GEVEN staat centraal in het boeddhisme en wordt gezien als een belangrijke factor voor geluk. Geven aan een monnik levert zijn zegening op. Ook in Laos lopen de monniken ‘s morgens rond om eten te verzamelen van de bevolking in de omgeving van de kloosters; een ritueel dat we dagelijks tegenkomen sinds India. Hier in Luang Prabang schijnt het geven aan een monnik op een andere manier te gebeuren dan wat we tot nu toe gewend zijn. Vlak voor zonsopgang lopen de monniken in een rij achterelkaar een vaste route door het oude centrum en de lokale mensen knielen langs de route en bieden de monniken eten aan. Het zou echt een bezienswaardigheid zijn. Om half 6 ‘s ochtends gaat bij ons de wekker af om het ritueel te bekijken. We zijn helaas net wat te laat. De optocht van een dozijn monniken neemt net de laatste offers in ontvangst en de reeks lage krukjes langs de kant die bedoeld zijn voor vooral toeristen worden alweer opgestapeld door verkopertjes die nog wel proberen ‘sticky rice for the monks’ aan ons te slijten. Het is nog steeds donker als we lacherig teruglopen naar ons guesthouse. Laat maar zeggen dat onze verwachtingen wat hoger lagen. We zetten een denkbeeldig vinkje achter deze ‘must see’ in Luang Prabang.
‘s Avonds kunnen we nog twee vinkjes zetten. We doen een drankje bij Utopia, een populaire lounge-plek aan de rivier en we bezoeken de night market waar vooral veel souvenirs te koop zijn. Helaas verkopen ze geen slippers. Die van Roelie zijn na jaren trouwe dienst onlangs gesneuveld. We besluiten nog een extra dag in Luang Prabang te blijven om slippers te shoppen en nog wat te relaxen. Het blijkt nog best lastig met haar programma van eisen voor de slippers: lichtgewicht, stevige zool in verband met de karteltjes van de pedalen en maat 40. Vooral dat laatste blijkt een probleem omdat Laotiaanse dames met maat 40 simpelweg niet bestaan. Maar we vinden ze uiteindelijk wel bij een kapsalon annex schoenenzaak; laten we zeggen dat mannen deze slippers ook kunnen dragen.
We merken dat we een bijzondere haat-liefdeverhouding ontwikkelen voor toeristische hotspots zoals het nu aanstaande Luang Prabang. Je hoort erover en neemt het op in de route omdat je het niet wilt missen. Hoe dichterbij we komen hoe meer we erover horen en lezen en dan gaat het ons gigantisch tegenstaan en willen we er liever met een grote boog omheen fietsen. Het is voor ons moeilijk te verklaren waar dat vandaan komt; feit is wel dat we onszelf niet als toeristen zien, maar als reizigers. Feit is ook dat we de toeristische centra toch bezoeken en dat we het uiteindelijk meestal niet walgelijk vinden, maar zelfs best prettig. In een toeristisch oord lukt het je om als reiziger ‘onzichtbaar’ te zijn en dat is soms best lekker. Toeristische trekpleisters kennen een aantal prettige faciliteiten: een guesthouse heeft een normaal toilet, een wastafel en handdoeken; er is iets van een supermarkt met een breder assortiment; her en der spreekt men een woordje Engels; en er is eens iets anders te eten dan rijst of noodles, in Luang Prabang bijvoorbeeld een vers gebakken stokbrood, kaas en salami!! Ons gehemelte is aan gort maar wauw wat lekker weer eens! Als we eerlijk zijn, kost het zelfs een beetje moeite om de reis weer voort te zetten na een paar dagen de toerist uithangen, maar dan zeggen we tegen elkaar "#getoutthere!!!"
Ongeveer 30 kilometer onder Luang Prabang liggen de Khuang Si watervallen, naar verluid de mooiste watervallen van heel Zuid-Oost Azië. Die mogen we natuurlijk ook niet overslaan. We hebben gehoord dat we er kunnen kamperen en dat we daarna zuidwaarts langs de Mekong verder kunnen fietsen al schijnt deze weg een onverhard karrenspoor te zijn. We maken daarom geen daguitstapje van de watervallen, maar checken uit en bepakken de fietsen weer. Op weg naar de watervallen worden we ingehaald door menig chique wit busje, open pick-up bus, motor en scooter, allemaal gevuld met toeristen. Elke keer als er ene voorbij komt, worden we een klein beetje meer chagrijnig. We hadden op ons netvlies dat door vroeg te vertrekken we de watervallen voor onszelf zouden hebben. Pas ‘s middags zouden de tourtjes met toeristen vanuit Luang Prabang vertrekken, toch? Dat dachten waarschijnlijk meer mensen en die zijn nu allemaal al onderweg en zijn ons voor.
Zodoende ontstaat een rimpel in ons stressloze leven. Wat wordt nu ons plan? Roelie accepteert gelaten een nieuwe projectie op haar netvlies met vele toeristen en denkt na een kort bezoek door te fietsen over het karrenspoor. Misschien halen we het dorpje na 50 kilometer stoffig zand en anders gaan we wildkamperen langs de weg. Harry wil òf direct al doorfietsen òf kamperen in de buurt van de watervallen en pas aan het eind van de middag of heel vroeg de volgende ochtend naar de waterval. De fase van onderhandelen kan beginnen, een spel dat we beide goed kennen en leuk vinden om te spelen. We houden beide een vurig pleidooi en komen tot een (voor de hand liggend) compromis: we gaan naar de watervallen en kamperen dan in de buurt. Mocht het echt zo mooi zijn, maar ook te druk, dan kunnen we aan het eind van de middag of de volgende ochtend nog een keer gaan.
Op het parkeerterrein spreekt een jongen ons aan die fly-ert voor een nabij gelegen vlindertuin die is opgezet door een Nederlands stel. Hij tipt ons om door te klimmen naar boven waar je fijn kunt zwemmen en lunchen en hij tipt ook over een kampeerplek bij de Keo waterval zo’n 500 meter stroomafwaarts. We krijgen er al wat zin in en sluiten in de rij aan om entreekaarten te kopen. De watervallen zijn inderdaad prachtig en omdat er heel veel verschillende niveaus zijn, is het helemaal niet zo druk. We kleden ons snel om en springen het water in. Wauw we zijn in het paradijs beland!
Bij de hogere watervallen, op het zevende niveau, lijkt of voelt het alsof we zo ongeveer aan het eind van het paradijs zijn gekomen. We vragen aan een stel, dat net van de in de rotsen uitgehakte trap naast de waterval af komt of het de moeite waard is om naar boven te klauteren. Ze adviseren niet te gaan, maar ze zijn, alleen voor het uitzicht, aan de rechterkant omhoog geklauterd. Met de tip van de vlindertuinman in ons achterhoofd besluiten we aan de linkerkant naar boven te klimmen en het restaurantje daar op te zoeken. Eenmaal boven blijkt het nog drie kilometer lopen naar het restaurant over een redelijk vlak weggetje door de jungle. We komen nog maar een handvol toeristen tegen. We zijn nieuwsgierig genoeg om door te wandelen maar met elke stap bekruipt ons het gevoel dat we een teleurstelling gaan aantreffen na die wonderschone watervallen beneden. Maar wederom verrast ons de plek waar we belanden. Het eerst zien we een man met een retro-hippie blouse (en kapsel), die aan het balanceren is over een boomstam boven het water met een fles bier op zijn hoofd. Langs de waterkant staan her en der verspreid wat tafels. Er hangen een paar hangmatten en er zijn maar hooguit tien mensen. Het water is kraakhelder en het vormt de bron van de watervallen die we net hebben gezien. We duiken het zoete, zachte water in, slingeren als Tarzan en Jane aan een touw en proberen te balanceren over de boomstam wat ons een stuk minder goed afgaat dan de hippie. Hoe perfect kan het leven zijn? Dit is ultiem tot de macht twee en dan in het kwadraat.
Als we uren later afdalen zien we dat het bij de watervallen een stuk drukker is geworden en dat het aandeel Aziatische (waarschijnlijk Chinese) toeristen flink is toegenomen. We proberen de vele selfie-sticks te ontwijken en gaan op zoek naar die andere tip van de vlindertuinman: de kampeerplek. We fietsen die plek eerst voorbij omdat het een gloednieuwe houten poort heeft terwijl ons verteld was dat de poort vervallen zou zijn. Als we honderd meter na de poort stoppen en navragen, wordt toch naar de nieuwe houten poort gewezen. Het blijkt de toegang door een bananenbosje naar uiteindelijk een restaurant bij een waterval en er staan inderdaad tentjes. Wederom een bloedmooie plek! We mogen er onze tent opzetten en terwijl Roelie dat doet, fietst Harry weer omhoog voor een paar laatste boodschappen. We verdelen de taken want er hangt letterlijk een dreigende donkere wolk boven het paradijs en als de tent net staat en Harry net terugkeert, breekt de hemel open. Terwijl een tropische bui ons tentje teistert zitten wij vrijwel droog onder het afdak van het restaurant. Het duurt lang voordat het onweer ophoudt. De door Harry gekochte gegrilde worstjes eindigen niet in ons eigen kookpannetje met noodles maar tussen een boterhammetje.
‘s Nachts regent het niet meer, maar als we wakker worden is alles nog steeds kleddernat en zit de tent onder de modderspatten. Van het fietsen over het onverharde karrenspoor verwachten we niet veel goeds. Een onverhard pad op tropische bodem wordt snel ‘impassable when wet’, weten we uit ervaring. Terugfietsen naar Luang Prabang en dan de hoofdweg nemen in de richting van Vang Vieng voelt ook niet goed. Er is een ander optie die wel erg aantrekkelijk lijkt: nog een dagje blijven! Er is maar één reden om het niet te doen en dat is dat we een beetje weinig geld bij ons hebben. Harry werpt zich op als mega held door de 29 km heen en terug naar Luang Prabang te fietsen naar een ATM. Na 2 beklimmingen en na 6 pinautomaten te hebben aangedaan voordat er ene geld geeft, is hij doorweekt van het zweet op tijd terug voor de lunch. ‘Zo even lekker gesport’, zegt hij, voordat we in het frisse water van de poel bij de waterval springen. Het feit dat er af en toe ook een waterslang gebruik maakt van dit heerlijke koele water, weerhoudt ons niet om de blauwgroene poel met enige regelmaat op te zoeken. De Keo waterval lijkt een nog goed bewaard geheim te zijn. ‘s Avonds vertelt de eigenaar, een voormalig meubelmaker uit Hong Kong, dat hij en zijn Laotiaanse vrouw pas drie maanden geleden zijn begonnen met deze plek en plannen hebben om bungalows bij te bouwen.
De volgende dag zijn we zo goed als klaar voor vertrek als we besluiten nóg een dag te blijven. Alleen de tent staat nog overeind om te drogen terwijl de mist langzaam door de zon wordt verdreven. De luchtmatrasjes, slaapzakken, kussentjes zitten allemaal ingepakt op de fiets maar vandaag voelt het te vroeg om de oase te verlaten. Als sportieve tegenhanger om de hele middag lui te genieten doen we eerst een paar boodschappen in dat verre Luang Prabang, op 29 kilometer van hier met de nodige hoogtemetertjes. Deze keer gaan we saampjes.
Met pijn in ons hart nemen we na de derde nacht afscheid van de eigenaren, Lee en zijn vrouw, en verlaten de oase. Reizen is begroeten en steeds weer afscheid nemen; soms hebben we wat meer moeite met afscheid nemen omdat het op dat moment niet wordt ‘opgeheven’ door het fijne vooruitzicht om weer een nieuwe plek te begroeten. Zo’n 2,5 dag nadat Roelie ‘m wilde gaan fietsen, draaien we links het zandpad op naar het zuiden langs de Mekong.
Het zandpad hebben we de dagen ervoor al zien liggen, als we de asfaltweg van Luang Prabang naar de watervallen vervolgden. Nadat we deze dirt road zijn op gefietst, valt het op dat zo’n beetje iedereen naar je zwaait, roept (sabaidee!!), naar je lacht, omkijkt, of op zijn minst aanstaart. Bijzonder om te ervaren dat je als westerling, zodra je de geasfalteerde toeristenweg verlaat, je ‘status’ verandert van ‘alledaagse verschijning’ naar ‘bijzondere bezienswaardigheid’; en dat dus al binnen een afstand van 100 meter. We zijn weer reizigers!
De weg is gelukkig bijna compleet opgedroogd na de regen van twee dagen geleden en prima te fietsen, tenminste als je een MTB zonder bagage hebt. Na een paar relatief gemakkelijke kilometers wordt de weg flink uitdagender dan we hadden gedacht en dat levert in eerste instantie twee paar zure gezichten op. Oké, dit is anders dan verwacht, we genieten niet... even pauzeren, even accepteren, even praten en dan met een aangepaste verwachting verder ploeteren over het steil op en neer gaande karrenspoor.
Na ruim 50 kilometer verlaten we de oever van de Mekong die we overigens maar sporadisch zien. De ogen zijn op het karrenspoor gericht om de kuilen en stenen te ontwijken en de Mekong is bovendien vaak niet te zien vanaf de kronkelende weg. Aan het eind van de weg fietsen we door een gigantische bananenplantage. Zover het oog kan zien en zover als agrarisch mogelijk staan de bananenbomen tegen de heuvels op gepland. Tussen de verdiepingen in een tros bananen worden witte blaadje piepschuim gedrukt en om de tros binden ze grote blauw plastic zakken. Kilometers lang rijden we door de plantage. Na de bananen komt fris groen opgroeiende rijst en dan eindelijk keren we terug op asfalt in een wat serieuzer dorp dan we de afgelopen 50 kilometer hebben gezien. Hoe blij kun je worden van asfalt? Nou heeeeeel blij!
Door deze motivation boost besluiten we nog 19 kilometer verder te fietsen met nog aardig wat hoogte metertjes er in. Niet zo ver maar wel erg zwaar: de eerste 400 hoogtemeters knallen met maar liefst 14% omhoog en latere hoogtemeters met 10% en inmiddels is het heet: meer dan 35 graden en met het beetje wind in de rug is het bloedheet en gaat het tergend langzaam althans vooral Roelie die last heeft van de hitte en bij het klimmen misschien meer souplesse heeft maar minder spierkracht en dat is nodig op deze hellingen. Tegen 6 uur komen we bij een guesthouse aan zoals die staat aangegeven om maps.me. Het bestaat, het is geopend en heeft een kamer voor twee stinkende, natte, bestofte, vermoeide Nederlandse fietsers die zich hedenochtend uit het paradijs hebben losgerukt.
De volgende dag staat er alweer een zware etappe op het programma. Het doel is het stadje Kasi, 67 kilometer verderop. Niet ver, maar er moeten onderweg twee ‘heuveltjes’ worden bedwongen. We starten al heel vroeg met de eerste beklimming die ons van 480 naar 1.700 meter hoogte brengt. Ruim 1.200 meter omhoog binnen 10 km voorspelt weinig goeds. Inderdaad het stijgingspercentage blijft de hele klim tussen de 10 en 12% schommelen. Nu hebben wij geen moeite als tijdens een klim de stijging boven de 10 of zelfs 12% uitkomt, maar de hele klim... het is zwaar! Langs de kant van de weg waarschuwen borden ons over scherpe bochten en wordt gevraagd om snelheid terug te nemen. Harry kijkt op zijn fietscomputer en ziet staan dat we met 3,5 km per uur naar boven kruipen. Snelheid terugnemen is geen optie, dan vallen we om. We houden de moed erin en met onze gedachten aan het doel van vandaag zingen we bergopwaarts regelmatig een eigen versie van de hit van Nederlands trots Jody Bernal: Kasi!! Kano!! Lala-lala-lalaaala…!!
Na deze klim mogen we 200 meter afdalen, een winderige hoogvlakte oversteken, om vervolgens naar de tweede top te klimmen op 1.920 m hoogte en dan kan een heerlijke afdaling van 12 kilometer beginnen. Ontsteld draaien we de eerste haarspeldbocht in. De weg is namelijk weg. Door een aardverschuiving is een heel stuk berg weg waar opnieuw een pad door is getrokken dat is bestaat uit een decimeter dikke rood stofzand laag. Niet fijn om steil in af te dalen en er staat een bord bij met ‘very dangerous road next 7 km’ waardoor we vrezen dat de hele afdaling onverhard is maar dat valt gelukkig mee. Al snel keert asfalt terug en mogen we in onze handen knijpen met de rem er in, want het gaat ononderbroken door met zo’n 12% naar beneden. Genieten is het niet, we krijgen kramp in de vingers en de remmen loslaten is geen goed idee, want overal (en vooral na elke bocht) duiken er verraderlijke pot holes op. We stoppen zelfs een keer om de remmen te laten afkoelen.
Kasi, het dorp waar we gaan overnachten, lijkt een Chinese ‘vestibule’ te zijn. De reclameteksten zijn in Chinees, de restaurants zijn Chinees, veel mensen zijn Chinees. Misschien dat de bouw van de hogesnelheidslijn er mee te maken heeft; we zien -wederom- voor het dorp de grootschalige bouwactiviteiten gericht op de aanleg van deze spoorlijn van de Chinese grens naar hoofdstad Vientiane.
Met betrekking tot de rit vanuit Kasi naar Vang Vieng zijn onze verwachtingen hoog. Dit zou het mooiste deel moeten zijn en dat blijkt ook zo te zijn. We doorkruisen iets van het spectaculaire karst-gebergte en fietsen daarna naast een riviertje langs dit bijzondere rotslandschap: de hellingen schieten loodrecht de grond uit en laten zowel glooiende als grillige toppen zien.
Vang Vieng is een toeristische trekpleister en was tot enige jaren terug een backpackersbestemming om liggend in een band de rivier af te zakken en onderweg cafeetjes aan te doen en te drinken. Na verschillende ongelukken is wettelijk geregeld dat drinken tijdens het ‘tuben’ niet meer toegestaan is. De populariteit van Vang Vieng schijnt daarna afgenomen te zijn. We zien in het centrum aaneengeschakeld restaurants, guesthouses en reisbureautjes, maar op straat is het stil. Dat heeft niets te maken met de afgenomen populariteit. Het is zinderend heet en zelfs ‘witneuzen’ begrijpen dat dit niet het juiste moment is om door straatjes te struinen. Om af te koelen zoeken we een stek met een zwembad en niet de camping die volgens de foto’s geen schaduw heeft. We checken in bij Jasmine hotel, net twee maanden open (zo slecht gaat het dus niet met Vang Vieng), midden in het centrum van het dorp en duiken het zwembad in.
‘s Avonds vindt Roelie op internet een Laotiaanse fietstocht die door een Vietnamees reisbureau wordt aangeboden en die een deel van de route die voor ons ligt per boot doet. Er ligt een gigantisch stuwmeer tussen Vang Vieng en hoofdstad Vientiane. Naast dat het prettig vertoeven is op een bootje schijnt het meer ook echt wel erg mooi te zijn en de moeite waard om te bezoeken. Veel meer informatie is er niet te vinden. Er zijn geen veerdiensten, er zijn wel boottourtjes te boeken vanuit Vang Vieng naar het meer, vaak met een lunch met verse vis uit het meer. De hoteleigenaar adviseert ons om ter plekke wat rond te vragen en zo geschiedt.
We hebben meteen beet. Een restaurant eigenaar aan het meer wijst ons een bootje aan dat onder het restaurant ligt afgemeerd en geeft een prijs op: 150.000 kip. Mooi, deal! Op aanwijzingen van de man brengen we onze fietsen langs de modderige, glibberige helling naar beneden naar het bootje. Hij gebaart ons om al alles aan boord te brengen. We leggen met veel moeite de tassen voorin het vervaarlijk wiebelende bootje. Het is zo klein dus de fietsen leggen we er wat dwars overheen. Roelie heeft er een matig goed gevoel bij. De boot is wankel en als we iets niet willen is dat onze trouwe metgezellen op de bodem van een Laotiaans stuwmeer terecht komen. De restauranteigenaar helpt het lot een handje. Als alles klaar ligt voor vertrek en de schipper met de buitenboordmotor (twijfelend) aan komt lopen gooit hij het mannetje ook nog even de calculator toe. In plaatst van de eerder 150.000 kip moet het jongetje nu 500.000 kippen (ca €50) intoetsen van de manager. Wat een ontzettende lulhannes. Als hij dacht dat we toch niet meer zouden terugkrabbelen, dan heeft hij het mooi mis. We trekken de boot leeg en zadelen onze fietsen weer op. Harry wil hem in het Nederlands en Engels de wind van voren geven, maar de beste man is nergens meer te bekennen.
We stappen over op plan B en dat houdt in dat we niet zelf proberen met de lokale bevolking te ‘praten’ maar informeren bij de resorts langs het meer. De prijzen die zij noemen liggen nog eens hoger dan de €50. We geven het op en na een al best late lunch in het dorp (en na toch nog een ‘allerletste’ keer informeren en de tot dan allerduurste prijsopgave te krijgen) zetten we, best ietwat teleurgesteld en gefrustreerd, koers naar Vientiane over de hoofdweg nummer 13.
Laten we aan deze weg een paar woorden vuil maken: wij en onze Pilots zijn immers ook flink vuil geworden op de 13. De weg is op dit moment (2019) voornamelijk een bouwweg voor de eerder genoemde hogesnelheidslijn. Vrachtwagens met beton, stenen, puin, grond, noem maar op, rijden op en af over de vaak onverharde, opengebroken hoofdweg naar de hoofdstad(!?); je ogen worden verblind, je neus raakt vol en de rest van je lijf wordt voorzien van een stoflaag: achter sproeiwagens spettert modder (en leuk om ons fietsers niet droog te laten passeren!). Nat wordt je ook van het smerige koelwater dat van de remschijven van de vrachtwagens afspat. Blauw-zwarte diesel -is het wel diesel?- dampen, met name uitgebraakt door de kleinere lokale busjes en vrachtwagentjes, prikkelen je slijmvliezen. Je probeert je adem in te houden, maar dat hou je tijdens een beklimming natuurlijk niet lang vol. De omgeving is mooi geweest, maar het traject van de Chinese hogesnelheidslijn loopt nagenoeg parallel aan deze weg. Ten behoeve van het mega-project is de omgeving ontsiert door afgravingen, puinstortingen en tijdelijke lelijke woongebouwen, bouwbedrijven en betonfabrieken. Niets lijkt te worden gespaard in een poging om de in onze ogen onmogelijke deadline van oplevering in 2021 te halen (even een paar projectmanagement details: start aanleg november 2018, afstand spoorlijn: 415 km, 170 bruggen en 72 tunnels - kortom: gigantisch veel bouwen in giga kort tijdsbestek). Het aangetaste landschap voelt deprimerend aan, maar zoals gezegd, we zitten niet in onze beste moment van ons avontuur. We kijken elkaar aan en nomineren (of beter vervloeken) deze weg nr. 13 tot de meest vreselijke weg van Laos (van dit moment). Maar gelukkig, de laatste 10 km naar dorp Phone Hong lijkt de weg wat beter, vlakker en verder van de nieuwe spoorweg.
De laatste 70 kilometer naar Vientiane doen we de volgende dag in de ochtenduren. Het bouwverkeer lijkt minder, de weg wat beter, maar het is een vlakke, saaie en drukke weg en we zijn blij als we voor het middaguur een hotel in hartje Vientiane binnenwandelen met een leuk zwembadje en een mooie ruime kamer. We zijn onder andere hier om een toeristenvisum voor Thailand aan te vragen en een verlenging van het visum voor Laos. De verwachting is dat we daar wel een paar dagen mee zoet zijn.
Het toeristenvisum voor Thailand zou een makkie zijn geweest, ware het niet dat je sinds 1 februari eerst digitaal een afspraak te maken. Het Thaise consulaat in Viengtiane die de visumaanvragen behandelt, werd dagelijks overspoeld met toeristen die vanuit Thailand even in een of twee dagen een nieuw visum voor Thailand aanvragen. Dagelijks zou het om 500 aanvragen gaan. Geen wonder dat ze dat wat meer wilden reguleren. Maar ja, zoals altijd gaat het invoeren van een nieuw systeem met de nodige kinderziekten gepaard.
De eerste stap, het aanmaken van een account, lukte eerder al niet en het later inloggen lukte daarna niet en vervolgens bleek de afsprakenmodule niet goed te werken en inmiddels zitten we dus al in Vientiane en nog steeds zonder afspraak. Onze beoogde afspraakdag van 8 maart is een feestdag is in Thailand en het consulaat dan is gesloten en aangezien 8 maart een vrijdag is, zou maandag 11 maart de eerste optie zijn. Googelen leert ons dat er een stuwmeer van aanvragers is ontstaan door handelaartjes die afspraken hebben geboekt en te koop aanbieden, en dat als we nu via de officiële weg een afspraak zouden kunnen maken dat dan op z’n vroegst op 20 maart kan. Aha, dus van de makkelijke Vientiane procedure is op dit moment niet veel meer over. Wij gaan geen afspraak kopen bij een handelaartje en we gaan niet wachten tot 20 maart. We kunnen eventueel in Phnom Penh (Cambodja) een nieuwe poging wagen, of kunnen wederom met een 'exemption' Thailand in komen en die verlengen. Komt goed!
Op 8 maart fietsen we vroeg naar de Immigration Office om ons visum voor Laos te verlengen. Het loopt op 19 maart af. Ons oorspronkelijke plan was om voor die datum Vietnam in te fietsen maar zuid Laos heeft nog te veel moois te bieden en in Vietnam zijn we al eens een keer geweest. Het schijnt eenvoudig te zijn om het visum voor Laos te verlengen, maar het loket is dicht. De mannen die achter het loket er tegenover zitten, vertellen ons dat 8 maart ‘Womens day’ is en dat de medewerkers van loket ‘visa extention’ dames zijn en daarom vandaag vrij zijn. Harry vraagt de mannen of er ook een ‘Mens day’ is en of zij dan vrij zijn. De mannen antwoorden uiterst charmant dat het iedere andere dag van het jaar ‘Mens day’ is. We zullen dus toch nog even in Vientiane moeten blijven om te wachten tot het maandag is en de dames van de ‘visa extention’ weer gewoon moeten werken. Het geeft ons de tijd om de fietsen te ontstoffen, te zwemmen, de blog te schrijven, te zwemmen, een Franse baguette te eten, te zwemmen, de night market bezoeken, te zwemmen, een Belgisch biertje te drinken in het Belgische cafe, te zwemmen, een middag lang lekker ouwhoeren met toffe mensen uit Kopenhagen en Singapore, te zwemmen, een Turkse kebab eten en tja nog wat te zwemmen. Pfff, zwaar zo'n wereldreis ;-)