Nog één keer de Turkse bergen in (Anatolië 5)

Gepubliceerd op 9 oktober 2018 om 22:00

In onze vorige blog hebben we geschreven dat we de route langs de Zwarte Zee hebben verlaten en er voor gekozen hebben om nog een keer het binnenland van Turkije in te trekken: terug de bergen in. Het is een goede keuze geweest! In dit deel van Turkije zit je vanaf de kust binnen enkele tientallen kilometers tussen bergen van meer dan 4.000 meter hoogte en raak je niet uitgekeken op de vele prachtige uitzichten en natuurschoon. De noordelijke bergflanken zijn dicht bebost, de zuidelijke bergflanken zijn dun begroeid en laten de meest spectaculaire rotsformaties zien. In de bergen is de Turkse regering druk bezig met miljarden kostende megaprojecten, met name op het gebied van infrastructuur (tunnels) en in de dalen op het gebied van waterkracht (stuwmeren). Dorpjes zijn zeer dun bezaaid, stadjes tref je nog minder aan. Enkele dorpen zijn bovendien verdwenen onder de waterspiegel van een stuwmeer.

 

Het laatste deel van onze route door Turkije is het pittigste, maar tijdens al dat gezwoeg kijken we onze ogen uit. Wat is dit land toch mooi! Aan de andere kant hebben we ook heel veel zin in Georgië! Turkije heeft maar twee officiële grensovergangen met Georgië. Eén langs de kust naar Batumi, een heel drukke weg vol met vrachtverkeer, en één in het hooggebergte ten noorden van de Turkse stad Ardahan. Door weer de bergen in te trekken, kiezen we er voor om via deze tweede grensovergang Georgië binnen te fietsen.

 

De eerste echte uitdaging in de bergen is er meteen een van de buitencategorie: de top van Ovit Dagi op 2.640 meter hoogte. We zijn op deze reis pas twee keer boven de 2.000 meter geweest: de Timmelsjoch (2.509 m) in Tirol-Oostenrijk en de Jaufenpas (2.009 m) in SüdTirol-Italië. Deze berg beklimmen we echter vanaf zeeniveau!

 

De eerste 500 meter op de D-925 hebben we al overbrugd tot aan het dorpje Ikizdere. Nu staat ons de etappe te wachten waarbij we 2.140 stijgingsmeters in onze benen krijgen. We hebben tot nu toe nog nooit zoveel stijgingsmeters in één dag gefietst. Daarbij komt kijken dat we tijdens vorige fietsavonturen onze fietsen niet zo zwaarbeladen hebben als voor deze tocht rond de wereld (naar schatting sleuren wij allebei zo’n 20 kilogram aan bagage mee). We zullen zien hoe ons dat vergaat.

 

De beklimming is lang (36 km) en best pittig. We komen niet verder dan de eerste versnelling. We blijven het riviertje İkizdere Çayı volgen dat naarmate we stijgen grilliger, ruwer, maar ook natuurlijk smaller wordt. Om ons heen zien we natuurpracht, vele watervallen en dit keer, voor naar Turkse maatstaven, weinig zwerfafval. Hier en daar zien we dat er volop gewerkt wordt aan een upgrading van de D-weg, naar een vierbaans weg: er worden veel tunnels aangelegd en op iets van 2.000 meter hoogte zien we de contouren van een mega-tunnel voor ons opdoemen: Ovit Tüneli, een meer dan 14 km tweebuizige tunnel. We staan er van te kijken dat in deze D-925 zoveel wordt geïnvesteerd: er is namelijk nauwelijks verkeer.

 

We laten deze tunnel echter links (of in dit geval rechts) liggen, want we willen de echte top bereiken. De weg van de tunnelmond naar boven is echt belachelijk steil. Voordat we ons hieraan wagen, worden we geroepen door een jongeman met bouwhelm op: “I know you, I have seen you on Instagram!”. Het blijkt dat deze jonge ingenieur uit Erzurum een goede vriend is van Ahmet, waar we vanochtend mee ontbeten hebben. Hij wenst ons, al wijzende op de steile weg voor ons, good luck.

 

Met grote moeite ploeteren we het steile stuk van circa 15% omhoog, Harry meldt dat we een “laagte-record” breken: 3,5 km/u! De tunnel ligt al diep onder ons als het stijgingspercentage weer naar een acceptabele 9% zakt. We zitten al ruim boven de boomgrens en de toppen van de 3000+ bergen omgeven ons. Wat een pracht en macht. Hier en daar zien we nog een paar boerenhuisjes gegroepeerd met daarom kleine moestuintjes en weitjes met een stenen omwalling. Koeien lopen her en der rustig te grazen. Op de weg komen we nog maar zeer sporadisch een auto tegen, de inzittenden zwaaien naar ons of steken een duim omhoog. Een enkeling stopt en roept ons (denken wij) bemoedigende woorden toe in het Turks. We genieten volop, maar achter ons pakken zich echter donkere wolken samen en na een tijdje begint het te donderen. We laten onze getergde beenspieren nog een tandje bijschakelen: een paar kilometer voor ons wacht de top (hopelijk staat er een bordje met de hoogte!) en daarna kunnen we 36 kilometer lang naar beneden suizen. Misschien lukt het ons zonder een nat pak op te lopen. Het gedonder neemt toe en de wind trekt stevig aan en blaast ons naar de top. Achter ons is het inmiddels helemaal zwart.

 

Bovenaan zien we inderdaad een bord dat de top markeert. Snel stoppen we voor een selfie, waarbij we met moeite van onze grimas een glimlach proberen te maken. We checken niet eens of de foto gelukt is; de wind trekt aan tot een storm en we beginnen snel aan de afdaling. Het begint te regenen, maar het is de storm die ons dwingt te stoppen. Het is niet meer te houden, ook de koeien raken van streek en rennen richting een dorpje waar ze hun stal opzoeken. De dakbeplating van menig schuurtje zoekt inmiddels een bestemming een paar honderd meter verderop en een vrachtwagen met hooi onder een groot zeil verliest een deel van zijn lading.

 

Het is niet meer verantwoord om op de fiets te blijven zitten. Dat lukt ook niet, want de wind blaast ons van de weg. Het dorpje ligt te ver van de weg. We stoppen bij een bouwvallig boerderijtje en proberen in de luwte van het gebouw meer kleren aan te trekken: beenstukken, winterhandschoenen en onder de regenjas nog een winterjas. Voor Harry’s vingers is het te laat: hij is alle gevoel kwijt. De boerin komt kijken wie die vreemde snoeshanen zijn, die zich tegen haar huisje aanvlijen, en begint volop te brabbelen tegen Roelie en haar over haar bol te aaien. Inmiddels lijkt de storm wat te gaan liggen en we gaan als twee michelinmannetjes weer verder naar beneden. Maar na de storm komt de hoosbui (en de echte kou) en een kilometer verder moeten we weer beschutting zoeken, ditmaal onder de veranda. Ondanks de dikke kleding krijgen we het steeds kouder. We moeten verder en zodra het iets minder lijkt te regenen gaan we weer verder met de afdaling. Harry heeft zonder gevoel in zijn handen het idee dat hij zijn stuur niet meer vasthoudt. Krampachtig probeert hij zijn vingers om de remmen te krommen.

 

Even verderop zien we de mega-tunnel uit de bergflank tevoorschijn komen. Toch neemt het verkeer niet toe; maar af en toe zien we een auto. Het begint weer harder te regenen als we bij een hutje aankomen dat iets lijkt te verkopen. De daar aanwezige twee mannen reageren direct op de verkleumde figuren, die het winkeltje binnen strompelen: thee wordt gezet, de kachel wordt aangemaakt en stoelen worden bij de kachel gezet. Een uur en ieder vier thee later zijn we voldoende opgewarmd om de vierde poging te wagen om de afdaling af te ronden. Het is al aardig schemerig als de meest prachtige rotsformaties aan ons voorbij schieten.

 

Het is donker als we in Ipsir aankomen, een goedkoop hotelletje uitzoeken en de welkome warme douche opzoeken. Met een trots gevoel zoeken we daarna snel het bed op. Als we de dag erna opstaan schijnt de zon alsof er de vorige dag niets gebeurd is. Vandaag staat een etappe naar Yusufeli op het programma. Ongeveer 80 kilometer door het dal van de rivier Çoruh. We volgen wederom een D-weg, maar behoudens de eerste 10 kilometer had het ook een achterafweggetje kunnen zijn.

 

Het dal is van een uitmuntende schoonheid. De bergen zijn maar dun begroeid, maar de rotsformaties zijn imposant. Je voelt je zo klein tussen deze reuzen. Halverwege de tocht stroomt het riviertje een smal maar langgerekt stuwmeer in en worden wij gedwongen om naar een nieuw aangelegde weg te klimmen hogerop op de berghelling. De weg is nieuw maar al op vele plaatsen zwaar beschadigd door steenlawines en vallende rotsblokken. Nadat we de stuwdam hebben gepasseerd gaan we naast het riviertje zitten om te lunchen. We krijgen thee van twee vissers, die ons vragen om even op de gevangen vis te passen. Geen probleem, maar na een minuut besluiten twee vissen uit de plastic zak te springen en moeten we in actie komen om de gladde jongens weer terug in het zakje te stoppen. Een visser gooit ons nog vanuit de rivier een gevangen vis toe. Die gaat ook in de zak.

 

Na te hebben bedankt voor nog een thee, vervolgen we onze weg naar Yusufeli. Het weggetje wordt steeds smaller en kronkelt langs machtige rotsformaties. Er woont hier bijna niemand en er is nauwelijks verkeer. Wat een rust en schoonheid! Op 10 kilometer van Yusufeli komen we weer meer verkeer tegen, maar het D-weggetje blijft haar plattelandskarakter houden.

 

Yusufeli met bijna 7.000 inwoners ligt te midden in dit zeer dunbevolkt gebied, maar is zelf een en al charmante chaos. Iets wat we vaker hebben gezien in de wat grotere plattelandsdorpen in Turkije. We zoeken naar een pension, maar dat blijkt ver buiten het dorp te liggen en niet op de plek wat GoogleMaps ons had beloofd maar waarschijnlijk op de plek die Maps.me aangaf. Een paar dorpelingen verwijzen ons naar hotel “Barcelona”, maar dat ligt ook buiten het dorp en lijkt ons prijzig. Uiteindelijk komen we terecht in een shabby “hotel” Baraka, waar we voor omgerekend € 8 een shabby kamer boeken.

 

De volgende ochtend staan we al om 7 uur voor het restaurant waar we gisteravond heerlijk hebben gegeten. In tegenstelling tot wat de eigenaar ons had gezegd is de zaak dicht. Geen probleem, we maken wel zelf een ontbijtje. Op een klein dorpspleintje vinden we een winkeltje dat open is. We kopen wat tomaten, ayran (zoute drinkyoghurt), kaas en ekmek (brood) en eten het op een bankje onder nieuwsgierige blikken (zoiets van: ik zag twee europeanen in vreemde kleren een broodje smeren…) op. Alweer gonst het dorp van de bedrijvigheid en levendigheid. Heerlijk om te zien.

 

We vervolgen onze weg langs de rivier Çoruh. Vandaag fietsen we naar Artvin, een grotere stad, wederom iets van 80 kilometer verderop. De schoonheid van het dal dat we gisteren hebben gezien, wordt gewoon voortgezet: een snelstromend riviertje dat zich een weg baant in een smal dal met prachtige rotsformaties.

 

Na een kilometer of tien worden we een stoffige tunnel ingestuurd en zien we enorm veel bouwverkeer. Als we uit de tunnel komen zien we waarom; er wordt een dam gebouwd. Later op de avond, als we op internet informatie opzoeken naar de verschillende stuwmeren op onze route, lezen we dat deze dam een stuwmeer zal creëren dat Yusufeli onder de waterspiegel laat verdwijnen. Niet te beseffen als je net nog te midden van dat levendige dorp hebt gestaan: al die mensen, al die gebouwen, al die winkeltjes: straks weg en alleen in de herinnering van bijna 7.000 mensen voortlevend…

 

Direct na de in aanbouw zijnde dam begint een volgend stuwmeer en we worden gedwongen om van de stoffige tunnelbuis naar een volgende tunnelbuis te klimmen, circa 100 meter hoger. Het stijgingspercentage ligt ruim boven de 10 procent en al snel worden onze vestjes uitgedaan. Wat volgt is een traject van 70 kilometer met misschien wel meer dan 40 nieuw aangelegde tunnels.

 

De weg door het dal is er namelijk niet meer, die ligt onder water, net als een paar dorpjes. Door het stuwmeer moet er nieuwe infrastructuur worden aangelegd, hogerop tegen de bergflanken. In dit geval was men door de grilligheid van deze bergen en rotsen gedwongen die tientallen tunnels aan te leggen. We schatten dat we van die 70 kilometer ongeveer 50 kilometer door tunnels afleggen. Wat zijn we blij met het extra felle knipperlicht dat we hebben meegenomen al is er erg weinig verkeer. Tussen de tunnels door kunnen we af en toe een blik op het stuwmeer werpen.

 

Het waterpeil staat laag: aan de bergflanken kunnen we zien dat het zeker 15 meter lager staat dan het peil in de lente. Opeens zien we een minaret van een moskee boven de waterspiegel uittorenen. Het is/was de moskee van het verdronken dorp Narli. De minaret is weer zichtbaar geworden door het lage waterpeil (later lezen wij dat dit voor de eerste keer is sinds 5 jaar, sinds het vollopen van het stuwmeer): mooi en naargeestig tegelijkertijd. Het maakt het besef dat Yusufeli er op een paar jaar ook niet meer zal zijn, nog tastbaarder.

 

Het stuwmeer loopt tot Artvin, waar het door een imposante, 249 meter hoge stuwdam, (hoger dan de beroemde Hooverdam) wordt tegengehouden. Door de tunnels wordt ons een blik op de dam ontnomen, maar we weten dat we morgen aan de andere kant van het stuwmeer weer de bergen worden ingestuurd, dus dat komt goed. Eenmaal uit de tunnels en voorbij de dam volgt de afdaling naar Artvin.

 

Tijdens de afdaling kunnen we een eerste blik werpen op Artvin. De stad ligt inderdaad aan de rivier Çoruh, maar het is tegen een steile berg aangebouwd en als we ons niet vergissen, lijkt het dat het centrum zo’n paar honderd meter hogerop ligt…. Neeee! We hebben al genoeg geklommen! We zijn moe! Maar we worden gedwongen om verder af te dalen tot aan de rivier. Even lijkt het er op dat we meteen aan de rivier een hotelletje kunnen scoren: Harry informeert ondanks de vage aanduidingen aan de gevel (bar/disco met het silhouet van een pinup-girl) of er een kamer vrij is. “Fully booked”, zegt de eigenaar. Harry gelooft er geen snars van, maar heeft inmiddels wel gezien dat dit geen plek is voor een fietsend stel op zoek naar een bed. Er zit niets anders op dan de klim naar het centrum van Artvin, volgens Maps.me ruim 300 stijgingsmeters binnen 3 kilometer, oftewel gemiddeld 10% door het stadje. Wellicht komen we eerder nog een hotelletje tegen? Niet dus; we ploeteren ons een weg naar boven en trotseren in de brandende middagzon circa 15 haarspeldbochten en uitlaatgassen van voortkruipende vrachtwagens. Daartussen krioelen de ontelbare minibusjes, die mensen vervoeren van beneden naar boven en visa versa. Bijna een uur later vallen we ons, kletsnat van het zweet, elkaar in de armen. We staan voor het sjieke Grand Artvin Hotel. Een kamer kost iets van €42, veel te veel voor ons budget, maar we vinden dat als we het een keer verdiend hebben, dat moment nu wel is aangebroken.

 

De volgende ochtend staan we weer vroeg op de pedalen voor de etappe naar Şavşat. Het hoogteprofiel laat twee uitdagende beklimmingen zien in de 75 kilometer, die we moeten afleggen: ene aan het begin en ene aan het eind. Maar eerst natuurlijk… in 3 km 300 meter door het stadje terug naar beneden. Tijdens de afdaling roepen we naar elkaar: “hebben we dit echt gisteren omhoog gefietst?”

 

Eenmaal het riviertje overgestoken begint de eerste beklimming van ongeveer 15 kilometer die ons steeds hoger langs het stuwmeer voert. We krijgen zoals verwacht een prachtige zicht op de mega Deriner dam en later op het stuwmeer daarachter. De omvang is gigantisch (zie de aflevering van 'Building things bigger' - Discovery channel over de bouw van de dam).

 

Na de klim en het afdalen langs een van de zijtakken van het stuwmeer, wordt uiteindelijk de weg van mindere kwaliteit en smaller en bereiken we het einde van het stuwmeer. Een snelstromend riviertje komt uit een kloof naar beneden en stort zich in het stuwmeer. Dit riviertje zullen wij volgen tot aan Şavşat. Als we door de kloof fietsen langs het ruige riviertje, beseffen we ons dat, hoe mooi een blauwgroen stuwmeer tussen hoge en steile bergflanken ook is, dit vele malen mooier is. Als we later tijdens onze lunch dan ook nog eens drie otters vrolijk spelend en zwemmend door het bruisende water zien, beseffen we dat er heel wat natuur wordt opgeofferd voor de elektriciteitsvoorziening. De kloof zelf is wederom van een ongekende schoonheid, het weggetje er doorheen is smal met nauwelijks verkeer. Ook hier geen dorpje te bekennen.

 

Alweer worden de wolken boven ons donkerder en donkerder. We weten dat de laatste kilometers naar Şavşat behoorlijk steil zullen zijn en hopen dat we het stadje kunnen bereiken voordat het zal gaan regenen. Dat is ons bijna gelukt; twee kilometer voor het stadje begint het te regenen.

 

We gaan bij een minimarket onder een grote parasol zitten en trekken de regenjassen aan. De temperatuur holt achteruit en de handschoenen en mutsen worden uit de tassen opgediept. In Şavşat bruist het weer zoals in andere grote dorpen en kleine stadjes. Het blijft bijzonder na een dag door een vrijwel onbevolkt gebied te hebben gefietst, dan in een centrum te komen waar iedereen buiten op straat is (ook als het regent). In het stadje is één hotel, maar dat heeft een bedenkelijke uitstraling en reputatie. We besluiten nog 5 kilometer verder te klimmen naar het Green Valley Otel. Ondertussen kopen we voor de avond een paar biertjes bij een Tekelshop, die in Şavşat wel heel erg klein is. Hier blijf je buiten staan en moet je door een loketraampje je bestelling plaatsen. Zoals altijd wordt het bier een zwarte plastic zak gestopt: niemand mag zien dat je alcohol hebt gekocht (terwijl de winkel niets anders verkoopt op een zak chips na).

 

Bij het hotel aangekomen zien we dat Roelie in de laatste meters een lekke band heeft opgelopen. Wat een geluk dat dit niet een paar kilometer eerder is gebeurd: het regent steeds harder en de temperatuur blijft dalen. Het restaurant van het hotel is echter dicht; het hoogseizoen is voorbij. Met handen en voeten proberen wij te vragen of we niet iets te eten kunnen krijgen of iets kunnen bestellen dat vanuit het dorp naar het hotel wordt gebracht. In geen geval gaan we nog eens terug naar beneden (en vooral niet weer naar boven). We zijn dan ook heel dankbaar dat het hotel voor ons een tafeltje vrijmaakt en belooft een stoofpotje met brood klaar te zullen maken. Alweer gered!

 

De weersverwachting voor de volgende dag is allerbelabberd: veel regen en heel koud. We zitten hier op ruim 1.300 meter hoogte en de volgende etappe brengt ons nog eens 1.100 meter hoger. Geen fijn vooruitzicht en zeker ook geen uitzicht. De dag erop zal het weer beter zijn. We besluiten daarom een dagje extra te blijven en een flink things to do-lijstje af te werken: band plakken, sokken en jas Harry naaien, blog bijwerken, filmpje Turkije maken, persoonlijke verzorging, om maar een paar zaken op te noemen. ‘Gelukkig’ komt de weersvoorspelling uit: het regent, het is koud en als we naar de berg boven ons kijken zijn we blij dat we daar niet fietsen. Het actielijstje wordt keurig afgewerkt en op het einde van de middag is het tijd om een paar boodschappen te gaan doen in Şavşat, weer een paar honderd meter bergafwaarts. Eenmaal teruggekomen in het hotel merkt Roelie dat haar zadeltasje open staat en de handige multi tool ontbreekt. Die zijn we onderweg verloren is de constatering. Wat volgt is een zoektocht van een uur lang in de regen weer richting het stadje, maar het gereedschapsding wordt niet meer terug gevonden. Wij verwachten dat we dit belangrijke en onmisbare stukje gereedschap pas weer in Kutaisi of Tiblisi in Georgië kunnen kopen. Niets aan te doen en zoveel hebben we hem ook nog niet nodig gehad, toch?

 

De dag erop verdwijnen de laag hangende wolken snel voor de zon en worden de ons omliggende toppen zichtbaar. Het is wel nog steeds koud, circa 5 graden. Warm gekleed beginnen we aan de beklimming die ons naar de pas ‘Cam Gecidi’ brengt, op 2.470 meter hoogte. Al na enkele kilometers zien we een geit met een pas geboren lam. 

 

Halverwege de klim komen we langs een dorpje met houten huisjes en hutjes van zinken platen. Mannen langs de weg roepen ons toe dat aan het eind van het dorp cay (thee) is te krijgen. We stoppen voor een pauze en ontmoeten de eigenaar en zijn vriendin. Hij praat goed Engels en we kletsen wat af. Dit dorp (en nog een vergelijkbaar dorpje hoger op de top) wordt alleen in de zomer bewoond, in de lange winter trekken de mensen (en hun vee) terug verder het dal in. Alleen deze man blijft in zijn theehuis zitten, want de weg blijft het hele jaar door open.

 

We blijven iets te lang plakken en gaan dan verder omhoog. De route is weer eens adembenemend mooi. Op de bergen staan de bomen in wit gehuld van de nachtvorst te dampen en op de verderop hooggelegen toppen ligt sneeuw. We komen grote kuddes geiten tegen die dik in hun vacht zitten. Iedereen toetert en zwaait naar ons. Van de mensen in een volgepakte tegenmoet komende bus krijgen we een vet applaus.

 

De top ligt op een kale hoogvlakte, waarbij we opmerken dat de vlakte niet echt vlak is. Het blijft flink klimmen om bij dat zo geliefde bord aan te komen met ‘Rakim’ want dat is het hoogste punt en dan mag de welverdiende afdaling beginnen. Deze keer vinden we het bijna jammer dat er een einde aan is gekomen. Zo mooi! We lunchen op de top en een daar bedelende en broodmagere straathond krijgt van ons voldoende sympathie om een beetje mee te lunchen. Het is nou niet dat je denkt de beste plek als straathond.

 

Tijdens de afdaling zien we dat we in een totaal ander landschap terecht zijn gekomen dan dan voor de top. Geen boom, geen berg, geen groen gras, geen geit meer te zien. We dalen af in een eindeloze wereld van het steppe landschap. Het lijkt ons een hardere wereld en we denken dat we dat ook enigszins zien in de mensen die we treffen. De grenzeloze hartelijkheid lijkt hier toch verborgen te zijn onder een wat norsere houding.

 

Het stadje Ardahan ziet er niet uitnodigend uit en laten we onbezocht aan ons voorbij gaan. We stoppen bij een tankstation langs de weg voor een pauze en worden daar geconfronteerd met een politie en leger blokkade. Tot dusver waren er wel zogenaamde traffic controls, maar dit heeft een meer serieuze uitstraling. Die gaan we tot aan de grens met Georgië nog vaker tegenkomen.

 

Vanaf Ardahan kunnen we kiezen tussen de spiksplinternieuwe hoofdweg waarover het nog 31 kilometer fietsen is naar Hanak of voor de shortcut van 21 kilometer. Als we op de kruising staan zien we dat de shortcut ook een prima asfaltweg is en kiezen dan ook daarvoor. Al erg snel (en weer een controle post verder) verdwijnt het asfalt onder onze wielen. De gravel is nog niet zo erg totdat ook weer erg snel de weg vrij steil omhoog gaat en de gravel toch wel grote nare lossen stenen kent.

 

Harry gaat in een eerste haarspeldbocht onderuit en we bedenken ons dat de shortcut misschien we een slechte keuze is geweest maar gaan toch vrolijk verder. Het is namelijk een route waaraan bomen staan en die al flink in de herfstkleuren verschieten. Veel kunnen we er niet naar kijken. De weg verdient uiterste concentratie en techniek.

 

Het is bijna donker als we door de hoofdstraat van Hanak fietsen op zoek naar het politiebureau. Niet omdat we aangifte willen doen van de vermiste multitool, niet omdat Harry door de slechte conditie van de weg is omgevallen, maar omdat onze Warmshowers host Cuneyd een politieagent is en heeft gezegd dat we op het bureau naar hem moeten vragen. Op de hoofdstraat staan we even stil om op GoogleMaps te bekijken waar het bureau zich bevindt, als we worden aangesproken door een man op een fiets; “are you looking for the police station? I am Cuneyd, Hos geldin”. Yes! Evet!

 

In het lekker verwarmde politiebureau treffen we een gezellige club politiemannen aan een in controleruimte, maar snel worden we doorgeleid naar de ontspanningsruimte waar ons thee wacht en een voetbalwedstrijd op TV. De politiemannen zijn al een beetje vertrouwd dat er af en toe een gekke wereldfietser bij Cuneyd aanklopt voor onderdak, maar toch blijft de verbazing groot dat mensen zo’n lange afstand per fiets afleggen. Cuneyd fietst echter zelf ook aardig wat af op de dagen dat hij vrij heeft, op een heuse Hollandse Santos!

 

Cuneyd woont in hetzelfde gebouw als het politiebureau, vier etages hoger. We kunnen heerlijk warm douchen en krijgen een lekkere en voedzame maaltijd voorgezet. Hij heeft last van migraine en duikt al vroeg zijn bed in. Wij ook. We willen de volgende dag naar Georgië. 

 

In het eerste dorp na Hanak verdrijven we de kou uit ons lijf met een tosti. Die valt zo goed dat we er nog maar één bestellen. Daarna volgt een wat vlak stuk gevolgd door een 7 kilometer lange klim naar de pas. Na anderhalve kilometer klimmen kreunt Harry luid dat we een probleem hebben. Roelie’s achterband staat half leeg en om die te plakken of te wisselen hebben we een inbussleutel nodig van de multitool die we verloren hebben. We pompen de band op en fietsen een paar honderd meter en pompen weer op en fietsen weer een paar honderd meter en we pompen weer op en gaan uiteindelijk lopen. Ook bij het lopen stoppen we elke 200 meter om de band op te pompen. Een helemaal lege band is namelijk best zwaar duwen.

 

We willen proberen om een pickup of bestelbus aan te houden om een lift te krijgen naar het volgende stadje Posof maar het is zondag en er is bijna geen verkeer. De verlossing komt vlak voor het hoogste punt van de pas. Een Chinese man op wereldreis stopt zijn auto die volgeplakt is met stickers en zoekt in de wagen en dakkoffer totdat hij na dik een kwartier het juiste inbussleuteltje vindt. De band is daarna snel vervangen maar het is gruwelijk hard aan het waaien en ondanks het fijne zonnetje wordt het onze Chinese vriend te koud. Hij laat het sleuteltje bij ons achter en wij maken de klus af. We gaan Georgië niet meer halen vandaag, maar we kunnen wel weer fietsen!

 

De chinees laat een dikke fles georgiaans bier bij ons achter en die willen we eigenlijk wel aanbreken maar ook wij vinden het wat fris aan de top. We dalen af totdat we bij een drinkwaterbron worden halt geroepen door twee mannen. Die scheuren stukken warm gegrilde kip af en nodigen ons uit om mee te eten. De ene man komt uit Azerbeidzjan en drinkt (een beetje verdekt) een pilsje bij z’n gegrilde kippetje. Wij breken de pot bier van de Chinees aan. Al snel stoppen er meer auto’s bij de bron en voelen we ons toch wat ongemakkelijk met het bier in dit nog net islamitisch land.

 

Als we volgegeten zijn en de mannen opdoeken, zetten we het restje bier in de afvalcontainer en maken de afdaling naar Posof af. Posof zelf ligt helaas een stukje hoger de berg op en de weg er naar toe is met een niet erg fietsvriendelijke helling aangelegd. We zijn blij als we boven in de hoofdstraat komen en bij een spotgoedkoop hotel inchecken. Toch nog een nachtje extra in Turkije!!

 

O ja, hoe zit het nou met dat pakketje met contactlenzen dat al 5 weken lang zijn weg naar ons probeert te vinden? Cuneyd uit Hanak heeft het pakket van Ramazan uit Osmancik ontvangen en we nemen het blij in ontvangst: eindelijk! Harry trekt in het badkamertje in Posof opgetogen het pakket open en doet (op de 100e dag van onze reis) nieuw perfecte contactlenzen in. De ontsteltenis is groot als hij vervolgens niet zo scherp ziet. Sterker nog, hij ziet zelfs heel wazig. Als we de doosjes checken blijken we destijds in juni een domme fout te hebben gemaakt en + in plaats van - hebben besteld. De oude lenzen worden dus maar weer uit de prullenbak gehaald. In Georgië verkopen ze wellicht contactlenzen zonder doktersverklaring. 

 

De grens met Georgië is 14 kilometer verderop en tussendoor mogen we nog aardig klimmen. Dat hadden we waarschijnlijk zonder de lekke-band-misère ook niet gehaald. Bij de grens aangekomen is er slecht 1 wachtende voor ons. Een vermoedelijk Armeens gezin krijgt van de Turkse politieagent geen doorgang en al met al staan we dan toch wel even lang te wachten voordat wij Turkije mogen verlaten. De beambte van de paspoortcontrole van Georgië is een joviale man die geïnteresseerd is in onze reis. Na zijn gemoedelijke ontvangst volgt nog een wat formelere controle van onze bagage op drugs. Hij kijkt in wat tassen (voor de eerste keer tijdens onze reis trouwens) en laat ons dan toch ook vriendelijk door. En dan laten we Turkije echt achter ons. Het zit erop. Wat een fantastische tijd hebben wij gehad in Turkije! Hello Georgia!!!