We zijn al vaker een inleiding begonnen met "wat weet jij van...". Nou van Montenegro weten we aanvankelijk bijna niets, behalve dat we er nooit geweest zijn. Nou daar komt verandering in! Natuurlijk doen we (een beetje) recherche. Zo weten we dat de euro feitelijk de munteenheid is. Kijk dat is makkelijk. Ook weten we dat in Montenegro op zondag alle winkels, ook de grotere supermarkten, dicht zijn. Dat is de reden dat we pas op maandag het land binnenfietsen, na nog heel even een bliksembezoekje aan Kroatië. Tenslotte weten we dat het overgrote deel van de fietsreizigers, die richting zuiden fietsen, het land nagenoeg letterlijk links laten liggen: zij steken van het zuidelijkste puntje van Kroatië, via het Montenegrijnse stadje Kotor met één overnachting direct door naar Shkoder, Albanië. Wij fietsen ook naar Shkoder, maar doen daar langer over. Met andere woorden: we laten het land niet links liggen maar slaan links af het binnenland in. Voordat we dan met een grote omweg in Albanië aankomen, zullen we ook nog door Kosovo fietsen, waar we in dit blog ook verslag van zullen doen.
We weten niet of het iets van Kroatië is maar het valt ons weer op dat tussen het douanekantoor van Kroatië en in dit geval Montenegro, nogal wat afstand ligt. En nu ook nog flink wat hoogtemeters. Ditmaal hebben we ruim van te voren de data roaming uitgezet, om het debacle met onze provider niet te herhalen. In een soort niemandsland pakken we nog bijna 100 hoogtemeters mee, voordat we bij de douane van Montenegro aankomen. De douanier is blijkbaar getraind op nors kijken en niets zeggen maar laat ons snel door. Een afdaling naar de Baai van Kotor begint en we stoppen al snel even bij een mooie picknick plek voor een fruitsnack en kijken over het begin van de baai uit op de eerste Montenegrijnse stad, Herceg Novi.
Uitzicht op Herceg Novi
Die baai is feitelijk een flink uit de kluiten gewassen fjord, omringd door >1000 meter hoge bergen en met verschillende stadjes op haar oevers, zoals dus Herceg Novi, Kotor natuurlijk en Risan, dat ons dagdoel is voor vandaag. Om Risan te bereiken moeten we nog ruim 30 kilometer de oevers van de prachtige baai volgen. We doorkruisen de verkeersdrukte in Herceg Novi. Er is feitelijke maar één doorgaande weg langs de baai en dat betekent veel bussen, vrachtwagens, motoren en twee fietsen. Het valt op dat er heel veel getoeterd wordt; als begroeting, als waarschuwing van "let op ik kom eraan" en waarschijnlijk ook wel eens naar ons in de zin van "opzouten ik wil geen seconde verliezen". De bermen hier zijn schoner, dan die van Kroatië, maar later -landinwaarts-, moeten we helaas constateren, dat de mensen in dit land hun afval overal dumpen en van alles uit het autoraampje gooien. Zo jammer, maar het lijkt eenmaal te horen bij de zuidelijke Balkan.
De Baai van Kotor wordt omringd door hoge bergen die steil oprijzen vanuit het water
Risan is wat minder leuk en heeft minder te bieden dan wij verwacht hadden, maar biedt daarentegen wel een simkaartje voor Roelie's mobiel en een van de oudste straten van Europa. Aan die straat, Gabela genaamd, hebben wij een studio geboekt, die ietwat spartaans is ingericht maar toch oude charme heeft. We checken op internet de restaurants in de buurt en worden niet warm van het aanbod. Dat betekent maar één ding: zelf een potje pasta koken.
De komende etappes door Montenegro beloven allemaal zeer pittig te worden en die van vandaag is daarop geen uitzondering. We moeten meteen aan de bak en steil de berg omhoog. Gabela, het oudste (of één van-) straatje van Europa is voor ons ook het steilste straatje so far. Fietsend is het niet te doen en duwend, zwoegend en meteen al zwetend zijn we na 500 meter afstand al 100 meter gestegen. Dat betekent een gemiddeld stijgingspercentage van 20%. We zitten al flink in het rood en moeten nog 78,5 kilometer. Eenmaal aangekomen op de "normale" weg krijgen we een prachtige klim met acceptabele percentages, naar bijna 800 m. De weg wordt nagenoeg niet meer gebruikt aangezien er een nieuwe provinciale weg op een andere berghelling is verschenen. We hebben deze berghelling voor onszelf en genieten van de uitzichten. Helaas worden de haarspeldbochten met uitzicht op mooie horizonten, ook gebruikt om afval naar beneden te dumpen. Niet omlaag kijken dus. Boven rusten we uit bij een kerkhof met bijbehorend mini-kerkje en twee gedumpte katjes.
Eerst blijven we nog een weggetje volgen dat ook niet meer ingebruik is en wordt teruggevorderd door moeder natuur. Voor Harry's fiets is een slang bezig aan de korte oversteek en Harry legt hem vast op foto en we fietsen er met een boogje omheen. Later zien we op internet dat dat boogje geen slecht idee was (zie toelichting bij foto) We klimmen vervolgens verder op drukkere en minder mooie wegen nog naar ruim 1000 meter voordat we aankomen in Nikšić, één van de grotere steden in Montenegro. Voordat we de camping opzoeken, kloppen we aan bij Zoran, die een fietsenmaker is, want Roelie's fiets is vandaag bij een korte stop gevallen en heeft een tik ergens in het voorwiel. We kunnen er zelf geen vinger achter krijgen, maar waarschijnlijk loopt de schijfrem aan. Het adres waar we Zoran hopen aan te treffen klopt, maar Zoran heeft geen zaak en is ook niet thuis. De buurman en later de vader van Zonar proberen Zodar te bereiken, maar Roelie heeft hem dankzij Google al aan de lijn. Zodar laat weten dat hij "up in the mountains" is en in Montenegro kan dat zo'n beetje overal zijn. Roelie wilt hem al veel plezier toewensen, maar Zodar informeert naar het probleem en naar onze overnachtingsplek. Hij zegt dat hij fietsers onderweg helpt en ons 's avonds wil bezoeken op de camping. Dat zal wel pas tegen 21 uur zijn, in het pikdonker dus. We spreken af op de camping eerst zelf nader onderzoek te doen en hem te berichten of een huisbezoek, of in ons geval tentbezoek nodig is.
Prachtig getekende, niet al te grote slang. De foto is wat onscherp en van geruime afstand genomen, want je weet het vaak niet met slangen. Bij het schrijven van de blog zoeken we het type op en die komt overeen met de zandadder, ook neushoornadder genoemd (zigzag op de rug en stippen in de zijde), het blijkt de meest giftige slang te zijn die in Montenegro, en zelfs die in Europa, voorkomt. Best verstandig van ons om wat afstand te houden.
De camping is best leuk en ligt aan een riviertje en naast een restaurant. Naast ons hebben twee Nederlandse gezinnen met twee campers een kwart van de camping tot hun grondgebied verklaard, door hun voertuigen en waslijnen en overige attributen zodanig op te stellen dat er geen doorkomen meer aan is. Ach ja, wij hebben weinig plek nodig en zagen de strategische waslijn niet hangen totdat de vuile onderbroek van een van de koters op onze tent viel. Op één van de campers staat: "we move to grow" en dat is een mooi voornemen. De eigenaar van die camper zien we vervolgens zijn chemisch toilet legen in een van de twee beschikbare toiletten. Het uitspoelen wordt gedaan met tuinslang voor drinkwater... getver daar hebben we net de bidons mee gevuld! Ook zwemt er door de middagactiviteit van het gezin nu een forel rond met voor de rest van zijn leven een dobber in zijn mond. En tenslotte verbruikt de eigenaresse van het move/grow-stel al het warme water door de hele boiler leeg te trekken tijdens een >10 minuten douchesessie omdat madam de cremespoeling nog in d'r haar had. Roelie staat tegelijkertijd onder de enige andere douche en heeft de kraan uitgezet om zich in te zepen. Zij mag zich onder een ijskoude douche afspoelen. Harry wacht nog een uur tot de boiler weer wat lauwwarm water geeft. In onze gedachten wensen we het stel nog veel move en grow toe. Er zit zat ruimte in.
Zoran komt zoals later gevraagd tegen 9 uur langs en fixt Roelie's fiets in no time door de schijfrem opnieuw te richten. Die heeft toch een klap gekregen. Hij vraagt €5 aan voorrijkosten, materiaal en arbeidsloon. We hebben hem het dubbele gegeven.
We staan vroeg op, maar vertrekken uiteindelijk toch later dan gehoopt. Er moest nog ontbijt gehaald worden en de tent, die nat was van de dauw, wilden we wat laten drogen. Er staat voor vandaag geen lange etappe te wachten, maar wel ene met flink wat hoogtemeters. De "rakim du jour" (onze zelfbedachte Turks-Franse term voor het hoogste punt van de dag) ligt op 1620 meter. We beginnen daaraan eerst met een tijdje vals plat over een brede, niet drukke weg. Daarna slaan we een landbouwweggetje in en begint het serieuzer te worden. Helaas worden de ups ook afgewisseld door downs, waardoor je voor je gevoel weer opnieuw mag beginnen. Het asfalt wordt belabberder en maakt uiteindelijk plaats voor zwaar, diep, grof grind en stenen, wat de beklimming veel uitdagender maakt en ons af en toe dwingt om af te stappen en "to hike the bike". We komen zeer sporadisch een mini boerderijtje tegen dat in de meeste gevallen verlaten blijkt te zijn. Hier en daar zien we iets dat op enige akkerbouw bewerking lijkt. Hoe hoger we komen hoe meer we alleen zijn met hoe dit gebied er duizenden jaren er ook al uitzag, oké op dat bijna niet te fietsen pad na. Uiteindelijk fietsen we om een bergkam heen en kunnen we een dwarsdal in fietsen. We weten dan al dat dit een pad is voor wandelaars, maar we weten ook dat de helden van de Trans Balkan Race ditzelfde pad omhoog moeten en dat het omhoog niet te fietsen is, zelfs niet voor die minimaal bepakte atleten. Nou, bergaf is het grotendeels ook niet te fietsen. Het is ronduit gevaarlijk. Toch zien we hier en daar wat keuterboerderijtjes. Die mensen moeten nagenoeg in totale afzondering leven. Dat geldt niet voor een kudde schapen, want die worden begeleid of beter bewaakt door twee vervaarlijke uit de kluiten gewassen berghonden met halsbanden waar enorme pinnen uitsteken. Ze rennen woedend op ons af, maar wij weten inmiddels ook hoe we in dit soort situaties moeten handelen (hetgeen geen garantie is op altijd een goede afloop). We vluchten niet maar blijven staan, rapen wat stenen op en verheffen ons stem met Nederlandse verwensingen. De honden binden in en blijven op een paar meter van ons staan, wij blijven ook staan. Al snel is voor beide partijen duidelijk wat de intentie is van de andere partij en kunnen wij door en blijven zij achter.
We hobbelen door, meestal te voet en soms een stukje staand op de trappers. We zijn al een tijdje door de watervoorraad heen en zien dolblij een veetrog dat gevuld wordt met naar het schijnt bronwater. Omdat we niet zeker dat het bronwater is, pakken we onze waterfilter erbij (voor het eerst op deze tour) en vullen via het filter onze bidons, drinken die leeg en vullen ze nog een keer met dit heerlijke koude water. We vervolgen onze struikeltocht naar beneden, passeren hier en daar nog een keuterboer met steevast woeste hond aan (gelukkig) de ketting. Later dan verwacht bereiken we asfalt en we horen bijna onze fietsen en onze gewrichten een zucht van verlichting slaken. We bereiken eerst nog een soort hoogvlakte waar we zo rond de 1200 meter hoogte blijven schommelen met het ritme 40 meter omlaag en 40 meter omhoog: het sloopt ons. Maar dan mogen we eindelijk verder afdalen naar onze bestemming van vandaag, het stadje Savnik dat op iets van 880 meter ligt.
Savnik is uitvalsbasis voor allerlei outdooractiviteiten en heeft een hotel. Totaal vermoeid en inmiddels ook al best verkleumd staan we iets voor vijf uur voor het hotel dat dicht blijkt te zijn. Fijn! En wat nu? We weten dat er vijf kilometer verderop en dik 100 meter hogerop een camping is. Maar we hebben geen eten bij ons, over een klein uurtje is het al donker en het belooft vandaag, zeker op deze hoogte, een flink koude nacht te worden. We speuren verder op GoogleMaps en zien dat naast de camping een restaurant ligt dat ook hutjes verhuurt, de Eco Selo Nevidio. Daar zetten we onze zinnen op.
We klimmen weer naar 1010 meter over een brede provinciale weg zonder echte bochten. In die omstandigheden is Roelie niet op haar best, en, ze doet het bijna nooit, begint te mopperen. Harry wijst haar erop dat wat we nu klimmen morgen dus niet hoeven te doen. Dat helpt een beetje, maar wat echt helpt is dat geweldig ruime hutje met een lounge hoek, de brandende hout kachel en bovenal die warme douche. De 58 kilometers van vandaag hebben ons uiteindelijk acht uur gevergd, en wat hebben we er (grotendeels) intens van genoten!
De route leidt ons naar en over een hoogvlakte, geflankeerd door bergreuzen van circa 2500 meter van het Durmitor National Park. We stoppen kort nabij Stećci bij een begraafplaats uit de Middeleeuwen die op de Unesco Werelderfgoedlijst staat maar dat is omdat we de fietsen er tegen het bord kunnen zetten, en niet omdat de plek een bezoek waard is. Op een vraag of het de moeite waard is, om ervoor om te rijden, zullen wij zeker ontkennend antwoorden.
Na de hoogvlakte rijden we via een super afdaling naar de canyon van de Tara rivier en komen uit bij de oude Đurđevića-Tarabrug.
We volgende de Tara rivier door de prachtige kloof stroomopwaarts. De etappe wordt een lange etappe met een boel hoogtemeters. Dat is een beetje onbedoeld, maar de beoogde camping aan de rivier ligt er verlaten bij en het enige restaurant in de buurt is dicht. We hebben onvoldoende ingrediënten bij ons om mee te kunnen koken. Dat betekent dat we volledig afhankelijk zijn van de campingeigenaren die voor zover we weten op verzoek een diner kunnen maken en die eigen producten zoals eieren en melk verkopen. Het is pas 15 uur als we op de afrit naar de camping halt houden voor overleg. De gehele camping ligt al enige tijd in de schaduw, dus we gaan het koud krijgen en we besluiten door te fietsen tot uiteindelijk het stadje Mojkovac nog eens 28 kilometer verderop.
s Avonds zitten we in een hutje aan de oever van het hotel Tara Riverside en puzzelen we op hoe verder. Het idee was om verder landinwaarts via Kosovo naar Noord-Macedonië te fietsen en dan terug naar de kust naar het noorden van Albanië maar het wordt kouder, er komt regen aan en de passen die we over moeten liggen boven de 2000 meter. Dat lijkt ons niet zo slim en dat plan gaat de prullenbak in. We zoeken naar een afkorting en zien een bericht van Julia en Machiel op Polarsteps. We hebben die twee ontmoet op de Ciro Trail en zij zijn via Albanië gefietst en keren terug naar hun camper in Sarajevo. Wat hebben zij voor route gefietst vanuit Albanië? De grap is dat ze een uur eerder een berichtje hebben achtergelaten op onze Polarsteps dat we zeer waarschijnlijk op dit moment (opnieuw) in dezelfde accommodatie verblijven. Als ze dat bericht achterlaten, duiken ze hun bed in. Bijpraten kan morgen en we kunnen op Polarsteps zien dat ze in één dag vanuit Plav zijn komen fietsen. Dat dorpje staat inmiddels bij ons op de planning omdat we daar een vergunning kunnen krijgen voor een grensovergang naar Kosovo en via Kosovo naar Albanië kunnen fietsen. Wij zouden misschien ook in één dag naar Plav kunnen fietsen. We hadden een tweedaagse route op het oog met veel meer hoogtemeters, maar dat hoeft dus niet. De volgende ochtend spreken we Julia en Machiel en ze geven aan dat de route goed te doen is al is het eerste deel niet zo fijn: een drukke weg waarop zij konden afdalen, maar wij zullen gestaag moeten klimmen en er is een stuk van 10 kilometer waar werkzaamheden plaatsvinden. We besluiten het te gaan doen. Acherliggend doel is om vandaag, een vrijdag, dan al de vergunning aan te vragen. We hebben niets kunnen vinden over openingstijden maar achten de kans groter om op vrijdag een geopend loket te vinden dan in het weekend.
Het wordt best een zware dag met 94 kilometer en 1660 hoogtemeters. Dat stuk over de drukke weg is inderdaad niet heel fijn en we zijn blij als we eraf mogen. Alhoewel, er staat een politiewagen dwars op de afrit. De agent vertelt dat er werkzaamheden zijn en dat er tot 14 uur geen doorgang is. WAT? Nee, daar gaat ons plan. De agent stapt in de wagen en rijdt weg. Dat vinden we wel wat vreemd. Als we twee minuten later waren geweest hadden we gewoon door kunnen fietsen, dus dat doen we ook gewoon maar. Niet veel verder staat een beveiliger. Hij is vrij stellig maar als we hem zeggen dat we naar Plav moeten, gaat de beste man zijn manager bellen. We horen de manager zeggen 'Ne, ne' en zijn even later dan ook zeer verbaasd als de beveiliger terugkoppelt dat er geasfalteerd wordt en dat we doormogen als we langs het vak lopen en niet over het verse asfalt. Jeminee wat een mazzel!!! Gevolg is ook dat we van een drukke weg opeens de weg voor ons alleen hebben, op wat bouw verkeer na. en als we wat hoger op komen zien we prachtige herfstkleuren. Wat de etappe zwaar maakt, is dat van die 94 kilometer eigenlijk alles omhoog gaat, met uitzondering van een 16 kilometer lange afdaling in het midden.
Zou het toeval zijn of steekt er logica achter? Vanuit het westelijke christelijke deel van dorp Plav fietsen we het oostelijke, oude, islamitsch deel in. Dat zagen we ook al in Mostar. We fietsen door beide delen heen en weer uit en klimmen door tussen de islamitische (rechts) en orthodoxe (links) begraafplaatsen naar de ‘border police headquarters’ bovenop de heuvel, waar we een aanvraag kunnen indienen om de grens te passeren via de Cakor pas. Alleen fietsers en wandelaars mogen daar de grens over. Het kantoor is, op de receptionist na, verlaten en de beste man komt nors over, spreekt geen woord Engels en mompelt iets over een applicatie, we begrijpen er niets van. ‘Dit wordt niks’, zucht Harry ‘laten we gaan.’ Roelie heeft echter zin in de route via die pas en via Google Translate komt er een eenzijdige communicatie tot stand vanuit de langzaam ontdooiende functionaris. Hij typt iets op zijn telefoon en toont ons de Engelse vertaling. We weten niet welke taal hij spreekt. Montenegrijns bestaat volgens GoogleTranslate niet en door Servisch te selecteren verpesten we wellicht het ontdooiproces. Elke keer typt hij er een zinnetje bij. Application is geen app zoals we eerst denken, maar een aanvraag. We maken duidelijk dat we nog geen aanvraag hebben ingediend en hij vraagt onze paspoorten. De behandeld ambtenaar is vanmiddag om 15 uur vertrokken, begrijpen wij. Vervolgens belt hij iemand en dan verschijnt op zijn schermpje het goede nieuws: kom morgen om 7:30 uur terug dan wordt de toestemming geregeld. Jippie! Harry dankt Roelie om haar volharding en belooft haar op een koud biertje te trakteren.
We fietsen terug naar het westelijke deel van Plav dat wat cafés, supermarkten en accommodatie heeft en gaan op een terrasje zitten waar WiFi is zodat we samen naar een slaapplek kunnen zoeken. Het gaat vannacht weer aardig afkoelen hier op zo’n 900 meter hoogte en verkiezen wederom een dak boven ons hoofd. Boven ons worden moderne hotelkamers verhuurd voor €35, maar er zijn wel veel slechte reviews omdat de tent ‘s avonds een club wordt met harde muziek tot in de late uurtjes. Maar dat is alleen in de zomer en volgens de reviews is het er nu prima vertoeven. We vragen naar de prijs en vragen voor de zekerheid of er een party zal zijn vannacht. Nou, toevallig is er vanavond sinds lang weer een feestje: de zoon van de baas trouwt. Hmm, wat te doen? Er is nog een fijnere accommodatie, maar die ligt een eindje buiten het dorp plus weer bijna 100 extra hoogtemeters. We zijn best moe. Roelie slaapt altijd goed en zal geen enkele moeite hebben met de muziek. En Roelie heeft geen zin in die extra hoogtemeters. Harry daarentegen slaapt veel moeilijker en voor hem zijn die laatste paar hoogtemeters juist geen issue. Harry de lieverd, zwicht en we nemen een sleutel aan van een kamer die evengoed hoogtemeters meebrengen: de trap op naar de derde verdieping, en de eerste heeft een dubbele hoogte, dus eigenlijk vier hoog. Arghrrg, zeggen onze bovenbenen.
De accomodaties draagt de naam Luxery apartments maar is in wezen een eenvoudige hotelkamer, dus geen keuken, zelfs ook geen minibar of waterkoker. We gaan of zoek in het aanbod van restaurant en dat varieert van fastfood tot pizza tot kebab tot wafels tot pizza, tot kebab… nou ja eigenlijk is er dus heel weinig keuze. We vinden een ‘motel’ met restaurant dat een traditionele keuken zou hebben. De gastvrouw, of beter bardame, is ontwapenend vriendelijk en behulpzaam. Het lijkt alleen meer op een stamkroeg dan wat je verwacht van een motel restaurant. Aan verschillende tafels zitten mannen te kletsen, drinken en roken. Binnen staat het stijf van de rook. Niemand eet iets. We ploffen buiten neer en de bardame gaat half rennend op pad om de chef te halen uit een naastgelegen pand. De chef blijkt een dame die goed Engelse spreekt en aangeeft wat ze kan voorschotelen: kip en/of cevapi (kleine gehaktworstjes) van de bbq en ze kan er frietjes en salade bij serveren. De enige keuze is tussen kip en cevapi of een mix. De mix dan graag! Het is een prima diner met een zelfgemaakte baklava van walnoten als (gratis) dessert.
Terug bij het hotel staat de muziek inderdaad al hard voor een handjevol gasten. De boxen binnen en buiten op het terras staan op springen, zo hard. Het hele hotel trilt er van. Maar zoals gezegd, Roelie slaapt altijd en overal en Harry wurmt de dopjes extra diep in zijn oren. Wat hem niet zint is niet zozeer de belachelijk harde muziek, maar de onveilige plek voor de fietsen buiten achter de club. Het geeft hem weinig vertrouwen, zo weinig dat hij ‘s nacht als de muziek is gestopt niet meer kan slapen (wat als…) naar beneden afdaalt om te kijken of ze er nog staan. Dat doen ze en met een kneiterhoge hartslag door de trappen terug omhoog probeert hij de slaap weer te vatten.
Om 7:30 uur staan we net boven de mist weer bij het douanekantoor. We geven onze paspoorten, vertellen over de reisplannen en de wens om de Cakor pas te fietsen en betalen €10 voor de aanvraag. Daarna wordt ons gevraagd om terug te gaan naar de entree en over een kwartier terug te komen. Binnen 10 minuten krijgen we de toestemming: een print met tekst, stempels en handtekeningen. Eerlijkheidshalve moeten we bekennen dat we geen van beide een blik hebben geworpen op het document. En we vragen ons sowieso af wat we er mee moeten aangezien het een onbewaakte grensovergang is. We zien het wel.
We keren terug naar het hotel voor het ontbijt. Onderweg stoppen we bij een apotheek om paracetamol te kopen. Roelie is verkouden en dokter Harry schrijft dan voor om voor de nacht twee paracetamol te nemen. Dat doet ze braaf en nu moet de voorraad de paracetamol aangevuld worden. De lichtbak boven de deur van de apotheek heeft aan wat we al vermoeden. Het is nog wat koud: -1 C.
Het zitmeubilair dat gisteravond was verwijderd is alweer teruggezet en de eerste koffiedrinkende en zware tabak rokende mannen zijn er ook alweer. Wij hebben een ontbijt bij de overnachting en zijn niet ontevreden over wat we krijgen. Daarna halen we de tassen van de kamer en kunnen we aan de tocht beginnen die de mooiste van deze reis tot dusver gaat worden, maar dat weten we dan nog niet.
De klim naar Cakor is heel geleidelijk op asfalt en hoe hoger we komen hoe mooier de herfstkleuren van de bomen en hoe mooier de uitzichten. De ochtendmist hangt boven het meer bij Plav en laten we al snel achter en onder ons. Het is zonnig, windstil en zo helder dat we tot ver de hoge bergtoppen om ons heen kunnen zien, De pas ligt op 1850 en op 1650 pakken we pauze en smeren een boterham.
Op de top hebben we rondom een geweldig uitzicht en dat krijgt maar weinig aandacht omdat er vier mannen waarvan eentje beperkt Engels spreekt een praatje aanknopen, chocolaatjes uitdelen, foto’s maken en raki/schnaps schenken. De etnisch Servische mannen komen uit de vallei waar we uit omhoog geklommen zijn en hebben ons ergens een keer ingehaald, als één van de weinige auto’s omdat doorgaans verkeer niet mogelijk is maar een rit naar de top wel. De beperkt Engels sprekende jongeman wijst ons waar Kosovo ligt en wordt door een van de oudere mannen in het Servisch gecorrigeerd. Hij ‘verbetert’ zichzelf snel: “uh Servië bedoel ik”. Ondertussen trekken we meer kleren aan want er staat ons een lange afdaling te wachten en de ervaring leert dat we het dan snel koud kunnen krijgen.
Al kort na de top staat er een vrachtwagen op de weg die hout komt halen en de man die erbij hoort roept ons dat we terug moeten. De weg is dicht en hij gebaart zeer beslist dat we rechtsomkeert moeten maken. WAT(F)?!? Dit kan niet waar zijn. Hij spreekt nauwelijks Engels maar het wordt ons duidelijk dat het niets met de weg of het hout te maken heeft, maar met de politie. Wij proberen duidelijk te maken dat we toestemming hebben gekregen, maken het gebaar van een A4-tje en fietsen vervolgens gewoon door in afwachting van wat ons te wachten staat. En ja hoor weer een heel eind verder naar beneden (overigens wonderschoon prachtig pad door het bos) staat een Montenegrijnse politiewagen. Twee agenten stappen uit en een hond komt om ons heen springen. We geven de mannen de paspoorten en het printje en geven daarna de hond aandacht. De hond is geen politie- laat staan drugshond, maar gewoon een superlieve zwerfhond. De twee aardige agenten komen ook aardig over en lijken al lang blij te zijn dat we langskomen. Één agent gaat met de paspoorten in de auto zitten en herhaalt eerst tig keer Roelie’s naam waar die niet echt lekker mee uitkomt en probeert dan Hendrikus Hermanus Morskate wat nog aardig lukt. Verder vraagt hij tig keer of we getrouwd zijn. Het lijkt er sterk op dat ze dit contact nog even willen verlengen. We spelen hierop handig in door ze onze route te laten zien en de agenten verder helpen bij het benoemen van zoveel mogelijke Nederlandse voetbalteams. Na FC Twente mogen we verder. Even zijn we verrast dat na de politie-auto de weg ophoudt en er grote betonblokken staan. Gedurende een of twee kilometer is er geen verharding, Daarna fietsen we aan Kosovaarse kant een hele slechte asfaltweg op, waar opvallend dure auto’s ons tegemoet rijden. In Montenegro zagen we juist zo veel oude golfjes rijden maar aan deze kant van de grens voeren dikke Duitse SUV’s ineens de boventoon. De kloof waar we doorheen fietsen is indrukwekkend en dat gaat 35 kilometer achter elkaar door. We hadden hier niet over gelezen en zonder enige verwachting vooraf is dit echt genieten. We realiseren ons maar weer hoe gelukkig we zijn om dit te mogen doen en zien en beleven. Het is overigens wel koud, kouder dan verwacht. De zon heeft al een tijd de weg niet bereikt zo hoog rijzen de rotsen naast ons omhoog.
Aan het eind van de kloof ligt de stad Pejë, waar we naast meer dure wagens ook best wat fietsers zien. Pejë ligt aan de rand van het gebergte en de zon is terug en warmt ons op terwijl we door de straten van het centrum fietsen. Het simkaartje van Montenegro werkt ook hier, wat we niet hadden verwacht, en via GoogleMaps zoeken we een leuk hotel op midden in het centrum. De fietsen mogen in de kelder van hotel Gold Inn en we krijgen, althans dat denken we, de allermooiste kamer op de hoek, met zicht naar drie zijden, van het hotel. Het is allemaal ietwat gedateerd maar dat is juist charmant en vinden we leuk. Bij de tocht door de stad is ons oog gevallen op een leuk restaurantje Art Design en daar eten we heerlijk ‘s avonds en wat is alles toch heerlijk goedkoop: een ruime salade voor twee en een halve euro, een prima pizza voor drie en lekkere lasagne voor vier euro. Er is niet of nauwelijks zelf voor te koken.
Vanuit Pejë fietsen we zuidwaarts langs de voet van het gebergte. De route gaat over achteraf weggetjes door gehuchten en we krijgen mee hoe het platteland van Kosovo er uitziet. Opvallend is dat alle vrijliggende huizen zijn omgeven door een muur van minimaal drie en vaak vier meter hoog, steevast voorzien van een imposante massieve en volledig dichte poort van dezelfde hoogte. We komen geen winkel meer tegen voor een minimarktlunch en besluiten bij een restaurant zo’n zeven kilometer voor de Albanese grens te stoppen om wat te eten en te drinken. De twee cola’s en twee pizza’s kosten alle bij elkaar zeven euro. Genoeg over de goedkope prijzen, genoeg over alles, want er staat dus weer een grensovergang aan te komen en dat betekent voor deze blog, die niet alleen over Montenegro, maar ook over een etmaal in Kosovo gaat, dat er een punt achter wordt gezet. De volgende gaat over Albanië. Benieuwd? Wij anders zeker wel!