Van Kutaisi fietsen we naar Zugdidi. Althans dat was het plan. We hebben het niet gehaald. Na een hele eenvoudige en vlakke eerste helft waar we de weg delen met varkens, koeien, ganzen en paarden slaan we af de heuvels in.
Het ingeslagen weggetje blijkt over te gaan in een karrespoor en vervolgens in een koeienpad. Een boerenstel komt naar ons toe gewandeld om ons te waarschuwen: ‘De weg naar Zugdidi wordt een probleem. Niet onmogelijk maar wel moeilijk’. We gaan het gewoon proberen maar banjeren al gauw door de drek totdat we voor een beek komen te staan. Ok we zien een koeienspoor steil omhoog lopen aan de andere kant van de beek, maar dat wordt wel effe een dingetje. Is er überhaupt wel weer een (koeien) pad als we besluiten de oversteek te maken of kunnen we beter terug gaan? Terug lijkt ook geen optie dus Roelie trekt de schoenen uit. De drek slurpt en soms zakt ze tot de kuiten weg maar eenmaal aan de overkant lijkt er een spoor van een weg te zijn. Het kost al met al een uur om aan de overkant te komen.
Het spoor wordt verderop gelukkig weer een weggetje en hier en daar staat een boerderij met woedende honden. Honden zijn overigens wel een dingetje in Georgië. Stoppen, stenen gooien, schreeuwen en daarna weer langzaam verder fietsen..
Als we eindelijk weer op een bredere asfaltweg komen zien we dat onze route ons nogmaals een onbekend terrein in wenst te sturen en dat het nog meer dan 35 kilometer is naar Zugdidi. Ook omdat we geen water meer hebben en dan moeten gaan filteren besluiten we naar het dichtstbijzijnde stadje Senaki te fietsen en Zugdidi komt dan morgen wel. Onderweg worden we weer even halt geroepen door een mega-agressieve hond. Zelfs de bazin kan de hond niet de baas en gooit met stenen totdat de hond na lange tijd achter het hek loopt en ze snel het hek sluit.
In Senaki stoppen we bij het tankstation om water te kopen. Wat kan dat lekker zijn! Na een rondje door het stadje krijgen we door dat er weinig overnachtingsmogelijkheden zijn. We zien iets van een guesthouse op maps.me maar daar aangekomen is er geen enkel teken van een guesthouse. De redding komt van Ika, een vriendelijke man die Engels spreekt en de eigenares belt. Vijf minuten later zitten we in de bovenverdieping van haar huis en nemen een welverdiende warme douche. Daarna komt Ika ons ophalen en neemt ons mee in zijn 4 wheel drive lada naar een restaurant, supermarkt, ATM en wijnwinkel. In het restaurant krijgen we een spoedcursus over de Georgische keuken, hetgeen resulteert in een overdadige maaltijd. Hij laat ons ook zien hoe we de volgende dag de stad uit moeten fietsen voordat we weer bij het guesthouse worden gedropt.
De rit naar Zugdidi is kort en eenvoudig. Onderweg wassen we de blubber van onze fietsen, tassen en schoenen en daarna hebben we een heerlijk middag in guesthouse Green House. Geen handwasje vandaag. De wasmachine van Green House wast de drek uit de kleren. De benen laten ook weten daar aan toe te zijn. Het pad gisteren pleegde mentaal en fysiek een flinke aanslag op ons. In restaurant El Barco even verderop in de straat eten we 's avonds een geweldig lekkere maaltijd. Op Facebook wordt ons gevraagd of we Svaneti gaan fietsen. Svaneti? Geen idee. We zoeken het op en het blijkt de naam van de regio waar we door heen gaan fietsen. Ja dus, we gaan in Svaneti fietsen.
Bij het ontbijt de volgende morgen ontmoeten we een Amerikaanse Georgiër, die ons een en ander vertelt over de (politieke) situatie in het land. Bijvoorbeeld over de aanstaande verkiezingen waar overal de posters van de kandidaten voor zijn aangeplakt. Onze geplande route loopt langs of door Zuid-Ostetië en dat, zegt hij, blijkt geen goede keuze. Georgiërs worden er niet doorgelaten. Misschien dat het voor toeristen wel mogelijk is omdat internationale conflicten uit de weg worden gegaan, maar zijn advies luidt om de streek te omzeilen.
Van de vlakte van Zugdidi fietsen we naar de Svanetische hoofdstad Mestia in de Caucasus. Dat halen we niet in één dag. Eenmaal weer in de bergen fietsen we langs een grote dam die na vele kilometers stuwmeer in een rivier overgaat. Bij de dam stoppen we voor de lunch. Er stopt eerst een auto waar drie Nederlandse jongens uit stappen die een rondtrip door Armenië en Georgië maken en even later stopt een grote touringbus met Nederlandse en Belgische toeristen. Georgie is een populaire vakantie bestemming momenteel.
Langs het stuwmeer vervolgen we de weg naar Mestia. We stoppen halverwege in het dorpje Khaishi. Er hangt een bord met hotel aan een gevel en we informeren naar een kamer. Het lijkt meer op een hostel dan een hotel. In de kamers staan 4 eenpersoonsbedden en de gezamenlijke douche en toilet zijn via de buitenlucht te bereiken. We zijn de enige gasten en vinden met prima om hier te overnachten. Met zichtbare tegenzin is de gastvrouw bereid om ons de volgende ochtend een ontbijt voor te zetten. De kleine mini winkeltjes zouden volgens haar zondagochtend niet open zijn. Dat zijn ze wel maar we weten inmiddels dat het assortiment zeer beperkt is, dus zijn we blij met het ontbijtje van het ‘hotel’.
Het stuwmeer ligt dan al achter ons en de weg loopt langs de rivier omhoog naar Mestia. Een roedel zwerfhonden loopt om Harry’s fiets heen. Harry remt om te voorkomen een hond aan te fietsen maar krijgt vervolgens zijn fietsschoen niet uit de click en valt vloekend op de honden om. Zonder excuses van de doggies klimt hij weer op de pedalen en vervolgt geïrriteerd zijn weg.
Om Mestia te bereiken fietsen we vandaag 68 kilometer verder en 1.100 meter omhoog. De klim gaat gestaag langs de rivier verder de bergen in. Ongeveer 20 kilometer voor Mestia krijgen we gezelschap van een hondje, dat moederziel alleen rondhangt bij een verlaten bouwstoffendepot. We proberen haar af te schudden maar bij elk klimmetje haalt ze ons weer bij. Als we een langere afdaling verwachten stoppen we en gooien brood voor haar neer. Ze lijkt in vertwijfeling gebracht: gezelschap of eten, welke van de twee is voor haar het belangrijkst? Ze kiest voor het gezelschap. Eerst nog met een stuk brood in de bek maar die laat ze toch los om de vol de achtervolging in te zetten.
Die laatste 20 kilometer gaat de weg op en af. Bij een afdaling halen we snelheden van ruim boven de 30 km/u en verdwijnt de hond uit het zicht. We zijn elke keer verwonderd als we bij de volgende klim weer het gehijg van de hond naast ons horen. Ze is een volhouder. In Mestia aangekomen ploft ze naast ons neer bij een terrasje en dan kunnen we niet anders dan haar aanhalen en nog wat eten te geven. Wat een lief hondje is dit.
Rond Mestia zijn hoge besneeuwde bergtoppen te zien. In Mestia gonst het. Sommige mensen noemen het een “tourist trap”, maar wij genieten van dit bergdorp. In tegenstelling tot de bergdorpen in de Alpen, is het hier nog vrij authentiek en goedkoop. Er zijn veel buitenlanders, zonder uitzondering allemaal wandelaars, maar niet teveel gelukkig. Er zijn zelfs enkele ‘campings’, maar op deze hoogte en deze tijd van het jaar daalt de temperatuur ‘s nachts onder het vriespunt. We gaan op zoek naar een guesthouse maar op de plek waar een fijn guesthouse zou staan treffen we een leuk en gelukkig spotgoedkoop hotel aan. We besluiten nog even door te zoeken naar het beoogde guesthouse en maken een klein rondje door het centrum. We komen langs een populair restaurant met een zonnig terras dat vol met terugkerende wandelaars zit. Ons teefje, we hebben haar inmiddels de naam Hachi gegeven, wordt van alle kanten besprongen door de plaatselijke dorpsroedel en ze kruipt ineen tussen onze fietsen. Wij houden de honden op afstand met een stok en trekken daarbij bekijks van het op het terras zittende publiek. Ietwat verrast kijken we elkaar aan als we constateren dat we inmiddels van Hachi zijn gaan houden. Toch weten we dat ze niet bij ons kan blijven, de etappe van morgen zal te veel van haar vergen. Maar zover is het nog niet en Hachi volgt ons op de voet naar het hotel dat we eerder gezien hebben. De meute honden volgt al blaffend ons spoor. Het hotel is volledig ommuurd en Hachi volgt ons de hoteltuin in. Op de plek waar wij de fietsen parkeren blijft ze keurig zitten. Geen enkele hond in Georgië haalt het in zijn hoofd om ergens mee naar binnen te gaan. Als we een uurtje later fris gedoucht weer naar buiten komen, ligt ze op ons te wachten. We lopen naar het populaire restaurant met Hachi aan onze zijde. De meute honden lijken al wat gewend aan deze nieuwkomer en hebben ook andere gedachten in hun hoofd: het is immers etenstijd en elke hond zit rond het terras te kijken of er iets eetbaars op de grond valt of naar ze toe geworpen wordt. Het is koud en we besluiten binnen te gaan eten. Hachi blijft keurig buiten. Tijdens het eten kunnen we zien dat ze haar plekje in de bedelende meute lijkt te hebben gevonden. Tevreden stellen we vast dat we haar naar een beter oord hebben gebracht. Hoe we dit haar kunnen uitleggen, moeten we nog verzinnen. Binnen wordt het gezellig als een muziekgroep traditionele Georgische muziek ten gehore brengt en er folkloristisch gedanst wordt. We zijn echter doodmoe en verlangen naar ons bed. Teruglopend naar het hotel stopt Hachi met het gebedel op het terras en volgt ons weer naar de hoteltuin. Welterusten!
De volgende ochtend is het ijskoud, ‘s nachts heeft het gevroren. Als we naar buiten lopen voor een ontbijt bij het restaurant treffen we Hachi ineen gerold bij onze fietsen aan. Ons hart loopt vol als ze ons met aanstekelijk enthousiasme begroet. Wat een schat! Natuurlijk volgt ze onze fietsen naar het restaurant waar we gaan ontbijten.
Tijdens het ontbijt vormen we een plan om Hachi hier in dit dorp te laten blijven. Ze heeft het hier goed, is geaccepteerd door de meute en - hoe graag wij ook zouden willen - ze moet niet met ons mee lopen naar Ushguli, 45 kilometer verderop en een dikke kilometer hogerop. We nemen wat left-overs van het ontbijt mee naar buiten waar Hachi op ons staat te wachten. We geven haar wat te eten en fietsen terug naar het hotel. Daar geven we haar nog wat brood en doen snel het hek dicht en springen op onze fietsen. Dag lieve schat! Een beetje bedroefd fietsen we het dorp uit, maar we weten dat dit de beste oplossing is, voor haar en voor ons.
Tijdens de beklimming naar Ushguli kijken we nog regelmatig achterom of die slimme meid ons toch nog op het spoor is gekomen, maar na een kilometer of tien weten we dat het plan heeft gewerkt. Wij hopen dat ze een definitief plekje vindt in het Mestia, vol met eten gevende toeristen…
De eerste 25 kilometer naar Ushguli zjjn prima te doen. De weg is oké en op twee beklimmingen na, niet heel steil. Onderweg komen we twee Nederlandse broers tegen die met een VW-bus naar Georgië zijn gereden. We kletsen wat en trekken verder, we dalen flink af naar een dorpje aan een rivier. De rivier heeft blijkbaar eerder verwoestend werk verricht, want de weg is helemaal weggeslagen. Er wordt volop gewerkt aan herstel van de weg en de oevers van de rivier. Bij een winkel in een container van hooguit 5 vierkante meter proberen we wat spullen te kopen voor het laatste stuk omhoog, met alleen een pakje koekjes staan we zo weer buiten. Daar worden we aangesproken door een Belgisch stel in een gehuurde 4x4 auto. Zij zijn enkele dagen met een minibus naar Ushguli gereden en waarschuwen ons voor de deplorabele toestand van de weg: het verharde deel is op veel plekken weggeslagen en het onverharde deel is vol modder, kuilen en geulen. Zij hadden het niet aangedurfd om deze weg met hun 4WD auto te doen en zijn achteraf blij dat ze dat ook niet gedaan hebben. Oké dan…
Met nog 20 kilometer te gaan komen we het laatste gehucht voor Ushguli tegen. Hier stopt ook de ‘verharde’ weg waar nog volop aan gewerkt wordt en begint volgens het serieuze klimwerk volgens het hoogteprofiel. We stoppen bij een klein wegrestaurantje voor een versterkende cola en Kubdari, een soort dubbele pannenkoek met vettig vlees ertussen. We zien een kleine teef aan de overkant van het snelstromend riviertje verwoede pogingen doen om zich van de ‘amoureuze toenaderingen’ van een 3 keer grotere reu te onttrekken. Uiteindelijk springt ze in het riviertje en wordt direct meegesleurd door de stroming. We houden ons hart vast, maar een paar honderd meter verder stroomafwaarts weet ze toch de overkant te bereiken en loopt onze richting uit. De reu blijft twijfelen of hij dezelfde hachelijke onderneming zal doen. Het teefje heeft inmiddels het restaurantje bereikt en lijkt opgelucht dat ze is verlost van haar veel te grote minnaar. Maar even later duikt de reu op; hij heeft ook de oversteek gemaakt en hervat meteen zijn dwingende pogingen om met haar te paren. Zijn komst is door de drie reuen van het restaurant niet onopgemerkt gebleven en zij geven te verstaan dat hij zich op hun grondgebied begeeft en moet opkrassen. Twee van de drie zijn kleine mormels en hij gunt ze geen blik waardig. De derde echter is een nog grotere hond die veel weg heeft van de Kaukasische herder. De verliefde reu laat zich niet wegjagen en blijft bij ‘zijn’ teefje. Wat volgt is een vreselijk gevecht tussen de twee grote honden. De verliefde reu is ietwat kleiner maar jonger en komt er schijnbaar ongeschonden vanaf en hervat zijn liefdesspel. De reu van het restaurant druipt uiteindelijk hinkend af en trekt zich terug om zijn wonden te likken. Het teefje probeert zich tussen onze fietsen te posteren om zo van het gekruip op haar rug af te zijn.
We vervolgen onze route en worden direct door het teefje misbruikt als barrière tussen haar en de reu. Dat is niet handig. Terwijl ze voor en om onze fietsen loopt houdt de reu zijn neus aan haar vot. Harry is al eens omgekieperd dat willen we niet nog eens. We stoppen en gooien water uit de bidon op de honden, gooien stenen naar de honden, schoppen en dreigen met een stok. Niets helpt. Elke keer als we weer gaan fietsen loopt de teef met de reu op haar hielen weer naast of voor ons. Na een paar kilometer gevloek lijkt dat het teefje begrijpt dat ze niet voor de fiets moet lopen en we geven onze pogingen op om van de honden af te komen. We hebben opnieuw gezelschap.
Zo rijden we Ushguli binnen. Het dorp bestaat uit vijf kerntjes die gekenmerkt worden door torenhuizen. Het ziet er bijzonder fraai en heel erg oud uit. Het dorpje is nog veel authentieker dan Mestia en veel kleiner. Hier zie je (nog) geen enkele nieuwbouw. Eerst gaan we op een terrasje zitten bij een ini-mini market en trekken een biertje uit de koelkast. Onze viervoeters wurmen zich door het hek en komen bij ons liggen. Ze zijn doodop en het teefje wordt eindelijk met rust gelaten door de grote reu. Hij heeft ons nog geen enkele keer zien staan (en fietsen), maar nu komt hij bij ons zitten en zoekt hij affectie. Die krijgt hij en we kroelen door zijn dikke vacht, totdat onze handen er zwart van zien. We willen graag de gletsjer en het bergmassief gaan bekijken dat op een korte wandelafstand van het dorp is gelegen. Het is al laat, dus besluiten we een extra dag te blijven en op zoek te gaan naar een guest house. Tussen de varkens, koeien en hun uitwerpselen duwen we onze fietsen door de smalle paadjes door het dorp.
In het eerste guest house wordt ons een kamer getoond zonder raam en we slaan die af. De gastvrouw neemt ons mee naar een vriendin, die naast haar woont en ook een guest house heeft. Daar zitten twee toeristen, die ons ’s ochtends aanspraken in Mestia. Hij heeft 7 jaar geleden dezelfde route maar dan in tegengestelde richting gefietst als onderdeel van zijn tocht van China naar Europa. Het lijkt ons leuk om hun verhalen te horen en nemen hier een kamer waarbij ook diner en ontbijt bij zit. Om 19 uur schuiven we met Graydon en Terry aan tafel. Het eten is even geweldig als de vele verhalen van die twee. Graydon is van oorsprong Canadees (en zoon van een Nederlandse vader dus spreekt ook wat Nederlands) en Terry is van oorsprong Nieuw Zeelandse. Ze wonen sinds kort in Tbilisi maar hebben zo ongeveer de hele wereld gezien en bewoond. Er komt geen eind aan hun bijzondere en super interessante verhalen.
We wandelen de volgende dag naar de gletsjer. Het is een wandeling van 8 kilometer en de route terug is gewoon omkeren. Naast de teef en reu loopt er een derde hond mee naar de gletsjer. De gletsjer is prachtig en de bergketen met de Shkhara van 5.201 meter hoog, is majestueus. Vlak na het keerpunt komen we een Italiaans stel tegen die blijkbaar “onze” honden gisteravond hebben ontmoet. Op deze honden zijn we niet verliefd geworden en we zijn blij dat de honden er voor kiezen om zich bij het Italiaanse stel aan te sluiten. Zonder honden lopen we terug naar het dorp. We merken dat we met wandelen toch ook andere spieren gebruiken als met fietsen. Vooral bij Harry “kraakt” het. Als we straks de Annapurna trail van een week of twee in Nepal willen lopen, moet er misschien nog wat getraind worden…
Later op de middag kopen we een huisgemaakte rode wijn in een PET-fles en genieten van dit wijntje bij wederom een heerlijke maaltijd in ons guesthouse. De volgende ochtend hervatten we onze reis door de Caucasus, na een echt fietsers-ontbijt met spaghetti. Eerst moeten we nog ruim 500 meter klimmen naar de pas, 9 kilometer verder. Aan de grens van het dorp zien we Anton staan, een bikepacker uit Wit-Rusland. We hebben hem al twee keer eerder gezien, in Kaishi en in Mestia, maar nog niet gesproken. Nu praten we wat en fietsen samen omhoog. Boven op de top, staat wederom geen bord met de hoogte, maar we vinden later op internet dat de top op 2.609 meter ligt. We nemen foto’s van elkaar en wisselen Instagram adressen uit.
Wat volgt is een waanzinnig afdaling, waarbij Anton duidelijk meer vaart kan nemen op zijn minimaal bepakte MTB. Na een tijdje nemen we afscheid van elkaar (maar tot aan Kutaisi komen we hem nog vele malen tegen). De afdaling vergt het uiterste van ons en onze fietsen. Modder(poelen), diepe geulen, stromend water, rotsige stenen en lossen keien gecombineerd met zeer steile stukken, maken het een bijna hachelijke onderneming. Onder het wateroppervlak van de modderpoelen kan je niet zien hoe diep het is en waar de keien liggen. Roelie kiest een keer het verkeerde spoor, komt niet meer uit haar clicks en maakt “slagzij”. Nat en vol met modder vervolgt zij haar weg.
Hoewel de afdaling steil is komen we zelden boven de 10 km/u uit en we vorderen maar langzaam. We hebben diep respect voor degenen die de pas vanaf deze kant hebben beklommen! Na een uur komen we het eerste gehucht tegen en we hopen dat de weg beter wordt, hetgeen helaas niet het geval is. De weg wordt hooguit minder rotsig, maar wel modderiger en natter. Het blijft uitkijken. Onderweg verliest Roelie haar sneakers die nog te drogen lagen onder het net van haar bagagedrager. Balen want daar wilde ze de Annapurna circuit op gaan lopen. Terugfietsen en zoeken is geen optie!
Weer een tijdje later komen we door een dorp waar druk aan de weg wordt gewerkt. We bestellen een cola en een snicker bij een dame die een winkeltje bestiert en wanhopig haar 10 overige producten probeert aan te prijzen. Ze vraagt een voor Georgische begrippen, belachelijke prijs voor de cola. Maar we willen graag even uitpuffen in haar tuintje en accepteren het feit dat we flink worden afgezet. Na het dorp is de weg over het algemeen geasfalteerd, al wordt het met regelmaat afgewisseld door modderige stukken. De weg volgt het riviertje maar moet het regelmatig hogerop de berghelling zoeken, wanneer het dal te smal wordt en dat betekent weer klimmen geblazen. Het is al laat als we in het volgende dorp Lentekhi terecht komen. We hebben onze zinnen gezet op het guest house Konstanta. Hier worden we enthousiast begroet door de bazin en haar man. Na een warme douche krijgen we de lekkerste Kubdari (met vlees gevuld brood) voorgeschoteld die we tot nu toe in Georgië hebben gegeten. We bestellen een rode wijn uit eigen tuin in (wederom) een PET-fles. Hij smaakt heerlijk, maar we denken ook dat het alcohol percentage van deze wijn wat hoger is dan te doen gebruikelijk voor rode wijn. We hebben dan ook geen enkele moeite om de slaap te vatten als we even naar 8 uur naar bed gaan.
We hebben met de lieve bazin afgesproken om vroeg te ontbijten, want er staat ons een pittige etappe naar Kutaisi van circa 90 kilometer te wachten. Ook al ligt deze stad een paar honderd meter lager, het hoogteprofiel laat een boel rollers en een paar gemene bulten zien. Het heeft gevroren die nacht en we verschijnen goed ingepakt aan het uitgebreide ontbijt.
De weg loopt nog 50 kilometer lang langs de rivier die we al 70 kilometer naast onze zijde hebben en als bergbeekje hebben zien ontstaan. Daarna verruilen we dit dal voor een naastgelegen dal dat ons naar Kutaisi brengt. Tot 8 kilometer voor de stad in de vallei houden we zicht op de besneeuwde toppen van de Caucasus. Met enige weemoed dalen we dan verder af naar de stad. Wat zijn we in een geweldig mooi gebied geweest!
In Kutaisi keren we terug naar het prima guest house waar we eerder hebben verbleven. We gunnen onszelf een beetje luxe. Daar spoelen we eerst onze fietsen, tassen en schoenen schoon en dat is hard nodig. Alles zit onder de modder. ’s Avonds zoekt Ivan ons op. Deze fietsende Engelsman en voormalig vrachtwagenchauffeur is in mei onze gast geweest via Warmshowers. Toen was hij net begonnen aan de reis via Praag naar Athene. Dat was zijn punt om terug te keren, maar hij besloot door te blijven fietsen en is vandaag in Kutaisi aangekomen. We wisselen verhalen uit en vertellen hem over onze avonturen van de afgelopen dagen in de Caucasus. Ivan twijfelt of hij daaraan wil beginnen of misschien met ons mee richting Tbilisi fietst. De volgende ochtend stuur hij ons een berichtje dat ook hij in Svaneti de bergen van op gaat zoeken. Goede keus, Ivan! Wij blijven nog een dag in Kutaisi en maken ons op voor het laatste deel van onze toer door Georgië: op naar Tbilisi.