Langzaamaan bereiken we de bergen van de Andes aan de westkant van dit immens grote (82 x Nederland) land. Deze blog gaat over onze route tussen La Rioja en Cafayate. In de zeven etappes, die we daarvoor nodig hebben, doen we maar liefst vier provincies aan: La Rioja zelf natuurlijk, Catamarca, Tucuman en Salta. Dat is best bijzonder, want de provincies hier zijn vaak een stuk groter dan heel Nederland. Ergens halverwege haken we aan op de fameuze Ruta 40. Vier jaar geleden, op 15 maart, de laatste dag voordat we door COVID-19 werden gestopt, fietsten we ook op de Ruta 40 en we kijken uit naar ons weerzien. En eindelijk gaan we de Andes in en daar hebben we ons sinds Buenos Aires op verheugd, waarbij de hitte dit verlangen alleen maar heeft versterkt. Die hitte hopen we nu enigszins te ontlopen door als het ware direct na La Rioja (stad) de bergen in te vluchten. Of we daarin zullen slagen zal de komende week blijken.
En wat is het heet in La Rioja! De weersverwachtingen laten zien dat we de komende dagen temperaturen van 38 tot 40 graden mogen verwachten. Er geldt inmiddels een code rood voor grote delen van Argentinië en helaas zien we dat ook de hoger gelegen delen gebukt gaan onder de hittegolf. Wij mogen echter niet klagen, want we hebben via AirBnB een heerlijk driekamer appartement met vier airco's en een geweldige gastheer, Lucas. Hij is advocaat, reist graag en oefent graag zijn Engels, en dat is heel fijn voor ons. Hij helpt ons graag met het aankopen van nieuwe banden. We zijn het lekrijden wel een beetje zat en weten uit ervaring dat het anders kan. Lucas komt met zijn laptop naar ons toe om op Mercado Libre, de Amazon/Bol.com van Argentinië, nieuwe banden te bestellen. Er zijn maar een paar banden waarvan algemeen erkend wordt dat ze (nagenoeg) lekvrij zijn en dat zijn de zware "Marathon's" van Schwalbe. Die zijn hier moeilijk verkrijgbaar en ze zijn twee tot drie keer zo duur als in Nederland. Maar we hakken de knoop door en hopen dat de investering zal lonen.
Hier geldt zeker nog niet "vandaag besteld, morgen in huis", en het wachten zal nog minimaal vier dagen, boven de al geboekte vier dagen, duren. Om ons nog wat meer te helpen biedt Lucas ons ongevraagd aan om gratis in zijn appartement blijven voor de extra dagen die nodig zijn om de banden binnen te krijgen. Wat een aardige en gastvrije vent, we worden er bijna verlegen van.
Iedere ochtend lopen we de stad in op zoek naar wasbenzine oftewel bencina blanca als backup voor ons kookstel, en naar zonnemouwtjes en een pet tegen de hoge UV. Die zoekacties zijn tevergeefs maar wat wel lukt, is een potje met montagevet. Iedere dag rond het middaguur sluiten we ons dan weer op tussen de airco's.
Na acht dagen in de hittegolf in Rioja is het moment aangebroken om de Andes in te fietsen: de "unplattbaren" zijn gearriveerd en liggen op de velgen. Hogerop wordt het vast koeler en met onze nieuwe bandjes is het gedoe met het vele lekrijden hopelijk verleden tijd. Wel aardig om te vertellen is dat we bandenfabrikant Schwalbe om advies hadden gevraagd en omdat ze het zo vervelend vinden voor ons, ze een set van vier banden hebben opgestuurd naar de ouders van Roelie. Super aardig van ze!
Om ons volstrekt onduidelijke redenen zijn we allebei nogal verkouden. Roelie heeft het ergste achter de rug. Harry ligt een dag of vier achter en is net begonnen te hoesten en te proesten en heeft een slechte nacht achter de rug. Niet de beste start voor een herstart maar we hebben er wel weer erg veel zin in om verder te trekken. Al in La Rioja gaat de weg direct omhoog langs een riviertje en die stroomt door een smalle kloof, waardoor we gelukkig best veel schaduw hebben.
Om 11 uur fietsen we, inmiddels een meter of 700 hoger dan La Rioja, het dorpje Villa Sanagasta in en vinden we het wel goed genoeg voor vandaag. Er ligt nog een gehucht, El Huaco, iets van 20 kilometer en een flinke klim verderop, dat een of meer campings zou moeten hebben. Maar het is alweer heet, ook hier op ruim 1200 meter hoogte. Bovendien is het niet zeker of we in El Huaco iets van boodschappen kunnen doen, water kunnen halen of iets kunnen eten en we hebben onvoldoende bij ons. We kijken eerst bij de camping in Villa Sanagasta ondanks dat we het eigenlijk nog te warm vinden. Dat ziet er vanaf de weg best leuk uit, maar bij nadere inspectie valt het nogal tegen: er is ook geen zwembadje om af te koelen, te veel beschutting tegen het verkoelende briesje en de badkamers zien er flink ranzig uit. We kijken wel even verder en besluiten tijdens een vroege lunch met een tosti en limonade dat de cabañas waar we eerder in het dorp langsfietsten er wel oké uitzagen en fietsen terug. We moeten nog even wachten totdat de schoonmaakster klaar is, maar kunnen dan de houten hut met zinken dak in. Er hangt een airco in de slaapkamer en die doet echt wel z'n best maar de temperatuur blijft er hoog. In de middag begint het te bewolken en zelfs een beetje te druppen. Het koelt daardoor niet echt af, maar de druppen zelf zijn wel echt heel erg lekker.
Harry pompt de nieuwe bandjes nog iets harder op nu we veel asfalt gaan rijden. Op de achtergrond onze cabaña.
Aan het eind van de middag vinden we in de kiosk en de groentezaak ingrediënten om zelf een pasta te kunnen koken. Dat blijft toch onze voorkeur hebben. Groente is nou niet echt het hoofdbestanddeel van Argentijnse keuken, sterker nog, meestal is er in een gerecht geen groenten te bekennen en als er een salade is, dan is de verhouding tussen de gezonde en ongezonde onderdelen vaak erg scheef, in het nadeel van gezond dus. Eigen pasta met heel veel groenten dus en lekker vroeg eten, in plaats van tot negen uur wachten en dan nog steeds zielig en alleen in het restaurant zitten omdat dat voor hier nog steeds veel te vroeg is.
De volgende ochtend staan we om iets van half zes op. Na Villa Sanagasta liggen er verschillende dorpjes met enige voorzieningen om te kunnen stoppen. We willen het liefst het stadje Aimogasta halen, maar dat ligt eigenlijk iets te ver weg, dus gaan we extra vroeg op pad in de hoop het te halen. Tijdens de eerste, pittige klim komt de zon al over de bergrug heen.
Een appel momentje in het bushokje van het gehucht El Huaco waar we borden zien staan die erop duiden dat er wel zo'n tien 'campings' zouden zijn. Het blijft onduidelijk of er iets van water of proviand te krijgen is. Het lijkt erg uitgestorven.
De tweede klim van de dag ligt gelukkig nog in de schaduw.
Na 43 kilometer komen we in het dorp Pinchas bij de beoogde echte rustplek, de benzinepomp. Het fenomeen fietscafé heeft hier in Argentinië helaas nog geen intrede gedaan. Gezien de potentiële klandizie, kunnen we dat wel begrijpen. Pauzeplekken zijn dus vangrails, bushokjes en benzinestations en die laatste zijn veruit meest populair bij ons, omdat er vaak een cafetaria is met airco en koude drankjes. In Pinchas is ook zo'n plekje en we kunnen de balans opmaken en een plan trekken voor de rest van de dag. Het is pas 10 uur. Gaan we Aimogasta halen? Nog meer dan 50 kilometer waarvan alles vlak tot licht omlaag. Dus volgens Roelie met twee vingers in de neus in iets meer dan twee uur te doen. We springen weer op de fiets en dan blijkt de wind inmiddels flink te zijn aangetrokken en die werkt ons nogal tegen. Alleen in de laatste 20 kilometer draait de wind iets meer naar de zij en de laatste 10 kilometer gaan echt merkbaar naar beneden. Niet om 12 uur, maar om half twee komen we aan in Aimogaste, wat weer wat lager ligt en waar het dus ook weer warmer is. We sturen naar het hotel dat duurder is dan we inmiddels gewend zijn van Argentinië, maar voor 50.000 ARS (omgerekend, met blue dollar koers, nog geen € 40) nog steeds eigenlijk heel goedkoop is.
De kamer heeft geen kookgelegenheid. Maar het restaurant van het hotel krijgt goede reviews en de kaart is uitgebreid en we zien zowaar gezondere keuzes op de menukaart. Salades, kip met wokgroenten en rijst. Het duurt even, want de keuken gaat pas om half negen open, maar het smaakt heerlijk en het is zoveel dat we het niet eens op krijgen. Tussen de wokgroenten (lekker!) van Harry zit een groente die qua smaak en textuur op de courgette lijkt maar er heel anders uitziet. Harry vraagt het de ober: het blijkt een zapallito te zijn. Die hebben we al een paar keer gezien en vanaf deze dag zit de zapallito standaard in onze pasta. Wat overigens ook leuk is van dit restaurant, is dat er naast ons al meerdere mensen in het restaurant zitten. Normaal zijn wij de enigen die zo "absurd vroeg" eten.
's Nachts wordt Harry wakker van de gezelligheid buiten. Er is een fiësta dichtbij met 'lekkere' harde live muziek. Het is 1 uur in de nacht, maar het feest begint blijkbaar nu pas. We kijken er niet van op; dit hoort bij Argentinië. Harry doet zijn oordoppen in en valt weer in slaap zodat we uitgerust om zeven uur aan het ontbijt zitten dat in de prijs is inbegrepen. Het ontbijt is voor Argentijnse begrippen vrij uitgebreid maar niet heel erg lekker. We nemen een slappe café con leche, toast met smaakloze kaas, een heel erg oude, droge en taaie medialuna (klein croissantje) en een schaaltje fruit uit blik op zoete dikke siroop. De fruitschaal met vergane bananen, appels en peren zal er wel ter decoratie staan, alhoewel, dat is toch geen porum?
Op 17 kilometer van Aimogaste is volgens Google Maps een tankstation en we bedenken dat we daar een prima second breakfast kunnen doen. We drukken flink op de pedalen en zien na 17 kilometer helemaal niets. Helaas blijkt het tankstation niet te bestaan. Tja, ook GoogleMaps is hier niet zo betrouwbaar. Het was achteraf gezien ook wel een vreemde plek in de middle of nowhere. Tot dusver lagen de benzinestations altijd in of aan de rand van een dorp of stadje.
We komen vandaag, het is zaterdag, opvallend veel fietsers tegen, bijna allemaal wielrenners. Al eerder is opgevallen dat automobilisten en motorrijders toeteren en duimen opsteken enzo, maar zo'n groep fietsers, die "amigos!!" roepen en zwaaien, is natuurlijk extra leuk. We bedenken ons dat je hier in dit lege gebied op asfalt geen rondje kunt fietsen en dat al die wielrenners een 'op-en-neertje' doen (en voor de hoeveelste keer?).
Na een maand fietsen zijn we er dan eindelijk: we zijn terug op de route die we in 2020 hebben verlaten: de Ruta 40, een populaire route van ruim 5.000 kilometer voor met name motoren, die helemaal van noord naar zuid en langs en door de Andes loopt. Het dorpje Chos Malal, waar we destijds acht weken in quarantaine hebben doorgebracht, ligt aan dezelfde weg, maar dan net even een stukje zuidelijker, zo'n 1.350 km. We hebben dus wel een stuk overgeslagen maar hebben ondertussen vanuit Buenas Aires ook (ruim) deze afstand gefietst. De borden met Ruta 40 zijn bijna standaard voorzien van vele stickers, bijna zonder uitzondering van motorrijders. Wij hebben onze oude stickers ook weer meegnomen en zullen weer gaan taggen waar we zijn geweest (wie ziet onze sticker hieronder?). Het promotieteam van Baden Württemberg moet blijkbaar nog komen om hun sticker met 'Nett hier, aber waren sie schonmal in Baden-Wurtemberg?' te plakken die we zo vaak in Europa hebben gezien. Ze moeten opschieten, want veel plek is er niet meer.
Tegen alle gevoel in slaan we niet af naar het noorden, maar naar het zuiden, oftewel in de richting van Chos Malal. De afstand naar het eerste dorp in het noorden is te groot en wildkamperen met deze temperaturen en langs de kaarsrechte Ruta 40 zonder beschutting, is voor ons geen optie. We fietsen daarom naar het dorp Salicas dat 10 kilometer de verkeerde kant opligt en die we morgen terug moeten fietsen. Salicas heeft een benzinepomp en we zijn nu wel echt dringend toe aan water en een koud drankje. Juist hier in Salicas vinden we het eerste benzinestation zonder 'fietscafé-deel', dus geen gekoelde ruimte met gekoelde drankjes om even uit te rusten. Gelukkig verkopen ze wel koude drankjes bij de pomp en zijn er rondom enkele kioskjes. We vinden een plekje op een muurtje in de schaduw van een boom en fietsen daarna de laatste paar meters naar een hostel annex camping aan de zuidkant van het dorp. Helaas blijken de kamers met airco al vergeven te zijn omdat er feest is in het dorp. We bellen of de verhuurder van cabañas eerder in het dorp misschien nog een hut heeft, maar ook hij heeft alles verhuurd. Er zit niets anders op dan toch in de hitte te kamperen. Maar we mogen de tent opzetten in een gebouw en dat scheelt een paar graden. En voor een euro meer mogen we gebruik maken van de gemeenschappelijke keuken én de koelkast. We trekken onze zwemkleren aan en stappen in de middag herhaaldelijk onder de ietwat shabby douche om af te koelen.
De nacht is evengoed loeiwarm. Als we 's ochtends om vijf uur opstaan is het nog steeds 28 graden. De kussens en de lakenzakken die we op de matjes hebben gelegd zijn doorweekt van het zweet. Terwijl we inpakken horen we in de verte de live muziek van het feest in het dorp. De dorpelingen zijn nog niet klaar met hun feest. Wij pakken de tent op en zetten de fietsen bij de keuken om te ontbijten. Als we een eerste slok koffie zippen, is de muziek gestopt en komen twee gasten van de airco-kamers thuis. Zo grappig. Zij gaan bij de keuken zitten om nog wat na te kletsen voordat ze gaan slapen en wij zitten te ontbijten, omdat de nacht er voor ons al opzit.
In het nog pikdonker springen we op de fiets. De zon komt rond zeven uur op en dan hebben we er al 20 kilometer opzitten. Nog 80 te gaan...
Pauzeplek 1: de vangrail
Pauzeplek 2: het bushokje (het enige in 100 kilometer)
"Immer gerade aus!"
Gisteren werden we een paar keer ingehaald door grote vrachtwagens gericht op motorsport, vandaag komen we in eerste instantie een aantal 4x4 rallywagens tegen waar ook weer de nodige enthousiaste begroetingen vanaf komen. Later zien we wat drukte aan de kant van de weg en als we dichterbij komen blijkt het de startplek voor een buggy race. En daar doen echt heel veel deelnemers aan mee, die allemaal nog vanuit het noorden naar de start moeten rijden en die ons zwaaiend en toeterend tegenmoet komen. We hebben eerder iets van de armoede gezien in Argentinië en nu zien we duidelijk een groep die wat beter bedeeld is met hun dure racemonsters, volgvrachtwagens, materiaalwagens, caravans, alles spic en span. Voor ons is het vooral erg gezellig en een zeer welkome afleiding van een wel heel erg lang recht stuk weg.
Aan het einde van de weg ligt in een bocht het dorpje Londres. Nee geen Londen, dus geen Big Ben, geen Eye, maar na zo'n langs stuk met niets, is zo'n dorp echt een oase en we nemen het er dan ook lekker van op de centrale plaza in de koelte onder een boom met koude drankjes van de kiosk met de muurschildering.
We hadden gedacht dat Londres een nietszeggend gehucht zou zijn, maar het is eigenlijk een best aardig dorpje met veel winkeltjes, die zelfs op deze zondag geopend zijn, en best wat mensen op straat. Het leeft, maar we hebben onze zinnen gezet op Belén, een groter stadje nog 15 kilometer verderop. Dat moet toch te doen zijn? De eerste kilometers dalen we af en onderin komen we bij de politieafzetting van een een ongeval terecht. Eén van die chique, extra lange motorsporttrucks is tegen een klein oud rood autootje gebotst. De motorklep van de truck is licht verbogen en het rode autootje is volledig geplet. Dat ziet er, op zijn zachts gezegd, niet goed uit voor de automobilist. Wij kunnen er omheen en doen dat ook snel.
In Belén zijn veel meer campings, hospedajes, hostels en hotels dan in Londres. We gaan naar hotel Norte dat op loopafstand van het centrum ligt en dat goede reviews heeft op Google Maps. Er is geen receptie maar wel een telefoonnummer om te bellen van een zekere Hector. Hector neemt op en geeft aan over vijf minuten aan te komen en waar we al vaker hebben meegemaakt dat vijf minuten ook best een half uur kan zijn, parkeert Hector inderdaad na vijf minuten zijn dikke pick-up voor het hotel. Hij laat ons kamers zien op de eerste verdieping, maar we zwichten voor het grote en iets duurdere appartement met keuken op de begane grond. Fietsen kunnen we binnen parkeren. Wat we dan nog niet zien is dat we het appartement delen met dode kakkerlakken in elke hoek. Maar ach een dode kakkerlak doet niet veel meer en levende soortgenoten laten zich gelukkig niet aan ons zien.
Vervolgens zijn we te lui om de stad door te struinen op zoek naar een supermarkt die op een zondag open is en we gaan naar de kiosk op de hoek waar je van buiten de gewenste boodschappen binnen aanwijst. Belén maakt op ons ook helemaal niet zo'n leuke indruk als het vorige dorpje Londres wel deed. We kiezen er daarom maar voor om het dorpje iets beter te leren kennen door 's avonds naar de plaza te wandelen en een hapje te gaan eten bij één van de restaurants. We delen een jigote, een lokale specialiteit; een soort van moussaka maar dan met aardappel, kaas en rundvlees of gehakt en zonder aubergine. Het lijkt ons perfect cyclist food én smaakt prima. Belén blijkt uiteindelijk toch best een leuk stadje. We zaten gewoon nog niet in het juiste deel toen we aankwamen. De noordkant blijkt bij vertrek ook nog veel mooier te zijn omdat in een kloof, tevens natuur reservaat, uitkomt.
In het natuurreservaat staan beelden van de dieren die in het wild leven langs de Ruta 40. Deze rakker (die zonder fiets) hebben we gisterochtend al gespot. Liebres, oftewel Patagonische hazen, staan op lange poten en Roelie zag ze even aan voor reetjes.
Na de leuke en betrekkelijk koele kloof volgt een lange gestage klim vol in de zon. In het westen zien we de eerste bergreuzen van meer dan 5000 meter en menen enkele gletsjers te ontwaren.
De eerste gletsjer in de verte
Ons doel vandaag is het 900 zielen tellende dorpje Hualfin. We slaan van de Ruta 40 af naar de toegangsweg naar het dorp. Daar is flink in geïnvesteerd: het is een keurig geasfalteerde vierbaansweg met sjieke middenberm met cactussen omzoomt door laanbomen en wijngaarden. Dat belooft wat, maar uiteindelijk blijkt Hualfin niets om het lijf te hebben. Vanavond gaan we weer lekker kamperen, want hier op 1.850 meter hoogte is de temperatuur een stuk aangenamer. Bovendien wordt voorspeld dat die in de loop van de nacht zal zakken naar een ongelooflijke 15 graden!
Voor het potje eten moeten we nog boodschappen doen. De plaatselijke (waarschijnlijk enige) kiosco, ziet er in werkelijkheid anders uit dan op streetview van Google. Is dit het wel? We hebben het niet bestaande tankstation van eergisteren nog vers in ons geheugen. Wat we hier zien is gewoon een dicht huis. We staan wat beteuterd te kijken als een dame achter het gordijn wat tegen ons zegt. We verstaan het niet, maar hebben allebei de indruk dat we goed zitten én dat het dametje heeft aangegeven het winkeltje voor ons te openen. Na vijf minuten wachten, twijfelen we aan deze interpretatie, maar uiteindelijk horen we een garagedeur van het slot gaan. Het winkeltje heeft alles wat we nodig hebben: een biertje, brood, kaas, een wortel en een ui. Van het dametje krijgen we nog een zak druiven geschonken. Wat lief.
De beoogde camping is letterlijk een hidden gem oftewel geweldig leuk en geweldig goed verstopt. Zonder navigatie zouden we er aan voorbij zijn gefietst. We staan voor een huis tussen de bomen en niets wijst er op dat we goed zitten. Maar er komt van de overkant een man aanlopen en dat blijkt Adrian te zijn: een zeer gastvrije, aardige señor tevens eigenaar van de camping. Hij neemt ons mee naar de verborgen camping en wijst ons de weg. Hij praat heel rustig en zowaar, we kunnen bijna alles verstaan. Belangrijker is dat de camping een te gekke kampkeuken heeft, waar we lekker kunnen hangen en koken. Terwijl we ons tentje opzetten, poetst Adrian nog even snel de baños. Even later krijgen we ook van hem nog een schal vol met heerlijke druiven. Adrian is hobby-wijnboer en hij vertelt ons dat dit seizoen een goede wijnoogst zal opleveren: veel regen en veel zonuren.
Voor de avond voorspelt één van onze weer-apps een drupje (0,1 mm) regen, terwijl de andere meldt dat de kans op regen hooguit 15% is. Nu hebben we al vaker gemeld dat we niet teveel moeten vertrouwen op de weersvoorspellingen, en hier in bergen zal die nog onbetrouwbaarder zijn. Enfin, rond zes uur gaat het hard regenen, onweren, hagelen en dat houdt tot ver na middernacht aan. Als we de volgende ochtend in het donker opstaan is ons tentje volledig bespat met natte modder en zand.
Tentje vóór het onweer: nog droog en schoon
We pakken het natte en bemodderde tentje in en springen bij het ochtendgloren op de fiets. Om weer aan te sluiten op de Ruta 40 moeten we eerst een onverharde weg volgen, die zich na al die nattigheid aan ons vastzuigt alsof hij wilt dat we in het dorp blijven. Het is duidelijk dat de noordelijke toegang naar Hualfin ietwat onderdoet voor zijn zuidelijke evenknie.
Na een tijdje bereiken we het asfalt van de 40 en wordt het zicht om ons heen wijdser. Ook vandaag hebben we een lange etappe voor de boeg; iets van 100 kilometer. Gelukkig kon Adrian ons gisteren vertellen dat de wind in ons voordeel zal zijn; dat zal helpen. Maar ja, ook Adrian weet het blijkbaar niet allemaal, want de wind zit ons vandaag vanaf het begin best dwars. We vertrekken weer in onze zomer outfit, dus met sandalen. Maar de tenen vinden dat in de eerste uren helemaal niet zo fijn. Het is best fris en de zon heeft de hele ochtend moeite om door de bewolking in het noorden te prikken. Bovendien klimmen we naar een hoogte van 2.320 meter. Zowel in het westen als in het oosten zijn de bergtoppen van meer dan 4.000 en 5.000 meter hoog bedekt onder een mooie laag nieuwe zomersneeuw: zo mooi!! Helaas is dit met onze telefoontjes maar moeilijk op een foto te vatten.
Besneeuwde toppen in het westen...
... en besneeuwde toppen, of beter een complete bergrug in het oosten
Na de pas op 2.320 meter hoogte volgt een flinke hoogvlakte dat maar iets van 70 meter lager ligt dan de pas achter ons. De weg daar doorheen is kaarsrecht en ongelooflijk vlak: we blijven vele tientallen kilometers op precies dezelfde hoogte zitten. Deze eentonigheid wordt gelukkig regelmatig onderbroken door de vele ezels die hier solitair, in paren en in groepen vrij rondlopen. En, niet onbelangrijk: de wind doet het even wat rustiger aan, zodat we meters kunnen maken. Op het einde van de hoogvlakte maakt de wind een einde aan zijn siësta en gaat hij ons de rest van de dag flink tegenwerken. Ondanks dat we de laatste 40 kilometer iets van 300 meter mogen afdalen, gaat onze gemiddelde snelheid hard onderuit.
Op iets van 80 kilometer komen we de enige echte pauzeplek tegen: iets met stoeltjes, tafeltjes, een koud drankje en een hapje. We weten al dankzij Google dat het een tourist trap is en dat de beste uitbater gebruik maakt van het feit dat hij de enige is in de wijde omtrek en dus min of meer kan vragen wat hij wil. Of de beste man nu relatief een afzetter is of niet, boeit ons totaal niet, want we zijn door onze watervoorraad heen én hebben een enorme behoefte aan een ijskoud, zoet drankje én hebben honger. Het enige wat ons bezighoudt is of hij wel open zal zijn, maar in de verte zien we al dat er twee dikke motoren voor de uitspanning staan geparkeerd. Als we arriveren horen we de motormannen Engels praten met een backpackend stel en kunnen uit hun tongval concluderen dat het stel Frans is en de motormannen Nederlands. Wat leuk! We gaan bij de mannen zitten en moeten onze conclusie ietwat bijstellen aangezien Jacek Poolse roots heeft, maar Marc is een echte Hollander. We kletsen een eind weg, wisselen ervaringen en mooie verhalen uit, waaronder het gedoe met geld (vinden) in Argentinië. Wij vinden het geinig hoe het reizen per fiets en motor van elkaar verschilt: de mannen zijn pas een maand onderweg en hebben al half Chili afgewerkt en zijn nu vanaf Ushuaia in het uiterste zuiden van Argentinië naar het noorden aan het crossen. Als we afscheid nemen, pakt Marc een witte stift en vraagt ieder van ons iets op zijn motor te schrijven. Grappig.
Dan is het nog een dikke 20 kilometer te gaan naar San José. Op dit stuk wordt de Ruta 40 tientallen keren doorkruist door een arroyo, een droge bedding, die ter plaatse van de weg door een soort betonnen bak wordt geleid. We zien dat de arroyo's zonder enige uitzondering allemaal pas geleden aardig wat water, zand en modder hebben meegevoerd en dat de betonnen bakken allemaal weer min of meer zijn schoon geshoveld. Roelie haat deze bakken, want het is elke keer af en op. Haar lach keert echter direct weer terug als we in de verte twee fietsers zien 'mit Gepäck', zoals wij dit altijd zeggen: ofwel met bepakking. Tot nu toe zijn we maar twee minimal bikepackers tegengekomen en dat is alweer een maand geleden. Het blijken twee jongens uit Brazilië te zijn, op weg naar Ushuaia en dan weer terug naar het noorden tot aan Mexico. Het traditioneel kletspraatje blijft ietwat beperkt vanwege de taalbarrière, maar de traditionele selfie ontbreekt natuurlijk niet.
In San José knijpen we na dik 100 kilometer onze remmen dicht bij een hospedaje municipal, vrij vertaald: een gemeentelijk pension. Het heeft zeer goede reviews op Google waarbij gastvrijheid, netheid en prijs-kwaliteit verhouding het meest worden genoemd. Voor 16.000 ARS, omgerekend (blue dollar) iets van €12, inclusief ontbijt, boeken we een inderdaad een spotless kamer mét airco en zonder TV. Het eten smaakt ook prima die avond, al was er weinig keuzevrijheid: iets tussen veel vlees, friet en geen groenten en veel vlees friet en geen groente.
De volgende dag zien we meer ernstige gevolgen van de regenbui van laatst: de sporen van de modderstromen op de weg en opgestuwde zand / modder langs de randen en in de arroyos. Vermoedelijk groepen van vrijwilligers zijn met kruiwagens in de weer om het zand uit de huizen aan het kruien. Het heeft hier dus echt flink gespookt.
Metershoge modder links en rechts langs de Ruta 40 ter plaatse van een arroyo
Nadat we de stad Santa Maria achterlaten kronkelt de weg langs de rand van de vallei. We cruisen met hoge snelheid en denken dat het een makkelijke etappe wordt vandaag. Maar die rot wind komt weer terug en we moeten toch weer flink op de pedalen staan terwijl het profiel van de etappe laat zien dat we lekker afdalen. Vooral de laatste 10 kilometer zijn pittig met nog wat irritant steile klimmetjes. We fietsen dan inmiddels tussen de uitgestrekte wijngaarden van het stadje Cafayate, dat bekend staat om de vele bodega's.
We stoppen aan de rand van het stadje bij de camping. Het zou weer kunnen gaan regenen en gelukkig vinden we een plekje onder een afdak. Het tentje past er niet geheel onder, maar soit. Onder het afdak hebben we een 'eigen' betonnen picknicktafel en naast het afdak hebben we een 'eigen' barbecue! We fietsen het stadje in om houtskool en hamburgers te kopen. Dat was in 2020 toch wel elke keer een feestmaal en daar kijken we al lang naar uit. Op de terugweg sprokkelt Harry wat droog hout en papier tussen het afval in de bermen. Eindelijk na een maand in Argentinië lukt het om weer een eigen gegrilde hamburger te maken en dat dan ook nog op een echt leuke camping. Zoals altijd druppelen de kampeerders pas wat later op de avond binnen. De camping is echter mega, dus niemand hoeft op elkaars lip te zitten. Op een paar kleine druppels na, blijft de regen dit keer uit.
Na dit feestje verhuizen we naar een spotgoedkoop appartementje met (het is toch niet te geloven?) Van Goghs 'Caféterras bij nacht' aan de muur. Vanuit deze uitvalsbasis gaan we nog twee dagen genieten van dit leuke toeristische stadje. En natuurlijk het een en ander regelen en doen: geld op te halen, routes plannen, fiets onderhoud en de gebruikelijke zoektocht naar wasbenzine als backup om mee te koken, petjes tegen de felle UV hier, een nieuwe leesbril nu er ene kapot is, enzovoort. Het vinden van wasbenzine in Argentinië hebben we, na hier nog een winkel of tien te hebben bezocht, opgegeven. We lezen toevallig in de whatsapp groep van Zuid-Amerika fietsers, dat bencina blanca in Chili overal en in Argentinië nergens te krijgen is.
Wat vooral weer gedoe met zich meebrengt is het geld ophalen bij Western Union. Harry is een week of twee geblokkeerd omdat er een omslachtige identiteitscontrole moest plaatsvinden en is eindelijk weer geaccepteerd. We rekenen uit hoelang we nog in Argentinië denken te zijn en komen op maximaal 20 dagen. De geldbehoefte zal echter minder zijn dan de afgelopen weken, omdat we naar verwachting vaker kunnen kamperen en soms moeten wildkamperen. Uiteindelijk hebben we een bedrag in gedachten en moeten dat in drie delen ophalen, aangezien grotere bedragen in één keer niet worden meegegeven. Er is maar één WU-kantoor hier en die gaat pas in de avond open. We moeten voor de drie sessies twee avonden uittrekken. Natuurlijk staat er elke avond de standaard lange rij met wachtende klanten. Er hangen op maar liefs vier plekken openingstijden op de muur, maar dat zegt niets: ze gaan open als ze zin hebben en in ons geval is gaat het kantoortje bijna op tijd open, maar ligt het internet er lange tijd uit. Op de tweede avond openen ze gewoon anderhalf uur later. Maar we doorstaan al het gewacht gelaten want het is voor ons de laatste optie om nog geld te halen in Argentinië. Uiteindelijk worden alle inspanningen beloond en trakteren we onszelf op de beste empanadas van Cafayate. We kunnen verder (en -afkloppen- de banden werken tot dusver goed mee)!