mededeling dat de kamer klaar is. Roelie zit inmiddels te klappertanden en verlangt naar een warme douche. De dame wilt ons eerst even registeren en laten we dan ook meteen betalen. Tot onze schrik toetst ze op een rekenmachine in dat de prijs van 290 BOL, de prijs is voor 1 persoon en niet voor de kamer. Oké, het is nog steeds goedkoper dan de Booking prijs, maar dit slaat echt nergens op. De kamer is wel groot maar basic en niet bijzonder. Haar man wordt erbij geroepen en we voelen ons erg opgelaten. De fietsen staan in de gang, de tassen zijn er af, we hebben een rondleiding gehad, de kamer is klaar en we hebben een fles water gekregen. We kunnen het niet echt maken om nu nog te vertrekken. De man vindt het ook vervelend en neemt het zich zelf kwalijk niet duidelijk te zijn geweest over de prijs. Hij is bereid te zakken naar 200 BOL per persoon en geeft een korting op het avondeten. Nog steeds twee keer te duur naar onze mening, maar we stemmen in. Roelie kan onder de douche.

 

Na dit misverstand komt de omgeving meer bij ons binnen en we moeten zeggen: de locatie is echt uniek. Je hebt het gevoel dat je midden in de jungle zit met dien verstande dat je kilometers ver kunt kijken naar de bergen aan de overkant. 's Nachts hoor je alleen de geluiden die de natuur maakt en niets van menselijke oorsprong. We krijgen er 's ochtends ook een goed ontbijt voor met een glas yoghurt, gebakken spek en ei en bananen. Dat is erg welkom want het belooft een zware dag te worden. De Koninginnerit van Bolivia staat op het programma. De rit van vandaag belooft lang te zijn, met een record aan hoogtemeters, een record aan watervallen en een overall record aan schoonheid

 

We dalen af terug en komen, 300 meter lager, weer op de South Yungas Road bij La Florida, een dorpje verder dan waar we er gisteren vanaf zijn gegaan. De hoteleigenaar in Chulumani had ons verteld dat de weg "todo asfalto" zou zijn van Santa Rosa tot het eind waar de weg op de snelweg RN 3 zou komen. Maar dat is niet zo. Alleen tussen die dorpjes Santa Rosa en La Florida ligt asfalt. Waarom daar? Wij weten het niet. Feit is dat we blij zijn dat we niet over asfalt hoeven te klimmen, maar over een soort compact gravel. Dat rolt ook aardig en bovenal geeft het meer afleiding.

 

Vanaf La Florida, op 1700 meter hoger, begint een lange klim van iets van 30 kilometer naar een hoogte van 3350 meter. De klim is op een aantal loeisteile stukken, best goed te doen en vooral heel erg mooi!. Zo veel watervallen boven en naast ons, zo een woeste bergrivier onder ons in de kloof, zo loodrechte bergwanden waar toch weelderige groen op groeit: het is onbeschrijflijk. Het weer is aanvankelijk prima: licht tot half bewolkt en een aangename temperatuur.

 

Bij een gehucht met een drietal eetkraampjes maken we een stop. Tegenover het gehucht komt een gigantische waterval naar beneden, naast een hongerige Harry nog een extra reden om even te stoppen. We eten salteñas en drinken een papaya-frisdrankje. Als we vertrekken lopen twee honden van de tienda met ons mee. Vanaf deze stop hebben we een steil stuk van iets van vier kilometer. Na dit steile stuk haakt een van de honden af, maar Camilla de tweede hond, blijft bij ons. We doen een paar pogingen om haar weer terug te laten keren, maar tevergeefs. Camilla is geen zwerfhond: ze heeft allereerst een naam en daarnaast een halsband. Maar ze blijft aan ons plakken en onderweg weerstaat ze boze erfhonden die het maar niets vinden dat ze voorbij komt lopen. Tien kilometer verderop komen we wegarbeiders tegen en Roelie weet hen mede te delen dat de hond niet van ons maar van de tienda bij de grote waterval is en sindsdien met ons meeloopt. De wegarbeiders houden Camilla vervolgens tegen terwijl wij doorfietsen. Wij hopen dat iemand het beestje weer heeft teruggebracht.

 

Camilla en Roelie (rechts)

 

Het weer slaat om: de lucht trekt dicht, het wordt kouder en de wolken dalen steeds verder totdat ze ook ons bereiken. Vervolgens begint het te regen en we moeten voor het eerst schuilen. Het enige wat we vinden is een ietwat overhangende en flink begroeide klif die ons enige bescherming biedt. We eten een broodje en proberen de kou van ons af te zetten en ons op te laden voor de laatste 900 hoogtemeters. In de ietwat druilende regen klimmen we verder. De klif is prachtig en wordt door de wolken wisselend verhult en onthult. Helaas lukt het niet om dat vast te leggen. De touchscreen van de iPhone weigert te reageren op koude natte vingers. We doen verschillende pogingen om te drogen, om met handschoenen te werken, maar het baat niet. De iPhone is een waardeloos fototoestel in deze weersomstandigheden.

 

Het hellingspercentage is gelukkig vanaf hier weer te doen, iets van zeven procent en we maken vorderingen. Toch begint de twijfel of we niet veel te veel hooi op de vork hebben gehaald, toe te slaan, met name bij Roelie die wat minder makkelijk klimt dan Harry. Harry geeft Roelie de peptalk die ze nodig heeft: je gaat als een speer, nog maar 300 hoogtemeters, we gaan het redden, nu niet opgeven. De regen stopt en de wolken staan toe dat we af en toe wat blauwe lucht en bergtoppen zien. Dit alles geeft Roelie een nieuwe boost.

 

Als we het asfalt van de snelweg RN 3 weten te bereiken, gaat het echter hard regenen. We moeten dan nog iets van 100 meter omhoog, maar helaas gaat de weg zo'n kilometer of 8 op en af. Al snel begint het zelfs te onweren en te hozen. Gelukkig zien we een startpunt van een wandelroutes de bergen in. Bij dat startpunt staat een soort van open bushok dat ons bescherming biedt tegen de regen, maar niet de kou. We kleden ons verder aan met beenstukken, armstukken, windjacks onder de regenjas, handschoenen en voor Harry de primeur met zijn knalgele regencondoom voor over zijn helm. De kou heeft echter flink vat op ons gekregen en Harry heeft geen enkel gevoel in zijn spierwitte, dode vingers.

 

Nu begint Harry ook ernstig te twijfelen aan de haalbaarheid van de etappe van vandaag. We hebben al langer dan voorzien over de klim gedaan en verliezen nu flink wat tijd door de weersomstandigheden. Maar er zijn geen (enigszins aantrekkelijke) alternatieven: we kunnen eventueel wildkamperen in een verlaten gebouw langs de weg even terug maar dat staat ons beide niet aan. Dus door! Als het iets minder regent fietsen we in de dikke mist als twee Michelin mannetjes verder. In die mist bereiken we de afslag naar de Camino de la Muerte, oftewel de Death Road. Nu is het alleen nog maar afdalen. De weg is slecht, nat en glibberig. Uitzicht ontbreekt en het is koud. Niet echt de meest ideale omstandigheden om te gaan beginnen aan wat een hoogtepunt zou moeten zijn van de route door Bolivia.

 

Weer een stickertje geplakt

 

We fietsen door een dorp waar een uitkijktoren is gebouwd. Het enige dat wij zien is een grijswit doek dat daar lijkt gespannen. Toch een foto? Ja toch maar een foto.

We dalen nog zo'n 200 meter en het ons omringende wolkendek trekt open. Het is zo bijzonder om te zien dat die uitkijktoren van zo even, nu 200 meter achter/boven ons, nu in het zonlicht baadt en de hele vallei is te overzien. Dit zijn betere omstandigheden! 

 

De eerste helft van de 30 kilometer lange Death Road zijn adembenemend, hier en daar best uitdagend en heel soms gevaarlijk. Regelmatig is het kiezen tussen een douche van een waterval aan de rechterkant of op het randje fietsen van de linkerkant waar het loodrecht vele honderden meter naar beneden gaat. De paar doden per jaar die de Death Road nu nog opeist (na het gereedkomen van de snelweg nummer 3) zijn fietsers die een verkeerde inschatting maken. De tweede helft is nog steeds wel mooi, maar niet heel erg bijzonder. Het mooie is wel dat we onze snelheid wat kunnen opvoeren, want het wordt al serieus laat. En we hebben de weg voor ons alleen.

 

De schemering is al ver gevorderd als we het mini-dorpje Yolosa naderen. Vanaf dit dorp willen we eigenlijk nog 5 kilometer verder afdalen naar Yolosita, waar naar verwachting minibusjes reizigers oppikken voor een rit naar La Paz en waar, mogelijk, een pension aanwezig zou moeten zijn. Maar het is nu echt wel bijna donker en als we in Yolosa een gebouw zien staan met een verlicht bord met Hospedaje erop, knijpen we de remmen voor het laatst dicht vandaag. Over die remmen en over onze fietsen gesproken: mogen we die een heel dik compliment geven? Het gebeurt, denken wij, niet vaak dat iemand met bepakte fiets zonder vering, de Death Road afdaalt. Ons is het door een Spaanse fietser ontraden om het te doen: "you will break your bike", zei hij. Hij had de afdaling ook gedaan, maar met een georganiseerde trip op een gehuurde mountainbike. 

 

De hospedaje in Yoloso is vrij nieuw, heeft een grote kamer voor ons en een de elektrische suicide douche zonder stroom. Roelie wast zich lafjes aan de wastafel en Harry stapt stoer onder de koude douche. Na deze verfrissing lopen we het dorpje in, scoren een maaltijd met de gebruikelijke droge rijst, de gele wortel en een stuk gegrilde kip. We spoelen 'm weg met een groot glas bier. We voelen ons enorm content, we hebben het toch maar mooi gedaan vandaag!

 

Ons plan is om met een minibus of pick-up naar La Paz te reizen. Dat is dan de eerste keer dat we ons niet per fiets verder verplaatsen. Toch voelt dat niet als 'valsspelen': vanaf Konani konden we in twee dagen naar La Paz fietsen, maar we hebben voor een inspannende en avontuurlijke omweg van tien dagen gekozen. Bovenal is de weg vanaf hier naar La Paz niet heel veilig om te fietsen. Het is een drukke snelweg zonder schouder, met donkere, gevaarlijke tunnels (waarschijnlijk verboden voor fietsers). Het is nog meer dan 100 kilometer en meer dan 4000 hoogtemeters, zonder enige accommodatie. We zijn 'death road survivals', laten we het lot niet (verder) tarten. Nee, het is niet alleen verstandig, maar we hebben het ook verdiend om ons naar La Paz te laten brengen. 

 

Zo fietsen we dus naar dat gehucht Yolosita. En inderdaad staan daar minibusjes te wachten op passagiers voor La Paz. De eerste de beste doet ons een voorstel dat we niet kunnen afslaan (de prijs van 30 BOL is veel lager dan we hadden gedacht) en de fietsen worden op het dak vastgebonden. We hebben nog even tijd, want de chauffeur wacht op meer passagiers. Ondertussen zien we dat het nogal smerige gehucht geen accommodatie of pension heeft om te overnachten. Maar goed dat we gisteren in Yolosa zijn gestopt.

 

De rit duurt iets van tweeënhalf uur en voert ons over de La Cumbre pas, 4671 meter hoog. Daarna begint het dalen. Het landschap is weer leeg en kaal en de lamas keren weer terug. We voelen ons al sinds gisteren een beetje weemoedig dat we het groene, weelderige, tropische en vooral afwisselende Bolivia weer gaan inruilen voor de lege antiplano. Maar we willen door naar Peru. En daar 'beneden' (nog steeds op ruim 3600 meter hoogte) wacht ons La Paz, de stad waar we ons al een tijdje op verheugen. La Paz wordt de hoogste hoofdstad ter wereld genoemd, maar feitelijk is dat niet zo. Sucre is de hoofdstad van Bolivia, La Paz is de administratieve regeringshoofdstad met ambassades. Vergelijk het met Den Haag en Amsterdam.

 

De minibus gooit ons buiten het centrum eruit en we fietsen nog iets van zeven kilometer, voornamelijk naar beneden, tussen het chaotische verkeer. We hebben ons oog laten vallen op een leuk appartement midden in het centrum, maar krijgen geen contact met de eigenaar en dus geen zekerheid over een plek voor de fietsen. Onze tweede optie is een hostel, een stuk verder naar het zuiden van de stad. We vangen echter meteen de hype en buzz van dit centrum op en willen graag hier iets vinden. En dat lukt: een eenvoudig maar prima hotel voor 240 BOL (iets van €30) midden in een hippe wijk met vele restaurantjes, koffietentjes, barretjes en natuurlijk straatkraampjes. Hier gaan we ons een dag of drie vermaken en verwennen, voordat we aan de laatste paar fietsdagen beginnen naar de grens met Peru. We hebben er zin in en breien een einde aan deze lange blog. Tot in Peru!