Fietsen door de oneindige leegtes van de Australische outback is magisch. Tussen Kununarra en Broome ligt het gigantisch gebied dat The Kimberley wordt genoemd. Het is tien keer zo groot als Nederland en er wonen maar 50.000 mensen, waarvan de helft in de bovengenoemde stadjes. Er zijn twee doorgaande wegen: de geasfalteerde Great Northern Highway en de onverharde Gib River Road. De ‘wet season’ was voor de tweede keer op rij niet zo wet en de onverharde weg is inmiddels een bijna onneembare hindernis met heel veel los zand en stof. Van meerdere kanten krijgen wij het advies om deze weg niet te nemen. Zelfs mensen met 4WD zijn na enkele tientallen kilometers omgedraaid en nog meer wagen zich er helemaal niet aan. Dat maakt voor ons fietsers de keuze makkelijk: we gaan voor asfalt. Op die geasfalteerde 1000 kilometer naar Broome zullen we maar liefst twee dorpjes tegenkomen: Halls Creek en Fitzroy Crossing; wat een drukte… En hoewel deze blog dus maar 4 plaatsnamen kent, heeft Harry - naar inmiddels goed traditioneel gebruik dat ergens in Servië begon - moeite met de juiste benaming daarvan. Kununurra is komkommer of Kumkummera; Hall Creek is Hartsel (Amerikaans gehucht in Colorado); Fitzroy Crossing is steevast Fitzcroy. Alleen Broome zit er bij Harry van begin af aan goed in.
Allereerst genieten we van de ‘bloody oasis’ Kununurra. Kununnurra blijkt inderdaad een oasis midden in de outback: alles is groen dankzij de irrigatie uit het nabijgelegen Lake Argylle. Ook dit stadje is heel ruim opgezet en kent een goed voorzieningenniveau met een grote supermarkt, kampeerwinkels en bottle shops. We genieten van een stokbroodje met kaasjes en een flesje wijn, terwijl we de blog over de Northern Territory schrijven. Onze tent staat op een veld vol boabs en met rondom gave rotspartijen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de kampkeuken en iedereen klets gezellig met elkaar. We hebben het zo naar onze zin dat we nog een extra rustdagje aan ons verblijf plakken. Zo blijven we drie nachten op het Hidden Valley caravanpark.
Hidden Valley Caravan Park
Op de camping raken we op de laatste dag bevriend met Bec en haar hond Charlie. Ze komt uit Adelaide en is net terug van een yoga-retreat-sessie op Bali. Ze rijdt samen met good boy Charlie vanuit Darwin dezelfde weg als wij gaan doen naar Perth. Ze nodigt ons uit om bij haar optreden te zijn in Broome: ze zal samen met haar ex gaan zingen in een populaire brouwerij. We puzzelen een tijdje op het aantal etappes naar Broome en vermoeden dat het ons nooit niet gaat lukken om binnen tien dagen in Broome te komen tenzij de wind ons goed gezind is.
Het lijkt wel of we een mini “jetlagje” hebben; we moeten in ieder geval flink wennen aan het feit dat we weer anderhalf uur terug zijn gegaan in de tijd ten opzichte van Northern Territory. Het tijdverschil met Nederland is nu (weer) zes uur. Hier betekent dit dat het best vroeg licht wordt (5:30 uur), maar ook best vroeg (17:30 uur) alweer donker wordt, of in de praktijk: nog vroeger wakker en nog eerder naar bed. Op de dag van vertrek staan we echt vroeg op maar uiteindelijk is het na achten als we Bec en Charlie een dikke knuffel geven en weer op de pedalen te gaan staan.
Bec
Doel voor vandaag is het Doon Doon roadhouse, een dikke honderd kilometer verderop. Vlak voordat we het laatste stuk van de Victoria Highway afleggen en naar het zuiden afslaan zien we voor ons nog een fietser in een fluoriserend geel shirt. We halen hem in en maken natuurlijk tijd voor een praatje. De fietser is Henry uit Sydney. We merken al snel dat we met een interessante en aimabele man te maken hebben en spreken af dat we verder op bij de afslag naar de Great Northern Highway een pauze nemen en verder kletsen. Op weg naar deze picknick plek worden we ingehaald door een luid toeterende Bec, terwijl Charlie met zijn kop uit het raam ons blijft nakijken totdat wij uit het zicht zijn. Ook broer Bob en zus Betty met hun echtgenoten uit Canberra, die we een week geleden hebben ontmoet, rijden ons weer toeterend en schreeuwend voorbij.
Op de picknick plek praten we verder met Henry. Henry is 72 jaar en heeft in Noord en Zuid Amerika gefietst en wilde Pamir Highway doen totdat daar vorig jaar een aanslag werd gepleegd. In plaats daarvan fietst hij van Cairns naar Perth en kan hij dagelijks een telefoontje plegen met zijn vrouw en kinderen. Henry is zijn hele leven lang zeer sportief en ondernemend geweest en zit vol met mooie verhalen en we genieten nu al van de rustmomenten met Henry. Er zullen nog vele volgen.
Henry
We fietsen weer pal richting zuiden en dat betekent (de wind komt uit het zuidoosten) tegenwind tot aan Halls Creek, ruim 300 kilometer verderop. We hopen dat we na Halls Creek weer wind mee krijgen als we afbuigen richting Broome in het westen.
Het begin van deze Great Northern Highway belooft veel goeds; het landschap om ons heen, met de roodbruine ‘ranges’, is prachtig. De laatste tien kilometer worden we aan de rechterzijde vergezeld door een bergrug die als een grote lange tsunami-golf over ons heen dreigt te razen. Wilde paarden slaan voor ons op de vlucht en op de weg zijn dit keer gelukkig weinig roadkills te zien.
Dit indrukwekkende landschap blijft ons de volgende dag vergezellen terwijl de tegenwind toeneemt wat de etappe een stuk zwaarder maakt. Bovendien zijn er vandaag geen plekken waar je even kunt rusten in de schaduw. Op een parkeerplek pakken we daarom maar onze stoeltjes uit en worden gelukkig uitgenodigd om in de schaduw van de caravan van een lief stel uit Perth te komen zitten en krijgen zelfs koffie en koekjes. Als we daarna weer goed en wel op de fiets zitten komt Bec ons weer toeterend voorbij rijden. Ze stopt en we kletsen een tijdje, waarna ze ons verrast met twee flesjes Coopers bier die we hopelijk vanavond ergens koud kunnen leggen. Rond het Warmun Turkey Creek roadhouse wordt het ineens “druk” qua fietsers: eerst komen we nog Simon tegen, een jonge kerel uit Fremantle (bij Perth) die op weg is naar Darwin. Hij is pas drie weken onderweg en legt dagelijks grote afstanden af, dankzij de tail wind volgens hem (shit; die hebben wij dus tegen). Op de camping komen we Chris uit Adelaide tegen, die op weg is naar Katherine en Alice Springs. Volgens Chris zullen we morgen ook nog een Japanner op de fiets tegenkomen, die hij eerder op de dag voorbij is gereden. We weten dankzij onze ontmoetingen met de gemotoriseerde reizigers, dat er voor en achter ons ook nog gekken (zo zien zij ons immers) rondfietsen.
De Japanner komen we de volgende ochtend inderdaad al heel vroeg tegen. Hij spreekt bijna geen woord Engels en lijkt zo onder een steen vandaan te zijn gekropen; het vuil en stof zit overal aan hem vastgeplakt en zijn nagels zijn zwart. Met moeite begrijpen we van hem dat hij op weg is naar Cairns en dat hij Australië een (te) groot land vindt met (te) lange wegen. We hopen dat hij zijn bestemming zal bereiken, want we hebben de indruk dat hij zichzelf moeilijk weet te plaatsen in dit onmetelijk land. De vlag achter op zijn fiets staat strak en blaast pal de verkeerde kant op: de tegenwind van gisteren is doorontwikkeld en probeert ons terug te duwen naar Kununurra. Rond het middaguur bereiken we het Bungle Bungle caravanpark, de poort naar het immens populaire en gelijknamige national park. Henry zal vanaf hier een helikopter tour naar het park ondernemen. Een andere mogelijkheid om het park te bezoeken is met een 4WD bus. Beide mogelijkheden stijgen echter ver boven ons budget uit. We blijven een paar uurtjes samen met Henry “hangen” op het park en genieten van de schreeuwende groep korella's en van een gratis wrap, goede gratis cappuccino en dure, maar heerlijk koude, cola en fanta.
Korella's
In tegenstelling tot Henry zullen wij hier niet overnachten want ons plan is om nog een kilometer of 25 door te fietsen en dan ergens wild te kamperen. De wind is in de middag wat afgenomen en zo blijven er voor de laatste etappe (met nog meer tegenwind als vanochtend volgens de voorspellingen) naar Halls Creek nog maar 85 kilometer over. We tappen weer bijna 12 liter water bij en als we topzwaar terug de highway op fietsen, komen we al snel een rest area (Spring Creek) tegen waarop gekampeerd mag worden. Volgens plan fietsen we deze plek voorbij terwijl er vanuit de geparkeerde caravans naar ons gejuichd wordt. Niet veel later worden we ingehaald door… jawel, broer en zus Bob en Betty; het waren zij die vanaf het parkeerterrein naar ons juichten. Ze bieden ons ieder een heerlijk ijskoud flesje mineraalwater aan en vragen naar ons reisplan voor de komende dagen. Omdat zij nog een extra dag in het BungleBungle park zullen doorbrengen, komen we gezamenlijk tot de conclusie dat we elkaar over twee dagen weer zouden kunnen ontmoeten op een ander rest area, Mary Pool geheten. Ze bieden aan om dan een diner voor ons te koken. Wat geweldig leuk dit en wat een lieve mensen.
We vinden een redelijke plek om te overnachten al moeten we die helaas delen met heel veel mieren. Als het tentje staat, is het al bijna donker. Snel koken we een potje eten en kruipen nog voor 7 uur ’s avonds de tent in onder een heldere sterrenhemel. Al sinds Darwin kunnen we genieten van alle sterren. Er zijn zoveel meer sterren te zien dan in Europa en Azië. Zonder de ‘lichtvervuiling’ is het veel donkerder en is zelfs de melkweg te zien.
Wildkampeerplek
Halls Creek heeft, samen met het volgende dorp Fitzroy Crossing, onder de reizigers geen goede naam. De meesten adviseren deze stadjes te vermijden en alleen te stoppen voor fuel, water en food. Beide stadjes kampen namelijk met veel problemen rond de hier talrijk aanwezige aboriginals. We worden van alle kanten gewaarschuwd goed op onze spullen te passen. Tsja, en als je het ergste verwacht, dan valt het uiteindelijk best mee. Halls Creek heeft van alles, waaronder een goede, maar wel wat dure, supermarkt. We kunnen een biertje kopen, maar dat moeten we het ter plekke opdrinken, want je mag het niet meenemen.
Als we ons tentje hebben opgezet op de plaatselijke camping, komt Henry ook aanfietsen. De vorige dag hebben wij hem beloofd om voor hem te koken. Hij heeft er 110 kilometer met tegenwind op zitten en zegt dat hij het heel zwaar heeft gehad, maar dat de gedachte aan een gratis maaltijd hem op de fiets hield. Hij wil graag een flesje wijn voor bij de maaltijd kopen, maar dat is hier dus onmogelijk. Wij maken Lahmacun, een Turkse opgerolde pizza waarvan wij in Turkije zo vaak gesmuld hebben en we drinken er een “light” biertje bij, want Henry is erachter gekomen dat deze wel meegenomen mogen worden. Twee blikjes en heel veel Lahmacuns later kruipen we voldaan ons tentje in.
’s Nachts is de wind flink aangetrokken terwijl de temperatuur aardig achteruit is gegaan. Dit bezorgt ons een koude en late start. We hebben het vermetele plan gesmeed om de dik 300 kilometer naar Fitzroy Crossing in twee etappes te overbruggen: eerst 113 kilometer naar Mary Pool rest area (waar een diner op ons wacht hèh hèh) en dan 190 kilometer naar Fitzroy. Dit waanzinnige plan heeft één fundament: tail wind.
Het blijft ook overdag flink hard waaien en ook al komt hij een beetje van opzij, het is voldoende om ons binnen vijf uurtjes naar Mary Pool te brengen. Het landschap is vanaf Halls Creek vlak geworden en daardoor nog leger. Maar we zijn inmiddels die leegheid enorm gaan waarderen en vinden het prachtig. We hebben geen navigatie nodig en het verkeer zit ons niet dwars, zo fietsen we eindeloos naast elkaar, praten heel wat af, doen woordraadsels en -puzzels en zingen, terwijl tientallen roofvogels boven onze hoofden blijven cirkelen, wachtend dat we van uitputting van de fiets afdonderen.
Op het zeer grote terrein van Mary Pool rest area zien we de caravans van Bob en Betty en hun echtgenoten Karin en Terry al snel staan. Verderop zien we ook de bekende gestalte van Henry die in slaap is gevallen op een picknick tafel terwijl een aantal koeien hem omringen. We zetten ons tentje op naast de beoogde dinerlocatie oftewel naast de caravans van de twee stellen uit Canberra. Betty nodigt spontaan ook Henry uit voor het etentje, zodat hij niet achter hoeft te blijven met zijn kenmerkende zakje instant couscous. Het diner is verrukkelijk en we voelen ons als een koning te rijk. We krijgen hun foto’s te zien van Lake Argylle en Bungle Bungle en er wordt heel wat afgekletst en gelachen. Zoals gewoonlijk worden onze oogleden rond 8 uur zwaar en we nemen, onder een adembenemende sterrenhemel met Zuiderkruis en Melkwegstelsel, uitgebreid afscheid van onze vier weldoeners.
De volgende dag staan we om kwart voor vijf op en breken bij een beginnende dagenraad het tentje af. Zoals gewoonlijk vertrekt Henry een uurtje eerder dan wij. Het is 190 kilometer tot aan Fitzroy Crossing. De wind is ons gelukkig wederom goed gezind en helpt ons de eerste 120 kilometer in ‘no time’ te overbruggen. Met bijna 30 km per uur fietsen we hellingen op. Niet normaal! De volgende rest area, de Ngumban Cliff Lookout, op iets van 90 kilometer bereiken we even na tienen. Daar worden we aangesproken door Dale, terwijl Roelie een boterham probeert te smeren. Probeert, want de wind gaat op deze klif als een waanzinnige tekeer en blaast de boterham zo van tafel. Dale nodigt ons uit om in zijn caravan te zitten en daar rustig een boterham te smeren. Van zijn vrouw, Debbie, krijgen we koffie, bananen en als klap op de vuurpijl heerlijk calorierijk ijs aangeboden van een formaatje Magnum Plus, terwijl het stel maar blijft kletsen over hun reiservaringen. Ze wonen in Cairns maar reizen de laatste vijf jaar, 51 weken per jaar door Australië en genieten volop. Als het Dale en Debbie duidelijk wordt dat wij onder de naam “heart to beat” fietsen, gaat er bij hen een lichtje branden. Ze vertellen ons dat er zo’n 200 kilometer verderop, bij de Ellendale rest area, onze naam op de weg staat geschreven en dat er in de bosjes iets voor ons ligt. We zijn ongelooflijk nieuwsgierig en vragen ons af wie dit gedaan kan hebben, misschien Bec? We zullen het morgen zien! Enfin, na een uurtje weten wij ons te onttrekken aan de vertroeteling en mooie verhalen van Dale en Debbie en vervolgen wij onze weg met een heerlijke afdaling van de klif naar het lagergelegen westen. De wind blijft ons nog even helpen, maar vanaf het middaguur moeten we de laatste 70 kilometer zo’n beetje op eigen kracht doen.
Plaspauze en nog maar 160 km te gaan naar Fitzroy Crossing
Bijna op het einde, nog voor het “centrum” van Fitzroy Crossing, stoppen we bij het Fitzroy Lodge hotel en caravanpark om deze prestatie - tevens onze nieuwe record qua dagafstand - te vieren met een Pint vers getapt bier. We weten al dat je in het dorpje geen biertje kunt kopen. Daarna rijden we de laatste 4 kilometer door naar het shabby caravanpark waar Henry ons al staat op te wachten. Het park ligt naast een goede supermarkt met ruim en vers assortiment en we maken een heerlijke pasta, natuurlijk ook voor onze Australische vriend.
Als jullie denken dat we ons zitvlees wat rust gunnen, dan kunnen we vertellen dat dit niet het plan is! We kunnen het optreden van Bec halen als we flink blijven doorfietsen en hebben onze zinnen gezet op Boab Tree rest area, niet zo ver als gisteren: maar 160 kilometer dit keer… Maar uiteindelijk gaan we dat niet halen vandaag, want we kampen met drie problemen. 1: we kunnen niet vroeg vertrekken en moeten eerst boodschappen doen. Pas om 8 uur verlaten we Fitzroy Crossing. 2: de wind komt vandaag uit het noordoosten terwijl we de eerste 40 kilometer in noordelijke richting moeten fietsen, dus helaas geen wind mee. 3: na 60 kilometer zit Roelie’s shifter (dat ding aan het handvat waar we mee schakelen) muurvast in één van de hoogste versnellingen. We weten gelukkig de Ellendale rest area te halen waar Henry op ons wacht voor de lunch. We openen daar de shifter en zien dat een van de versnellingskabels tussen de shifter op het stuur en de gear box in de trapas kapot is. Het ziet er niet goed uit en we vrezen dat we het laatste stuk tot aan Broome moeten liften. Maar Henry geeft aan dat hij twee reserve kabels bij zich heeft en gelukkig gebruikt Pinion gewoon de standaard universele kabels voor haar innovatief hoogstandje. We bekijken gezamenlijk een instructievideo van Pinion op onze laptop en met de voortreffelijke hulp van Henry en wat gereedschap van een buurman, worden er twee nieuwe kabels gemonteerd aan de shifter en gear box. Drie uur later maakt Roelie een proefrondje en klinkt er gejuich.
Het is al bijna 16 uur en dus te laat om verder te fietsen en we zoeken een plekje om de tentjes op te zetten. Opnieuw maken we een heerlijke pasta en opnieuw smult Henry met ons mee. Een lieve Deense mevrouw komt ons nog een half flesje wijn brengen om onze opperbeste stemming nog een level hoger te brengen onder een alweer onvergetelijk mooie sterrenhemel.
Door al de commotie met Roelie’s fiets zouden we bijna vergeten te vertellen dat er vlak voor Ellendale op de weg in grote rode letters “❤️HEART TO BEAT ❤️” staat geschreven, precies zoals Dale en Debbie ons gisteren al verklapt hadden. Verderop is er een pijl naar rechts geverfd met de tekst “rose boom verwateren” eronder. De pijl wijst naar een rood gelakte boom in de bosjes waar enigszins verdekt een jerrycan water staat met een zak snoep en een bericht van Bruce en Cathy uit Sydney die we drie weken en ruim 1600 kilometer geleden in Litchfield hebben ontmoet. Wat een onvergetelijk moment en wat een prachtige actie van Bruce en Cathy! De jerrycan met 10 liter water kon niet op een beter moment aangeboden worden: Ellendale waar we dus onverwachts moeten blijven overnachten, heeft namelijk geen watertank. We realiseren ons ook dat we tegenwoordig dolgelukkig kunnen zijn met weinig: in dit geval een paar liter water, een klein zakje snoep en een zelf gerepareerde fiets. Het leven is verrukkelijk!
Het aanvankelijke plan gisteren was dus om 70 kilometer verder te fietsen dan Ellendale dus passen we vandaag onze etappe-indeling aan. Besloten wordt om naar het Willare roadhouse te fietsen, 145 kilometer verderop. Er is nog een beetje tail wind maar niet meer zo sterk als voorgaande dagen en vanaf de middag zal die draaien naar opzij en misschien zelfs een beetje tegen. Het wordt vandaag naar verwachting zwaarder dan de monsteretappe naar Fitzroy Crossing. En dat werd het ook. Tot aan de boabtree rest area gaat het voortreffelijk. Daarna wordt het steeds meer zwoegen en zweten waarbij het volgens ons drieën alleen maar omhoog gaat en de wind geen bondgenoot meer is. De wind doet wel iets anders grappigs: er ontstaan zogenaamde dust devils, een mini tornado vol zaden, bladeren, stof en as. Op ons tandvlees bereiken we het Willare roadhouse en dan blijkt dat we er niet mogen kamperen. Het roadhouse huisvest een motorcross festival en er is al nauwelijks voldoende plek voor de crossers. Een medewerker tipt ons om te kamperen op de naastgelegen truckarea of een picknickplek verderop aan de rivier. Op beide plekken is kamperen verboden maar er zal niemand komen om dat te controleren. De truckarea is een enorm kaal stoffig terrein waar chauffeurs in hun trucks kunnen overnachten. Het ziet er allerminst uitnodigend uit en het lijkt ons bovendien niet heel verstandig om onze tentjes neer te zetten op plekken waar vermoeide truckers met hun roadtrains manoeuvreren. Henry checkt de picknickplek en komt weinig enthousiast terug. Als ons door het roadhouse wordt aangeboden om gratis gebruik te maken van alle faciliteiten wordt het ons gemakkelijk gemaakt: we zetten onze tent gewoon pontificaal voor het roadhouse als het straks donker is. Consequentie is dat we een keer niet zullen koken. De afgelopen dagen hebben we iedere avond pasta gegeten en we hebben wel eens zin in iets anders. Leuk om met z’n drietjes te dineren in het restaurant van het roadhouse. Henry informeert alvast naar het menu en komt grinnikend terug. Het restaurant is al gesloten en voor de avond hebben ze een buffet en het buffet heeft een thema: het is Pasta avond! De overdosis pasta van de afgelopen dagen wordt bekroond met een torenhoog bord pasta. Tja en het is een buffet en dan zie je die hongerige fietsers nog wel een paar keer extra opscheppen. Met een dikke pens zetten we in het donker ons tentje op voor het tankstation op een grasveldje dat we delen met een tiental koeien en een heleboel van hun vlaaien.
Het is zaterdag, Broome ligt 175 kilometer verderop. Vandaag gaan we dat niet halen, maar op zondag zullen we ruim op tijd zijn voor het optreden van Bec. Voor vandaag zetten we onze zinnen op het volgende roadhouse, dat 135 kilometer verderop ligt. Daarna resteren er dan nog maar 40 kilometer tot aan Broome. Daar gaan we voor.
Het wordt alweer een pittige dag waarbij de zwakke wind zich rond het middaguur in ons nadeel keert. Maar het wordt niet zo zwaar als gisteren gelukkig toen we het alledrie in de laatste 20 kilometer het niet meer zagen zitten.
Goedgemutst arriveren we bij het veel mooiere Roebruck Plaine roadhouse. Het heeft een best goede winkel, een leuk café-restaurant en er is plaats voor onze tentje. Het is wel erg duur: 38 dollar voor een plek. We delen de plek wel met Henry en zijn enigszins verbaast als blijkt dat de toegewezen plek best wel klein is en de caravans dicht op elkaar staan terwijl er juist zo’n overschot is aan ruimte en leegte. O ja en deze keer eten we eindelijk iets anders: we maken iets Indisch met biryani rijst, chana masala (kikkererwten) en ingeblikte kalkoen. En Henry, die wordt natuurlijk door ons gedwongen om aan te schuiven.
Voor het eerst sinds we in Australië zijn, worden we de volgende dag wakker met ochtenddauw op onze tent. De tent is best vochtig, maar hoeft niet nat te worden ingepakt. We kunnen het namelijk lekker rustig aan doen, Broome ligt maar hooguit twee uurtjes fietsen van hier.
Met zijn drieën fietsen we het laatste stuk naar Broome, waar Henry ons uitnodigt voor een ijsje op een gezellig terras. We gaan namelijk afscheid van elkaar nemen. Henry blijft twee nachten in deze stad in een hotel, wij blijven drie nachten op een Warmshowers adres. Als we uiteindelijk naar de fietsen lopen en afscheid willen nemen, komen daar twee mountainbikers aangefietst die naar ons wuiven. Het kan niet waar zijn…: het zijn Bruce en Cathy, onze weldoeners met de tien liter water! Geweldig dat we hen nu echt persoonlijk kunnen bedanken. Bruce vertelt hoe de verfspuitbus dienstweigerde toen hij de tekst op de weg aan het spuiten was. Lachend laat hij de rood-roze verfspatten zien die nog op zijn schoenen en horloge zitten. Bruce en Cathy blijven nog een dag in Broome op een van de caravanparken en wij beloven dat we proberen morgen even naar ze toe te komen.
Met een warme hug nemen we afscheid van Henry, alhoewel Harry meent dat we elkaar vast nog wel een keer tegen zullen komen op weg naar Perth. Wij fietsen vervolgens naar het huis van Fleur en Max en zoon Oliver, onze Warmshowers hosts voor de komende dagen. We worden meteen met open armen en gezelligheid ontvangen en krijgen een heuse logeerkamer toegewezen in plaats van de door ons verwachte plek in de tuin voor ons tentje. Max en Fleur hebben een echt fietsershart. In de woonkamer staan twee e-bikes, op de oprit staan tientallen fietsen van allerlei formaat en allure; een tandem waar men naast elkaar kan zitten, een tandem waar de tweede persoon omgekeerd kan zitten en trappen, twee fietsen met een hoog frame waardoor je een meter hoger zit dan bij een normale fiets, noem maar op. Het is duidelijk dat Max begunstigd is met een creatieve geest en twee handen die dit in de praktijk kunnen omzetten. Max is ook heel innovatief en inventief en wordt daardoor heel enthousiast van onze Pinion gear box. Fleur en Max hebben veel door Europa gefietst en vertellen over hun laatste fietsreis door Taiwan. Ze kunnen niet wachten tot hun volgende fietsvakantie in maart volgend jaar, wanneer ze naar Portugal of Georgië zullen gaan. Natuurlijk willen ze ook alles weten van onze fietsreis en ervaringen tot nu toe.
En dan is het tijd om onze zingende vriendin Bec te gaan opzoeken in Matso’s Brewery. We hebben het gehaald en haar optreden voelt als een welkomstfeest, helemaal als ze haar jazzy versie van Roxanne van de Police laat horen. Het lied dat wij tweetjes zo vaak en zo vals mogelijk hebben gezongen om te zorgen dat de beren in de VS en Canada ons hoorden en uit de weg zouden gaan.
De volgende ochtend neemt Max ons mee op een fietstour door Broome waarbij we direct de boodschappen kunnen halen. Bij de eerste stop, de fietsenwinkel treffen we fietsvriend Henry (ja Harry, je hebt een voorspellende gave) en de tour wordt vervolgd met een extra fietser. Gezellig, Henry erbij!
Ver voorbij het middaguur sluiten we de fietstour af en is het al bijna tijd om ons klaar te maken voor de zonsondergang op Cable Beach waar we met Bec hebben afgesproken en Charlie weer zullen zien. Zover komt het niet. Bec laat ons kennismaken met Andy, de bedenker, bouwer en eigenaar van het chique Bali Hai Resort en tevens al meer dan dertig jaar veroordeeld tot een leven in een rolstoel na een ernstig verkeersongeluk. Met Bec, Andy, Andy’s Japanse verzorgsters rijden we naar Entering Point, het zuidelijkste puntje onder Broome. Andy nodigt ons tenslotte allemaal uit om als afscheid van Bec uit eten te gaan bij het restaurant van zijn resort.
Het eten is voortreffelijk, Bec is een supermooi mens, Andy een bron van inspiratie, de Japanse meiden zijn ongelooflijk lief en zitten boordevol plannen en dromen. En wij? Wij dromen alweer over het vervolg van onze reis dat ons naar een nog leger deel van Australië zal brengen: Pilbara.