Met enige weemoed hebben we de fameuze Mea Hong Son Loop achter ons gelaten. Nu zitten we op een terrasje in het oude centrum van Chiang Mai te mijmeren over wat achter ons ligt: de Alpen, Rodopi (Bulgarije), Turkije, Svaneti (Kaukasus), Annapurna en de Loop. De hoogtepunten zijn ook letterlijk hoogtepunten. Er wacht in het noorden van Thailand nog meer gebergte, dus dat heeft vast nog moois voor ons in petto. Plan is om vanuit Chiang Mai, via Chiang Dai en Chiang Rai naar Chiang Khong te fietsen.
Chiang Mai is een grote stad in noord Thailand. We hebben een goedkoop hotelletje gevonden buiten het centrum en dicht bij fietsenzaak Triple Cats. Alle soortgenoten (lange afstandsfietsers), die we recent zijn tegengekomen, zijn er geweest voor de onvermijdelijke reparaties en wij gaan ook. Bij Harry is een spaak gebroken en er zit nog steeds een tik in de trapas. Al sinds het vertrek vanuit Oirschot laadt de Bush & Muller USB-werk van Roelie de telefoon niet op maar gaat continu aan en uit, waardoor de batterij juist leegloopt. We staan veel te vroeg voor de deur en treffen Pnuc (“zeg maar Nu”) aan. Nu hoort de problemen aan en vraag ons na 11 uur terug te komen als de winkel echt open is. “Nu” wordt dus “later”.
We fietsen door de stad naar de Decathlon. Jajajajaja er is hier een heuse Decathlon en die ziet er net zo uit als in Best, Sofia, Bursa en Samson. Het concept is zo herkenbaar en vertrouwd: de tenten voorop in de zaak, dezelfde sokjes, zonnebrillen, t-shirts, fietsbroeken, binnenbandjes. Je krijgt er een gevoel van als van “thuiskomen”. We hebben niet veel nodig maar helaas vinden we geen gasblikjes en geen bidons, die boven op ons boodschappenlijstje stonden. Wel vinden we een goede fietsbroek voor Roelie. De drang om meer nieuwe dingen te kopen, weerstaan we met redelijk gemak. Dus geen nieuwe (dezelfde) zonnebril, maar gewoon langs de krassen blijven kijken.
Op de terugweg fietsen we naar een outdoor-shop, kopen daar de gewenste gasblikjes en fietsen we naar het Chiang Mai Gate Hotel en halen daar olie op voor onze fiets. We hebben een Pinion gearbox en om de 10.000 km moet de olie ververst worden. Die is niet overal verkrijgbaar, zeker niet in zuidoost Azië, waar Pinion nog een onbekend fenomeen is. We hebben de olie in Nederland besteld en in Emmen laten bezorgen. Marianne en Martijn uit Emmen hebben de olie op 16 januari voor ons achtergelaten toen zij hun fietstocht door Noord Thailand en Laos begonnen. Oorspronkelijk dachten we ongeveer gelijktijdig in Chiang Mai te zijn, maar we zijn ruim twee weken later. Helaas lopen we elkaar gigantisch mis, maar we zijn ze erg dankbaar voor het meenemen van de olie (en oordopjes) vanuit Nederland. In de lobby van het hotel heerst een ongelooflijke chaos: overal staan koffers in een grote wanorde. Maar als we naar ons pakje vragen en de foto er van laten zien (dankjewel Marianne), vissen ze het pakketje in no-time uit een van de vele lades van de balie. Top!
Op naar bikeshop Triple Cats waar we overigens wederom maar één aanhankelijke zwartwit gevlekte kat zien en geen drie. Wat is er met de twee andere gebeurd? De shop ligt aan een vrij drukke straat…Anyway, we herhalen de diagnostiek en laten de fietsen bij Nu achter.
’s Middags regelen we met het grootste gemak nieuwe medicijnen bij de apotheek. De vorige keer in Tbilisi moesten we bij tig apotheken langs om de medicijnen te vinden. In de eerste de beste apotheek in Chiang Mai is alles voorhanden en worden we geholpen door de medewerkers die vanwege Chinees Nieuwjaar vrolijk verkleed zijn.
De volgende dag halen we onze titanium rossen weer op. De gearbox kan met verse olie weer 10.000 km mee en Harry heeft een compleet nieuwe set sprankelende zilverkleurige (“mwah, ik vind de zwarte mooier”) spaken in zijn achterwiel. In Yangon is de velg vervangen en heeft de fietsenmaker gezegd dat hij niet alle spaken kon hergebruiken. Dat had een teken aan de wand kunnen zijn. De nieuwe (MTB-) velg is hoger en we moesten toen al het slot verplaatsen. Waarschijnlijk zaten er sinds Yangon dus nog enkele oorspronkelijke (te lange) en een paar 2e handse (te korte) spaken in het wiel. Het is allemaal goed gegaan totdat kort voor Chiang Mai een spaak brak. En nu heeft Nu het weer op en tiptop in orde gemaakt. Het USB-werk is niet te repareren: waarschijnlijk iets interns. We zullen eens contact opnemen met onze vrienden in Spoordonk: Richard en Ronald van Van Overdijk Tweewielers.
De bergen zien we na een kilometer of 50 ten noorden van Chiang Mai. De “tik” bij Harry keert zo ongeveer tegelijkertijd terug. Het is gelukkig alleen een irritant geluidje en geen kraak of rasp die slijtage indiceert. Bij Roelie kraakt en knarst het helaas wel daarmee reden tot ongerustheid. In Chiang Rai, de laatste grote stad in Thailand zullen we nog een keer een bikeshop opzoeken. Enfin, we moeten het er voorlopig mee doen en keren met de geluiden terug de bergen in.
Aan de rand van het stadje Chiang Dao hebben wij gezien dat een aantal “resorts”, naast bungalowhuisjes ook een plekje verhuren als je met een tentje komt aanzetten. Een enkeling verhuurt ook tentjes die al klaarstaan. Zo ook ‘Chiang Dao Story Camp’. Op een te klein grasveldje, waar al een paar te verhuren tentjes staan, kunnen wij nog net ons eigen tentje kwijt. Story Camp is echter een hartstikke leuke plek; de familie is erg vriendelijk en “super-chill”, het eten is goed, de toiletten en douches zijn schoon en er hangt een relaxte vibe en een bekende mix van layback met hostel-regeltjes. Later komen er nog drie Duitse en Zwitserse motorbikers aan, die in de klaarstaande tentjes gaan liggen. De Zwitser kiest een tentje dat het verst af ligt van de tentjes waar de Duitsers in gaan liggen. Het vertrouwt ons toe dat “de dikkere” van de twee, enorm snurkt. Dat klopt en Harry is enorm blij dat hij weer beschikt over een setje hagelnieuwe oordopjes.
De eigenaar van het resort in Chiang Dao weet ons te vertellen dat de beoogde beklimming (met de fiets) van Doi Chiang Dao niet de moeite waard is. Doi is Thais voor berg en Doi Chiang Dao is niet de hoogste maar zo vanuit het dal er tegenop kijkend, wel de mooiste berg van Thailand. Vanaf het resort rijst een steile rotswand de hoogte in. We kunnen op de fiets tot een resort-achtig dorp 600 meter hoger komen waar het uitzicht niet zo grandioos zou zijn en daar moeten we naast een stevige entreeprijs voor het National Park ook voor een kampeerplek betalen. Dat zou in totaal € 44 kosten en de duurste overnachting worden. De hoger gelegen kampeerplekken zijn alleen te voet bereikbaar en onder begeleiding van een gids, die natuurlijk ook graag betaald wilt worden. We slaan Doi Chiang Dao over en zetten onze zinnen op de volgende berg: Doi Ang Khan.
We keren dus de majestueuze Doi Chiang Dao onze rug toe en fietsen over rustige kleine weggetjes waar erfhonden wel heel erg vervelend tegen ons doen. We zijn blij als we de grote 107 op fietsen waar de honden blijkbaar meer gewend zijn aan voorbij rijdende rare snuiters en al snel komen we de Spaanse fietser Franscesco tegen. Het grappige is dat hij net als wij uit Myanmar komt en dat hij net als wij op weg is naar Laos maar in tegengestelde richting fietst. Het verschil is dat hij niet tijdig wist dat de noordelijke grensovergang per fiets onbereikbaar was vanuit Myanmar. Hij heeft het vliegtuig moeten nemen om daar te geraken. Hij doet nog een rondje totdat zijn vader in Laos zich bij hem voegt en dankt ons voor de tip om de Mae Hong Son Loop te doen. Franscesco is een interessante jongeman: hij schrijft artikelen en boeken over onder andere zijn vele fietsavonturen maar ook politieke, sociale en filosofische kwesties. Zes maanden per jaar woont hij in Noorwegen waar hij als chefkok werkt, de andere helft van ieder jaar reist hij.
De route van de 107 is werkelijk waar prachtig. Het zicht is vandaag helder en op veel meer plekken dan tijdens het fietsen van de Mae Hong Son Loop, die achter ons ligt, is er zicht op het landschap om ons heen dat vandaag sterk wisselt en prachtige steile rotshellingen toont zoals Doi Chiang Dao al deed.
Als we aan de voet van Doi Ang Khan komen zijn we niet gerust op het geknars en gekraak in met name de crank van Roelie’s fiets. We schakelen een hulplijn in (deze keer Pilot Cycles) en fietsen in afwachting van antwoord door naar stadje Fang. Een niet zo gezellige stad maar we krijgen een geruststellend antwoord over het getik en geknars. Het ligt niet aan onze versnellingsbak van Pinion, maar de cranks moeten grondig gereinigd en lekker ingevet worden. We kunnen er heus wel de berg mee op. Yes, let’s go (morgen dan)!! In Fang krijgen we bij ons guesthouse nog aanspraak van een jongeman (Nazri) uit Maleisië die in Fang een winkeltje drijft met bedrukte T-shirts. Onze tent die we vanochtend nat hebben ingepakt hangt over onze fietsen te drogen en wel vijf keer duikt hij onder de tent om onze fietsen te bewonderen. Hij slaat bijna achterover als hij hoort wat we al gefietst hebben en wat verder de plannen zijn. Ook de kuiten van Harry wekken bewondering. Trots laat hij zelf foto’s van hemzelf in wielerkleding zien met een duur uitziende racefiets.
De volgende ochtend doen we het rustig aan. Het is maar een kilometer of 40 en alleen de laatste 10 gaan echt omhoog. De dag ervoor hadden we al op de fietsnavigatie-app Komoot gezien dat het profiel vandaag een paar steile stukken kent. We doen boodschappen om twee dagen op de berg te kunnen kamperen en zetten koers naar de hoogst gelegen camping van Thailand. In de eerste kilometer van de klim moeten we al vaak van de fiets. Dat zijn we niet gewend. Wij kunnen toch alles aan? Nou niet dus. De helling gaat naar 20% en er dik over heen en dan wordt duwen zelfs een zeer vervelende klus. Ach na dit eerste stuk is er nog een tweede stuk en daar tussen zouden we moeten kunnen fietsen? Nee, niet dus. Van de 10 kilometer, waarin we van 500 naar 1800 meter moeten komen, duwen we meer dan 6. Regelmatig is het zo steil dat we de hakken van onze voeten niet meer op het asfalt kunnen plaatsen. De kuiten schreeuwen om rust, om te stoppen met deze ongein, om om te draaien en weer naar beneden te rollen. Maar we zijn al zo ver gekomen en na de volgende bocht zal het toch wel iets minder steil worden? Niet dus. Voor het eerst op onze wereldtour worden we fysiek en mentaal tot het uiterste getest (of is getergd een beter woord?). En voor het eerst tijdens onze reis kijken we of we misschien niet met een automobilist kunnen meerijden. Tot nu toe een doodzonde in onze ogen (materiaalpech of blessure natuurlijk daargelaten). Vrachtwagens, zelfs mini-vrachtwagens wagen zich niet aan een dergelijke hellingen, maar zo wat iedere automobilist hier in dit deel van Thailand rijdt in een pickup; daar passen wij en onze fietsen prima in! Helaas stond ergens beneden een road block en een bord dat de weg afgesloten is voor al het verkeer (dat wij natuurlijk allebei hebben genegeerd). Er rijdt geen enkele auto (of pick up) op deze weg en even later wordt het duidelijk dat er inderdaad voor auto’s geen doorgang is vanwege herstelwerkzaamheden na een flinke aardverschuiving. We staan er (echt) helemaal alleen voor…
Na de zoveelste haarspeldbocht zien we een GSM-mast die de top van de berg markeert. Rechts daarvan menen wij zelfs enkele tentjes te ontwaren. Ons brein en lichaam weten niet hoe ze met deze informatie om moeten gaan: de tentjes lijken hemelsbreed zo dichtbij, maar je kan ook zien dat ze nog een meter of 500 hoger liggen. We zijn aan het eind van ons Latijn en bij Harry dient zich ook nog eens een hongerklop aan. Al duwend eet hij een hele familiezak chips leeg, helaas is er geen beter voedsel beschikbaar. Het water ging op rantsoen maar gaat toch op. Wat een hel!
En dan zijn we er… de beloofde campground, de hoogste van Thailand,… is geen oase van rust, maar een mierennest!?!? Er staan zeker 100 tentjes te huur, keurig over drie rijen met een halve meter ertussen. Mensen met een eigen tent worden verbannen in de periferie van het terrein. Om de tentjes krioelt het van de dagjes (of beter nachtjes) mensen: gezinnetjes met blèrende kinderen rond een barbecue die het tentje qua formaat evenaart. Allemaal heel gezellig, maar niet wat wij in gedachten hadden en wat we ook niet hebben hoeven meemaken op eerdere campgrounds in de National Parks hier in Thailand. Harry gaat even kijken of we ook nog wat moeten betalen voor deze tourist trap: ja hoor: zonder tent en toebehoren vraagt men aan Thai 30 Bath per persoon, maar buitenlanders mogen het tienvoudige neertellen: voor ons samen dus 600 Bath, exclusief de fietsen die ook nog eens 20 Bath per stuk kosten. Welliswaae niet zo duur als Doi Chiang Dao, maar evengoed flink duur. We kijken elkaar aan: hier hebben we geen zin in. Al onze spieren protesteren luid als we weer op de fiets springen.
Volgens Google maps is er een camping area 4 kilometer verderop. De dame waarbij we water halen bevestigt dat, althans we denken dat ze dat doet. Nog een klein stukje fietsend klimmen en daarna begint al de afdaling. Op het terrein aangekomen zien we niemand en geen tent of tent area. Wel staan er te verhuren huisjes, maar allemaal niet meer in al te beste staat. Ook zien we hier en daar hokjes met hurktoilet en mogelijkheid voor een bucket douche. Eén huisje ligt wat uit het zicht, heeft een kapot dak en is niet ingericht en zal dus niet verhuurd worden. Het voorterreintje van dat huisje heeft een betonnen tafeltje met bankje en biedt een perfecte plaats voor een tentje. In no time hebben we ons tentje daar opgezet en maken we nog snel een foto, voordat de schemering in zal vallen.
Voldaan en moegestreden koken we, wassen we ons en doen een handwas. Als we gegeten hebben en we we zo’n beetje aanstalten maken om naar bed te gaan, zien we in het donker een eerste levende ziel op een scooter naar ons toe komen. Hij heeft iets van een uniform aan, spreekt geen woord Engels en lacht alleen een beetje. Na even te dralen, verdwijnt hij weer. Kort daarop verschijnt te voet een mannetje met een zaklamp die ons duidelijk maakt dat dit geen tentplek is en elders op het terrein ook niet. Maar ook hij spreekt geen woord Engels en met google translate komen we ook geen stap verder. Weer een half uur later, we liggen dan inmiddels in de tent, komen scooter-man en zaklamp-man samen met een derde man (duidelijk een Ranger) in gebarentaal uitleggen dat we moeten opbreken en dat ze ons met de pickup naar de tentenplek bovenop de top (terug) gaan brengen. Aha daar is dan eindelijk de pickup die ons een lift aanbiedt, maar dit aanbod willen we toch liever afslaan. We proberen in gebarentaal en toch nog maar weer met google translate uit te leggen dat we erg moe zijn en willen slapen en morgen vroeg zullen opbreken. We zijn niemand tot last en laten geen troep achter. Bovendien, op internet staat toch dat dit een kampeerplek is? Het lukt niet en vol tegenzin beken ons tentje weer af, pakken we alle spullen in en vragen herhaaldelijk of ze ons dan bij een hotel kunnen afzetten in plaats van de campground. We zijn moe, willen graag slapen en niet weer tent opzetten, luchtbedden opblazen (en 650 Bath daarvoor betalen). Maar dat lukt ook niet, de Ranger is niet te verwurwen. Een uur later staan we wederom op de hoogste campground van Thailand en staan we wederom de tent op te zetten. Lichtpuntje is dat we niet hoeven te betalen, blijkbaar heeft men toch met ons van doen. De andere Thaise kampeerders om ons heen maken het nog laat terwijl wij ons schrap zetten in de tent op een sterk aflopende helling. Dat was in het donker niet goed te zien maar op het luchtbedje wel goed te voelen. In een poging dit iets te compenseren gaan we een beetje diagonaal liggen.
’s Ochtends worden we in het onderste hoekje van de tent wakker en lopen daarna eens wat rond. Het uitzicht is werkelijk fenomenaal en vele Thai staan mooi te poseren. Toch een geniet momentje en de zinnen zijn weer verzet. Een tweede nachtje gaan we er echter niet achteraan plakken, we gaan weer naar beneden.
Op de borden hebben we geen indicatie zien staan dat we via een andere weg richting Fang kunnen afdalen zoals routeapp Komoot aangaf. Ook maps.me en GooglaMaps laten geen andere weg zien. We gaan het er niet op wagen en kiezen er voor om dezelfde (afgesloten) weg terug te nemen naar beneden. Dat blijkt een hachelijke onderneming met die veel te steile hellingen. Al snel krijgt Harry geen grip meer op de rem op zijn voorwiel en voelt dat er iets flink fout zit. Hij vrees dat hij niet kan stoppen en uit de bocht gaat vliegen. Gelukkig weet hij tot stilstand te komen en lopen we naar een bocht waar het enigszins vlak is en we de rem kunnen inspecteren. Eén remblok is weg en in de schijf zit een gevaarlijk uitziende groef alsof die op breken staat. De remblokjes vervangen we ter plekke, maar de rem schuurt aan op de plek waar de schijf is beschadigd. We kiezen ervoor om lopend de steile stukken af te dalen. Veel te riskant dit. Beneden aangekomen halen we opgelucht adem en zoeken contact met de fietsenzaken in Chiang Rai voor een nieuwe schijfrem.
Vlak voordat we terug in Fang zijn schiet de krakende crank van Roelie van haar fiets. Toevallig zit er een motorbikeshop aan de weg en lenen we inbussleutel 10 en vet om de crank er terug op te zetten. Het geknars en gekraak is daarna weg.
In het dorpje Ban Thaton doen we navraag of we langs de rivier Kok naar Chiang Rai kunnen fietsen. De routeapps laten zien dat het kan, al loopt een deel van de route over een wandelpad of wat fietser een singletrack zullen noemen. We krijgen twee keer te horen dat niet alles te fietsen is en er zeker gebruik gemaakt moet worden van de boottaxi. Op internet vinden we dezelfde vraag terug en zien dat de route te doen is met een MTB met goede remmen en zonder (zware) bepakking. Tja daar ontbreekt het ons nu juist aan. Opgeteld dus drie keer een negatief advies en we besluiten de taxiboot te nemen. Bijkomend voordeel is dat de boot pas om half één ‘s middags vertrekt en dat we heerlijk kunnen uitslapen, rustig kunnen ontbijten, koffiedrinken en de fietsen kunnen poetsen.
Het water staat laag in de Kok en daarom zoekt de schipper zich een route tussen de rotsen, bomen en zandbanken. Af en toe komen we in goed raftwater terecht: stroomversnellingen. Leuk en we worden een paar keer flink nat. In Ban Ruam Mit passeren we eerst een overstekende olifant met toeristen of z’n rug en daarna meren we aan en wisselen we van bootje. Ons bootje keert terug naar Ban Thaton. Het nieuwe bootje brengt ons naar Chiang Rai. Op de kade wacht een man ons op met een enorme slang waarmee we op de foto kunnen gaan. We bedanken er vriendelijk voor en bekijken de galerie van foto’s van toeristen die wel zijn gezwicht. Drie keer hangt ‘NickSimon’ met een Nederlands vlaggetje in de collage waarop een jonge vent staat afgedrukt die angstvallig gelijkenis vertoond met Nick (of Simon, wij weten nog steeds niet precies wie wie is en de fotograaf blijkbaar ook niet). De slangenmeneer probeert ons nog een tweede keer te strikken en vraagt waar we vandaan komen. “Uit Nederland.” “Oh NickSimon” zegt de slangenman en wijst naar de foto’s achter hem. We beseffen dat het in gebarentaal best moeilijk zal zijn dat NickSimon voor ons geen voorbeeldfunctie vervult en houden het bij een herhaald “Nee”.
Achter een gigantisch en uiterst chique uitziend provinciehuis in aanbouw stuurt de schipper op de oever aan. Een beetje beduusd stappen we uit in de verder onbebouwde omgeving. Het is nog een paar kilometer naar Chiang Rai. Wij springen op de fiets maar onze medepassagiers staan even vertwijfeld te kijken. Ene gaat lopen, de twee anderen willen graag een taxi, die - waarschijnlijk niet geheel toevallig - net het terrein komt oprijden.
In Chiang Rai fietsen we naar ADD bikeshop. Van de drie fietsenzaken, waarmee we contact hebben willen leggen, heeft alleen ADD gereageerd en bovendien is de gezochte schijfrem op voorraad. In de zaak staan veel racefietsen en MTB’s van de bekende dure merken en dat schept vertrouwen. We vragen meteen ook maar even of ze een tip hebben voor een guesthouse. Even verderop in de straat staat een nieuw hostel van een vriend en als we daar aankomen blijkt die vriend ook nog eens een aardig woordje Nederlands te spreken. We zijn op de juiste plek gekomen maar hij kan alleen slaapplekken in de slaapzaal aanbieden. Oh enig, maar nee dat willen we niet. Hij verwijst ons door naar Baan Norn Plearn, een zeer charmant guesthouse maar helaas boven budget. De naastgelegen hotels en guesthouses blijken allemaal volgeboekt te zijn en voor deze ene keer checken we in bij een zeer charmant guesthouse dat ons korting geeft als we aangegeven met een beperkt budget te reizen. Harry’s fiets gaat naar ADD en morgen rond het middaguur kunnen we de fiets weer ophalen.
Aan het eind van de middag schrikken we al rondwandelend ons een hoedje. Midden op een rotonde staat de meest afzichtelijke klok die je je maar kan voorstellen. De gevels rond de rotonde worden nader verziekt door enorme grote en lelijke reclameborden. Het had een mistroostige versie van Time Square New York kunnen zijn. ‘s Avonds wordt met een muziekje erbij de klok met een bijpassende lichtshow beschenen: iets van drie verschillend gekleurde lampen beschijnen afwisselend de Clock Tower van Chiang Rai. Wat een kitsch!
Na een voortreffelijk ontbijt (overigens de allereerste keer dat in Thailand bij een accommodatie ontbijt is inbegrepen) fietsen we op een eigen fiets en een geleende veel te kleine gele singlespeed naar de witte tempel. Ook denken we het park met het international ballonfestival aan te doen totdat we op de posters langs de weg zien dat het festival pas een dag later begint. Alleen die witte tempel dan maar en 13 km op dat domme gekke gele fietsje. Maar het is het waard. Ja en het stikt er van de toeristen. Helaas hebben we geen super camera en is de lucht niet knalhelder blauw en doen onze fotootjes de pracht van de tempel niet geheel recht. Het is gewoon een WAUW ding.
Op de weg terug bedenken we dat we wel een dagje extra Chiang Rai willen zien en meemaken. Het zeer charmante en iets te dure guesthouse is volgeboekt. We fietsen (Harry heeft z’n fiets terug met nieuwe schijfrem) naar het hostel van de Hollands sprekende Thai. Hij heeft voor vannacht een kamer maar die is nog veel duurder en we bedanken hartelijk en overwegen alsnog of we richting Laos gaan of in Chiang Rai blijven. Het wordt Chiang Rai en we moeten nog vier keer horen dat een accommodatie volgeboekt is voordat we in Tourist Inn een sjofele kamer vinden met een heerlijke douche en een lekker ontbijt met vers gebakken brood, zo lekker hebben we het sinds Turkije niet meer gehad.
Vanuit Chiang Rai fietsen we in één dag tussen de rijstvelden naar grensstadje Chiang Khong. Het is een lange rit van 114 kilometer op een zwoele warme en vochtige dag, voorlopig de laatste dag in Thailand. Eind april komen we terug nadat we een rondje door Laos, Vietnam en Cambodja hebben gemaakt.
Tot ziens, Thailand!